We moeten veel optimistischer zijn over de snelheid van de energietransitie

Als het gaat om nauwkeurige voorspellingen is het niet aan economen om anderen de maat te nemen. Het complexe systeem dat elke moderne economie is, laat zich nu eenmaal slecht voorspellen. Een kleine oorzaak kan grote gevolgen hebben, en andersom. Tel daarbij op de technologische en financiële schokken, het wispelturig gedrag van mensen en de instabiliteit van economische verbanden, en het is nog knap dat af en toe een prognose wél ongeveer uitkomt.

Misschien is het daarom opbeurend te zien dat ze in andere takken van sport er ook vaak naast zitten. Neem de energie-experts van het International Energy Agency (IEA). Die publiceren jaarlijks de World Energy Outlook (WEO) met daarin hun prognose over de snelheid waarmee duurzame energie opkomt. Die laat zich buitengewoon moeilijk voorspellen, doordat het een inschatting vergt van prijzen en kosten, van technologische ontwikkelingen en van overheidsbeleid. Dan zit je er snel naast met je voorspelling. Maar opvallend is dat het IEA zich telkens in positieve zin laat verrassen: de opmars van duurzame energie gaat veel sneller dan verwacht.

Het meest springt dat in het oog bij de ramingen voor zonne-energie. Het Britse Carbonbrief.org, dat nieuws over klimaat en energie verzamelt, maakte begin deze week een overzicht van voorspellingen van het IEA over de toename van de wereldwijde capaciteit aan zonnepanelen en zette die af tegen de werkelijke ontwikkeling.*

In 2009 verwachtte het IEA dat de jaarlijks toegevoegde capaciteit zou stijgen van 5 gigawatt (GW) naar 12 GW in 2021. In de jaren daarna werd deze voorspelling voorzichtig naar boven bijgesteld. In de WEO van 2016 ging men uit van een jaarlijkse groei met zo’n 50 GW. Een exponentiële toename werd nooit verwacht.

In werkelijkheid vond die wel plaats. De groei van de capaciteit schoot omhoog en ging vrijwel elk jaar weer sneller dan het voorafgaande jaar. In 2016 kwam er maar liefst 75 GW bij. In 2018 was dat 95 GW. En vorig jaar steeg de capaciteit met 135 GW.

Het IEA liet zich steeds weer verrassen. In de nieuwe update, die afgelopen week verscheen, gaat men uit van een 25% hogere capaciteitsgroei van duurzame energie dan een half jaar geleden nog werd verwacht. Vergeleken met de raming van mei 2020 is er zelfs sprake van een 40% hogere groeiverwachting. In het rapport spreekt uit zo ongeveer elke alinea de verbazing over deze snelle toename. Alinea’s beginnen consequent met woorden als ‘ondanks de pandemie’, ‘ook al werden in China subsidies afgebouwd’ en ‘in weerwil van de lage elektriciteitsvraag’. De verbazing druipt ervan af.

Het gaat mij er niet om dat de experts van het IEA er structureel naast zitten; voorspellen is nu eenmaal moeilijk. Maar de consequente onderschatting moet wél gevolgen hebben voor de manier waarop we naar de transitie-opgave kijken. Afscheid nemen van fossiele energiebronnen wordt vaak voorgesteld als een bijkans onmogelijke opdracht die enorm veel geld zal kosten en het huishoudboekje van burgers overhoop gaat gooien. In de praktijk blijkt de transitie vaak sneller en goedkoper te verlopen.

Dat geldt voor zonne-energie, waarvan de kostprijs deze eeuw meer dan 90% daalde. En voor wind op zee, waarvoor de klaargezette subsidies nauwelijks nodig bleken. We zien het ook bij de CO₂-prijs in het Europese handelssysteem: de €50 die momenteel wordt betaald voor het recht om een ton broeikasgas uit te stoten, werd eigenlijk pas tegen het eind van dit decennium verwacht.

Opslag van CO₂ in oude gasvelden gaat de belastingbetaler €2 mrd kosten, zo viel afgelopen week te lezen. Maar betrokkenen denken dat uiteindelijk zal blijken dat het een stuk goedkoper kan.

Het zijn natuurlijk fijne meevallers, maar bij voorbaat schermen met grote bedragen, hoge kosten en schijnbaar onhaalbare doelen zorgt er wel voor dat de energietransitie als een enorm zware opgave wordt gezien. De lol gaat eraf en maakt plaats voor fatalisme. Zo jagen we de burger het gele hesje in. Daarom graag meer aandacht voor de meevallers, de kostendalingen en de versnellingen, want daarvan zijn er genoeg.

FD

*De IEA zelf vindt dit geen voorspellingen, maar scenario’s op basis van ongewijzigd beleid