Een nieuwe week, en een nieuw eendimensionaal getal. Vorige week was dat het armoedecijfer (iedereen boos, want één miljoen armen in Nederland!), deze week het bedrag aan fossiele subsidies (€37,5 mrd voor klimaatvervuilers!).
Net als vorige week heb ik een probleem met het getal. Niet omdat de berekening van Somo, het onderzoeksbureau dat het rapport voor Milieudefensie schreef, niet zou kloppen, maar omdat er zaken worden meegeteld die eigenlijk niet onder het kopje ‘fossiele subsidies’ vallen.
Somo gebruikt voor de bepaling van een ‘subsidie’ de definitie van het internationale Agreement on Subsidies and Countervailing Measures.* Een subsidie is dan iedere financiële bijdrage van de overheid, en iedere vorm van inkomen of prijssteun. Daaronder vallen ook belastingkortingen.
Dat laatste is terecht, want als iedereen belasting moet betalen behalve ik, is dat gewoon een subsidie aan mij. Daarom is hypotheekrenteaftrek een subsidie aan huiseigenaren en de vrijstelling van wegenbelasting een subsidie aan elektrische rijders.
Daarom is de accijnsvrijstelling voor diesel voor de binnenvaart een echte fossiele subsidie. Net als de btw-vrijstelling voor de luchtvaart en de vele andere belastingkortingen die een enkele sector of activiteit fiscaal bevoordelen. Er zijn voor veel van deze kortingen eigenlijk geen goede argumenten, behalve dan dat ze vaak zijn afgesproken in oude verdragen en dat lobbyisten aanpassing tot nu toe slim weten te voorkomen. De subsidies zijn niet alleen slecht voor het klimaat, maar ook voor de economie. Als de ene vervoerswijze korting krijgt en de andere niet, nemen afnemers geen correcte beslissingen. Dan pakken we te vaak het vliegtuig en te weinig de bus.
Deze evident ongewenste subsidies tellen bij lange na niet op tot de €37,5 mrd. Dat bedrag bestaat grotendeels uit andere belastingkortingen. Grootverbruikers van gas en elektra betalen lagere energiebelasting dan kleinverbruikers. Dat is bij Somo goed voor ruim €8 miljard fossiele subsidie. Men berekent daarbij wat grootverbruikers kwijt zouden zijn als ze het tarief voor kleinverbruikers moesten betalen. Dat is te kort door de bocht, want je kunt er niet zomaar vanuit gaan dat bij een enkel tarief de overheid het tarief van de kleinverbruiker voor iedereen zou rekenen. Bij de bepaling van zo’n tarief maakt de politiek een afweging van kosten en baten.
De baten zijn de belastingopbrengst en het effect op het energieverbruik, de kosten bestaan uit de ongewenste gedragseffecten. Die zijn voor kleinverbruikers gering, want huishoudens en kleine bedrijven zijn sitting ducks die wel moeten betalen en hun energierekening is relatief gering. Grootverbruikers kunnen besluiten naar een ander land te verhuizen of minder te investeren. Of ze verliezen hun concurrentiepositie waardoor bedrijven uit landen zonder energieheffing de markt overnemen. Over de mate waarin dit in de praktijk gebeurt is veel discussie, maar het kan op zich rationeel zijn, ook voor het klimaat, om een degressief tarief te rekenen. Legt men zichzelf toch een enkel tarief op, dan zal dat lager zijn dan het huidige kleinverbruikerstarief.
Dit probleem met de gekozen counter factual, de alternatieve optie, geldt zeker ook voor de manier waarop SOMO de gratis emissierechten van het Europese CO2-handelssysteem waardeert. Maar liefst €3 miljard zou Nederland zo uitdelen aan fossiele bedrijven. Maar voor die gratis rechten zijn goede redenen. Door de op korte termijn onvermijdbare emissies niet te beprijzen, kan de prijs aan de marge (voor de laatste ton CO2-uitstoot) veel hoger zijn, zonder dat de bedrijven collectief failliet gaan. De prikkel om CO2-uitstoot te reduceren is dan groter en het pakt voor het klimaat beter uit. Natuurlijk moet na verloop van tijd het aantal gratis rechten afnemen, zodat de prikkel blijft, maar dat is precies wat de EU al doet.
Iedere afwijking van het marginale tarief (de belasting voor de laatste eenheid energieverbruik of CO2-uitstoot) van het gemiddelde tarief, is blijkbaar een subsidie. Als het marginale tarief lager is dan het gemiddelde tarief, zoals bij de energiebelasting, is dat een subsidie. En als het marginale tarief hoger is dan het gemiddelde tarief (zoals bij het EU ETS) zorgt dat ook voor een subsidie. Daarbij staat men niet stil bij de vraag of er goede inhoudelijke redenen zijn voor dit verschil tussen marginaal en gemiddeld, of de effectiviteit van klimaatbeleid gebaat is bij het verschil. Bovendien gaat men er zonder bewijs vanuit dat als marginaal en gemiddeld tarief gelijk zijn, dat per definitie komt doordat het marginale omhoog gaat naar het gemiddelde tarief (bij energiebelasting) of juist doordat het gemiddelde tarief stijgt naar het marginale (bij EU ETS). Voor deze veronderstellingen worden geen argumenten geleverd.
Door onzinnige en verstandige ‘subsidies’ op een hoop te gooien, en ze allemaal ‘fossiel’ te noemen, bewijzen de onderzoekers het klimaat geen dienst. Snelle afschaffing ervan doet dat zeker ook niet. Maar ik vrees dat het eendimensionale getal de klimaatdiscussie toch zal bepalen. Het kabinet komt op Prinsjesdag met een eigen berekening, en minister Jetten zei al dat het Somo-bedrag hem ‘bekend voorkwam’. Ik houd m’n hart vast.
FD (met toevoegingen)
*Dit ACSM is niet bedacht om fossiele subsidies te berekenen, maar dient om binnen de WTO-handelsafspraken te bepalen wat een oneerlijke subsidie is die als protectionisme van de eigen industrie en economie kan gelden. Overigens worden niet al die subsidies volgens de WTO-afspraken automatisch als verkeerd en kwalijk gezien. Zie ook hier