Categorie archief: Boumans Blog

Het regeerprogram moet beginnen met een plan voor meer technici

‘Jongens, word loodgieter, we zoeken nog mensen’, zegt de man in het internetfilmpje. Hij staat tot z’n middel in smerig water en schept smurrie uit een verstopte rioolput. ‘Het is hier heel leuk!’

Nee, deze bijdrage, gefilmd door schaterlachende collega’s, zal het aantal studenten installatietechniek niet omhoog brengen. Maar dat doen de veel serieuzere wervingsfilmpjes blijkbaar ook niet. Al jaren proberen overheden, scholen en bedrijven jongeren te verleiden te kiezen voor bètavakken en technische opleidingen. Het resultaat stelt telkens teleur. Zo ook in 2023.

Volgens nieuwe cijfers van Techniekpact is vorig jaar de instroom in technische opleidingen ongeveer gelijk gebleven. Techniekpact, dat streeft naar ‘voldoende slimme en vakbekwame technici voor de banen van nu en morgen’, spreekt van ‘stabielere cijfers als het gaat om de keuze van leerlingen en studenten voor bètatechniek.’ Daar klinkt nog iets van optimisme in door. Stabilisering is immers beter dan afname, ook al is het op een veel te laag niveau.

Het percentage nieuwe techniekstudenten in het middelbaar beroepsonderwijs lag aan het begin van het huidige schooljaar net boven 28%. Sinds 2019 was dat percentage elk jaar net zo hoog. Alleen in 2016 werd eenmalig de 29% aangetikt. In het hbo en het wetenschappelijk onderwijs is de situatie niet veel anders. Na een piek rond 2016 is het aandeel van nieuwe studenten bètatechniek op een laag niveau gestabiliseerd.

Van stabilisatie is geen sprake als we naar de absolute instroom kijken, en niet naar de relatieve instroom. Zo daalde het absolute aantal studenten dat voor een universitaire bètastudie koos in 2023 naar minder dan 28.800. Dat is lager dan in de drie voorgaande jaren. Dat de relatieve instroom stabiliseert, maar het absolute aantal daalt, komt door de demografische ontwikkeling. Er zijn minder jongeren, dus ook al kiezen er procentueel evenveel voor een bètaopleiding, het aantal studenten daalt. Dit is ook te zien op de hogescholen. Daar lag de instroom bij techniekstudies zelfs op het laagste peil in acht jaar tijd.

Er waren in 2023 wel net wat meer nieuwe mbo’ers die voor techniek kozen, dan een jaar eerder. Schrale troost, want sinds 2010 waren er maar twee jaren met een lagere instroom dan die van 2023.

Uiteindelijk zijn het de absolute en niet de relatieve cijfers die van belang zijn. We komen aantallen technici tekort, niet procenten. Minder jongeren betekent dus dat het percentage techniekstudenten sneller moet stijgen om de gewenste toename van het aantal technici te krijgen.

Dat die toename zo gewenst is, komt niet alleen door de vergrijzing. Veel ervaren technici, op alle niveaus, zwaaien af en moeten worden vervangen. Daarnaast vragen de energietransitie, woningbouw en de voortschrijdende robotisering en digitalisering om extra technici. De wens om de maakindustrie in Europa en in Nederland te versterken en minder afhankelijk te worden van China, levert ook nieuwe vraag naar technische vakkrachten op.

De nieuwe coalitie belooft prioriteit te gaan geven aan ‘beschikbaarheid van talent, versterking van de kenniseconomie, innovatie, en (digitale) infrastructuur’. De zorg wordt gedigitaliseerd, Nederland moet energie-onafhankelijk worden, het stroomnet wordt uitgebreid en recycling van grondstoffen aangemoedigd. We gaan 100.000 huizen bouwen en ook nog vier nieuwe kerncentrales. Ambitieuze plannen, maar wie gaan deze projecten uitvoeren?

Voor buitenlandse technici gaat de deur een stuk verder dicht. Op onderwijs wil de coalitie flink bezuinigen en buitenlandse studenten zijn minder welkom. Over hoe de gaten op de arbeidsmarkt worden opgevuld, uit welke hoge hoed de benodigde vakmensen komen en hoe we de Nederlandse jeugd nu eindelijk eens verleiden om voor een technische opleiding te kiezen, daarover zwijgt het hoofdlijnenakkoord.

De nieuwe ministers van Onderwijs, van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaan de komende weken ieder schrijven aan hun ‘regeerprogram’. Laat ze allereerst een weekend bij elkaar gaan zitten en gezamenlijk een lang hoofdstuk schrijven over het structurele tekort aan technici, wat daaraan is te doen en vooral hoeveel extra geld voor onderwijs daarbij hoort. Anders heeft het formuleren van al die andere ambitieuze plannen geen zin.

FD

Het andere Nederland

Vanuit dit universum reisde ik door het multiversum, voor een bezoekje aan Nederland in een parallelle werkelijkheid. Bijna alles was hetzelfde, behalve dat daar de nareis-op-nareis-cijfers wél op tijd bekend waren, zodat de kabinetscrisis van 2023 met een sisser was afgelopen.

Het was een prettig Nederland. De asielinstroom was, net als in onze werkelijkheid, gedaald, waardoor de VVD succes kon claimen. Dankzij de spreidingswet had de parallelle staatsecretaris Van der Burg het opvangprobleem onder controle gekregen. Omvolkingstheoretici stonden met de mond vol tanden.

De boeren hadden het zo druk met verdelen van de miljarden uit het niet wegbezuinigde stikstoffonds, dat de trekkers van de snelweg bleven. Met de vierde ronde van het Groeifonds werden nieuwe, innovatieve sectoren gestart. Frans Timmermans was in Brussel gebleven en had voorkomen dat zijn Green Deal werd uitgekleed.

Ook in dát Nederland vertrok Rutte naar de Navo. Zijn opvolger, de bij de carnavalsvereniging weggeplukte Klaas Dijkhoff, gaf het kabinet nieuw elan en stabiliteit.

Toen werd ik terug gezapt naar onze realiteit. Ik wilde niet. Maar het moest.

FD

Opgepoetst reliek

Goud. Blinkend, glimmend goud. Ook voor een rationele econoom is de blik op duizenden goudbaren, keurig opgestapeld in stalen rekken, opwindend.

Ik sta in de nieuwe kluis van de Nederlandsche Bank. Het goud en de bankbiljetten liggen niet meer in Amsterdam, maar in een nieuw, neo-brutalistisch gebouw op een legerbasis bij Zeist. Ik mag mee met een zeldzame persrondleiding.

In de oude kluis was ik al eens. Toen viel het goud me tegen. Het lag slordig opgestapeld en was een beetje stoffig en vuil. Mijn gevoel toen: waarom hebben we dit overbodige reliek uit een vergane monetaire tijd nog?

Na de verhuizing zijn de baren blinkend opgepoetst. ‘Gewoon, met wat doeken’, vertelt de kluisbewaarder, die zelf mee poetste. Leuke klus.

Het goud glimt weer. Dus nu krijg ik wel zo’n Dagobert-Duckgevoel. Wordt de goudvoorraad daarmee economisch relevant? Zeker niet. Mijn blingbling-enthousiasme bewijst juist dat goud slechts betovering is. Waard wat een gek ervoor geeft en bedoeld om ons een vals gevoel van zekerheid te geven. Maar dat is een gedachte die, staande in de kluis en omringd door edelmetaal, niet bij me opkomt.

FD

Griekificatie

Hoe Frankrijk in de eerste ronde heeft gestemd weet ik bij het schrijven van dit stukje nog niet. Maar dat men bij de ECB nerveus de nagels stukbijt, kan ik wel voorspellen. Zowel een overwinning van radicaal-rechts als van radicaal-links zal een schrikreactie op de financiële markten veroorzaken.

De nieuwe Franse regering zou de kromgetrokken staatsfinanciën nog verder uit het lood kunnen gooien. ‘Griekificatie’ van Frankrijk dreigt. Wat moet de ECB doen als het slimme geld Frankrijk ontvlucht en de rente omhoog schiet? Er staan sinds de euro- en coronacrisis noodmiddelen klaar; opkoopprogramma’s met exotische namen als Outright Monetary Transactions en het Transaction Protection Instrument. Daarmee zou een vlucht uit Franse obligaties wellicht te stoppen zijn.

Maar feitelijk financiert de ECB dan het miljardenbal van radicaal-rechts of -links en schept zo een rampzalig precedent. Niets doen is ook geen optie als een eurocrisis dreigt. ‘Whatever it takes’ klinkt toch heel anders als het om het redden van een radicale, eurofobe regering gaat, die opzettelijk en openlijk de begrotingsregels overtreedt.

FD

Nederland deed het aardig, maar Rutte had er weinig invloed op

Dit is geen afrekening maar een terugblik. Geen ‘De economische puinhopen van dertien jaar Rutte’. Niet om de dinsdag aftredende premier te sparen, maar in een open economie als die van Nederland heeft de minister-president gewoon niet zo veel invloed op de conjunctuur.

De economische prestaties tijdens de vier kabinetten-Rutte werden niet door het Haagse beleid gedomineerd, maar door de huizenmarkt in de Verenigde Staten, begrotingsbeleid in Athene, een dierenmarkt in Wuhan en machtshonger in Moskou.

Bij zijn aantreden in oktober 2010 zat Nederland nog in de nasleep van de kredietcrisis. Het Occupy-tentenkamp vol boze burgers bezette een jaar later het Beursplein in Amsterdam. Het Centraal Planbureau (CPB) schreef: ‘De signalen staan op rood voor de mondiale economie.’


De kredietcrisis ging over in de eurocrisis, met nog meer financiële onrust, bezuinigingen en onorthodox monetair beleid. Daarop volgden een paar rustige jaren, tot in 2020 de pandemie uitbrak en de economie extreme klappen omlaag én omhoog kreeg. Rutte moest manoeuvreren door zowel het slechtste kwartaal ooit (de lente van 2020, met een kwartaalkrimp van de economie van 8,3%), als het beste (6,6% groei in de zomer van dat jaar). De coronavaccins zaten nog maar net in de arm, toen Rusland Oekraïne binnenviel en Nederland in een energiecrisis terechtkwam.

Uiteindelijk had Nederland in pakweg zes van de dertien Ruttejaren te maken met de een of andere crisis. De schade? Die valt mee. Het bruto binnenlands product (bbp) groeide sinds 2011 met bijna 20%. Dat cijfer is gecorrigeerd voor inflatie. Per jaar kwam er gemiddeld zo’n 1,5% bij. Daarmee is de groei ongeveer gelijk aan de structurele groei die Nederland zonder crises kon verwachten. Die structurele groei ligt lager dan vroeger doordat de krappe arbeidsmarkt een rem zet op de economie.

Meer werkgelegenheid
Aan het einde van Ruttes regeerperiode is slechts 3,6% van de beroepsbevolking werkloos. Een extreem laag percentage, zeker gezien de grote economische onrust van de laatste jaren. Er zijn nu 170.000 minder mensen werkloos dan in 2011. In die periode kwamen er ruim 1,3 miljoen banen bij. Dat laatste cijfer is de grote meevaller van de afgelopen dertien jaar: ondanks de vergrijzing perste Nederland er toch telkens weer meer werkgelegenheid uit. Dat is deels te danken aan arbeidsmigratie, vooral uit EU-landen.

De meevallende groei leverde vaak begrotingsmeevallers op. Mede daardoor daalde de staatsschuld (in procenten van het bbp) flink. We gingen van een euroregels overtredende 62% in 2011 naar een meer dan nette 44% in 2023. Daarbij hielp dat de collectieve uitgaven wat daalden terwijl de collectieve lasten stegen. Dat laatste kwam geheel door hogere belastinginkomsten, want de sociale premies stegen als percentage van het bbp niet.

Prijzen gingen wel omhoog. En fors ook. Vooral tijdens Rutte IV, toen de gasprijs even vertienvoudigde. Sinds 2011 steeg het consumentenprijspeil in totaal met 37%. Het leven werd onder Rutte ruim een derde duurder. Desondanks nam het beschikbaar inkomen van de gemiddelde burger (gecorrigeerd voor inflatie) met 18% toe. Loonstijgingen, hogere zzp-winsten en vooral meer mensen met betaald werk droegen bij aan reële welvaartstijging.

De koopkrachtplaatjes van het CPB geven een wat somberder beeld, met een koopkrachtstijging voor werkenden van 8% en uitkeringsgerechtigden van 7%. Maar deze cijfers houden geen rekening met de toegenomen werkgelegenheid. Als een werkloze werk vindt, zie je dat niet in het koopkrachtplaatje, maar wel in het beschikbaar inkomen.

Voor gepensioneerden is zo’n nuance niet te maken. Zij verloren in dertien jaar 4% aan koopkracht. Dat lag niet aan de kabinetten, die juist vaak met reparaties voor ouderen kwamen, maar aan de pensioenfondsen die te lang gokten op rentestijging en moesten korten.

Het aantal mensen in armoede daalde onder Rutte van 7,1% in 2011 naar 4,8% vorig jaar. Dat vinden velen nog te hoog, maar zo’n gunstige ontwikkeling — ondanks de vele crises — mag niet ongenoemd blijven. Net als de klimaatprestatie tijdens Rutte: Nederland stoot nu 16% minder broeikasgassen uit. Per euro bbp is die daling zelfs bijna het dubbele.

Ja, dat is allemaal maar zeer ten dele op het conto van Rutte te schrijven. Maar terugkijkend zien de economische prestaties van Nederland tijdens zijn jaren er een stuk beter uit dan op het moment zelf werd ervaren.

FD

Protestconsumptie

Wij moeten het doen dit jaar. U en ik en alle andere consumenten bepalen of de economie weer gaat groeien. Bijzonder, want normaal begint herstel bij de export. Nu moet het van de consumptie komen, denken CPB en DNB.

Dat kan ook prima. Stijgende lonen, lastenverlichting, extreem lage werkloosheid; alle ingrediënten voor een consumptiefeestje zijn aanwezig. Maar toch: het consumentenvertrouwen is laag en de koopbereidheid daalt.

Hebben we misschien alles al? Kan de planeet meer consumptie niet aan? Bent u stiekem aan het consuminderen geslagen? Maak dan van consumptie een proteststem!

Koop zonnepanelen, ook al wil de nieuwe coalitie salderen afschaffen. En een warmtepomp, ook als die niet meer verplicht is. Ga je te buiten in de boekwinkel, ondanks de hogere btw. En snuif veel (dure) cultuur op. De Keti Koti Conference speelt in Hengelo. Er is klimaattheater over de overstromingen in Limburg. Bezoek in Dordrecht de expositie over Indische migranten. En in Groningen die over Jacob Israël de Haan die een eeuw geleden al streefde naar vrede tussen Joden en Arabieren. Het is tijd om te stemmen met de portemonnee.

FD

Zelfstandigen zonder lobby

Voor de onzichtbare krachten die in Nederland het beleid bepalen, moet je niet bij de ambtenaren of de ‘linkse elite’ zijn. Onze deep state is de lobby van polder en bedrijfsleven. Soms is die invloed van vakbonden en ondernemingen even duidelijk waarneembaar. Zoals bij de coronasteun tijdens de pandemie.

In een nieuwe terugblik concludeert het Centraal Planbureau dat de steunmaatregelen aan werknemers en bedrijven op zich goed hebben gewerkt, maar dat ze te lang zijn volgehouden. Ook toen de economie weer was opgeveerd, bleven de miljarden aan NOW en TVL gul stromen en werden de voorwaarden zelfs nog verruimd. Het CPB stelt droogjes dat ‘de maatvoering van het steunbeleid in de loop van de crisis te ruim werd’.

Anders gezegd: de lobby werkte te goed. Subsidies afpakken is lastig als de polder protesteert. Dat lukt alleen als de ontvangers slecht georganiseerd zijn en geen vuist kunnen maken. Zoals de zzp’ers: hun regeling (Tozo) werd juist wel strenger en werd veel eerder afgeschaft dan de NOW en TVL. Ze protesteerden wel, en stapten zelfs naar de rechter. Maar zonder sterke lobby had dat allemaal weinig zin.

FD

Niet helpen

Ontwikkelingssamenwerking wordt weer ontwikkelingshulp. Van alle naamswijzigingen die het aanstaande kabinet-Schoof wil doorvoeren, is deze toch wel de vreemdste.

Want waarom zou je iets ‘hulp’ noemen, vlak voordat je er hard op gaat bezuinigen? ‘We gaan niet meer helpen’ klinkt veel naargeestiger dan ‘we gaan niet meer samenwerken’. Of onderschat ik nu het cynisme van het nieuwe kabinet en vindt beoogd minister Reinette Klever – bekend van haar diepte-interviews met Zwarte Piet – het juist wel een lekker idee om hulp te schrappen?

Samenwerking suggereert dat beide partijen profiteren. Dus wij ook. Dat zou het Nederlanders-weer-op-éénkabinet toch moeten aanspreken. Als we samen met ‘zandbaklanden’ zonneparken en waterstoffabrieken bouwen, krijgen Nederlanders goedkope energie. De ‘tsunami van gelukzoekers’ rem je af door de economische omstandigheden in Afrikaanse landen te verbeteren. Investeer in de productiecapaciteit van ‘kopvodden’-landen en we kunnen blijven consumeren, ook als straks half Nederland stopt met werken en van het pensioen wil genieten.

Minder hulp, meer eigenbelang, hoe PVV wil je het hebben?

FD

Elektrische auto’s uit China worden kunstmatig duur. Droevig dat het nodig is

Om teleurstelling te voorkomen zeg ik het meteen maar: ik weet het niet. Wie een bevlogen tirade tegen de nieuwe importtarieven op in China geproduceerde elektrische auto’s verwacht, zal dus teleurgesteld worden. Ook lezers die hopen op een enthousiast applaus voor het tariefbesluit van de Europese Commissie, komen niet aan hun trekken. Of het nieuwe protectionisme goed of slecht uitpakt, zal in de praktijk moeten blijken.

Feit is in elk geval dat de opmars van ‘Made in China’ op de Europese markt voor elektrische voertuigen (EV’s) indrukwekkend is. Het betreft niet alleen Chinese automerken, maar ook Europese en andere niet-Chinese merken die hun EV’s in China laten bouwen. In 2023 kwam meer dan de helft van de van buiten de EU geïmporteerde elektrische personenauto’s uit een Chinese fabriek, zo laten cijfers van Eurostat zien. Zuid-Koreaanse autofabrikanten halen de 20% niet eens. Uit Japan komt slechts 3% van de niet-EU-import van EV’s. Omgekeerd is de Europese export van EV’s naar China slechts 6% van de uitvoer van de EU.

Terzijde: ik schrijf EV’s en niet ‘stekkerauto’? Vooral koppenmakers zijn dol op dat onzinnige woord, omdat ‘elektrische auto’ te lang is. Maar in de echte wereld zegt niemand ‘stekkerauto’ en een brandstofauto noemen we ook geen ‘vulpistoolauto’. De internationaal gebruikte afkorting voor ‘electric vehicle’ kunnen we in Nederland gewoon gebruiken: EV, elektrisch voertuig.

Terug naar de importtarieven op Chinese EV’s. Die kunnen oplopen tot 38,1%, maar zijn lager voor bedrijven die meewerkten aan het onderzoek van de Europese Commissie. Tesla krijgt voor in China geproduceerde EV’s mogelijk ook een lager tarief, want dat bedrijf zou weinig profiteren van Chinese subsidies.

Die subsidies zijn de reden voor de nieuwe importheffingen. Overigens kan de Commissie pas sinds 2022 iets doen tegen dergelijke staatssteun. Toen werd nieuwe regulering aangenomen waarin buitenlandse subsidies worden gezien als een bedreiging voor de interne markt van de EU. Het gaat hier dus niet om traditioneel optreden tegen prijsdumping door exporteurs. Winstmarges van Chinese EV-producenten op verkopen in de EU liggen veel hoger dan die op de eigen markt, dus van dumping is geen sprake. Maar sinds 2022 worden subsidies ook gezien als marktbederf, en kan de Commissie optreden.

Een cynicus zal opmerken dat ook Europese bedrijven grootschalig worden geholpen met Europees en nationaal geld, zeker in de auto-industrie. Buitenlandse subsidies zijn slecht, maar binnenlandse subsidies zijn goed. Dit is blijkbaar het nieuwe Europese industriebeleid.


De nieuwe tarieven zijn slecht nieuws voor Europese consumenten die op zoek zijn naar een betaalbare EV. En voor iedereen die op snelle uitfasering van de verbrandingsmotor hoopt, zoals de Europese Commissie zelf. De transitie zal het zonder extreem goedkope Chinese modellen moeten doen.

Ook belonen de importheffingen de luiheid en besluiteloosheid van onze Europese automerken. Die hebben de eerste slag op de EV-markt verloren, doordat ze halsstarrig bleven vasthouden aan mythes zoals schone diesel en biobrandstof. Concurrentie van goedkope en superieure Chinese EV’s zou de ultieme wake-upcall zijn geweest. Nu kan men nog even doordutten.

Slecht idee dus, die tarieven? Ik twijfel toch. Al voor de aankondiging maakten Chinese producenten zich klaar om productie naar Europa te verplaatsen. Chinese merken gaan produceren in onder andere Spanje, Polen en Hongarije. Zo ontwijken zij de invoerheffing en kunnen wij mooi leren hoe je een goedkope EV bouwt. Want dat is misschien wel het sterkste argument voor het nieuwe protectionisme: Europa loopt achter en moet de tijd krijgen om kennis op te doen en productieschaal te bereiken.

Economen noemen dit het ‘infant industry’-argument. Een industriële sector die het allemaal nog moet leren mag zich enige tijd afschermen van de tucht van de internationale markt om groter te groeien en uiteindelijk de concurrentie aan te kunnen. Het argument werd altijd gebruikt om protectionisme in opkomende economieën te rechtvaardigen. Dat de ooit zo fiere Europese auto-industrie de EV-boot dusdanig heeft gemist dat men nu ook zulke tarieven nodig heeft, is buitengewoon schaamtevol.

FD

Huisjesmelkers

Dat BBB Volkshuisvesting krijgt, wekt wellicht verbazing. Beoogd woonminister Mona Keijzer kan straks de beloofde 100.000 huizen niet bouwen, omdat haar collega op Landbouw (ook BBB) niks aan het stikstofprobleem wil doen. Dat wordt ruzie in de boerentent.

Maar misschien zijn de twee BBB-ministeries juist de perfecte combinatie. In het coalitieakkoord staat deze kromme zin: ‘Beperken regels die bouwen in het buitengebied, bijvoorbeeld op het eigen erf, onnodig belemmeren.’ Vertaling: het moet voor boeren en buitenlui makkelijker worden om op het eigen erf een piepklein woonwijkje te bouwen. Een paar koophuizen, een blokje huurwoningen, een veldje tiny houses. Goed voor de leefbaarheid van het platteland, zonder dat er grote publieke investeringen in wegen en riool voor nodig zijn.

Er zijn in de loop der jaren veel burgerinitiatieven geweest voor kleinschalig bouwen op het erf. Maar vaak lopen die vast in starre regels en vergunningen. Zonde, want behalve woningen levert het ook geld op voor de boer. Misschien wel genoeg om te stoppen. Dan zorgt woningbouw voor mínder stikstof en zijn alle BBB-ministers blij.

FD