Alle berichten van Mathijs

Flexwerkers, zzp’ers of een vaste baan voor iedereen? Deze verkiezingen gaan de arbeidsmarkt voor jaren bepalen

Rutte II was een hervormingskabinet. De AOW-leeftijd ging omhoog en wordt voortaan gekoppeld aan de levensverwachting (zodat de vergrijzing onze economie en rijksbegroting niet meer kan laten ontsporen). Het taboe op de hypotheekrenteaftrek werd eindelijk opgeheven. Dankzij hervormingen in de zorg werd de trend van onhoudbaar snel stijgende zorgkosten doorbroken. En het Energieakkoord zorgt er hopelijk voor dat Nederland de Duurzame-energie-top-3 van minst presterende Europese landen binnenkort gaat verlaten.

Het zijn stuk voor stuk dappere hervormingen. Zowel VVD als PvdA verdient op z’n minst een ruime voldoende voor ijver.

Bij één hervorming ging echter alles mis. Dit kabinet liet de hervorming van de arbeidsmarkt met donderend geraas uit de handen vallen. De Wet werk en zekerheid (WWZ) van Lodewijk Asscher zou flexwerkers een vaste baan bezorgen en werkgevers minder bang moeten maken voor het aannemen van personeel. Het tegendeel gebeurde: de nieuwe ketenbepaling in de WWZ dwong werkgevers flexwerkers na twee contracten al op straat te zetten, terwijl de nieuwe transitievergoeding die de ontslagvergoeding verving, in de praktijk eerder als minimaal dan als maximaal bedrag fungeert.

Vervangbaar
Namens het VVD-smaldeel kwam Eric Wiebes met zijn Wet deregulering arbeidsrelaties (DBA). Het was — in zijn woorden — een ‘no regret‘-maatregel die schijnzelfstandigheid zou bestrijden zonder echte zzp’ers het werken onmogelijk te maken. Alweer: het tegendeel gebeurde. Schijnzelfstandigen ontspringen de dans omdat ze eenvoudig kunnen aantonen ‘vervangbaar’ te zijn. Echte zzp’ers krijgen geen of minder opdrachten omdat opdrachtgevers vrezen in een ‘gezagsverhouding’ met ze te staan.

De hervorming van de arbeidsmarkt is dus mislukt. Maar nieuwe verkiezingen, nieuwe kansen. Wat schrijven de partijen in hun programma’s over de verhouding tussen vast en flex? Wat willen ze met de zzp’er? Om met dat laatste te beginnen: twee weken geleden beschreef ik op deze plek al de plannen van D66 en PvdA om een nieuwe werknemersaftrek in te voeren. Deze wordt min of meer gelijk aan de bestaande zelfstandigenaftrek, zodat het (vermeende) relatieve voordeel van zzp’ers verdwijnt. Ik zie dit als een behendige truc om iets aan het belastingvoordeel van zzp’ers te doen, zonder de discussie over de zelfstandigenaftrek openlijk te voeren.

Schermafbeelding 2017-02-11 om 13.05.31

 

VAR
De partijen aan de linkerkant hebben echter nog meer voor de zzp’er in petto: een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV). GroenLinks, PvdA en SP stellen dat alle drie voor. De laatste partij wil zzp’ers zelfs binnen de collectieve WIA (de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) brengen. Het CDA wil ook een verplichte AOV voor zzp’ers en vindt daarnaast pensioensparen belangrijk: de zelfstandigenaftrek is er alleen voor zzp’ers die pensioen opbouwen. D66 wil de collectieve verzekeringen voor de zzp’er toegankelijk maken, maar alleen voor wie dat wil. Verder wil D66 de wet DBA van Wiebes terugdraaien: er moet voor zzp’ers weer een soort VAR komen, een verklaring waarmee ze hun opdrachtgevers kunnen vrijwaren van naheffingen. Dat wil de VVD misschien ook, maar het programma is veel vager: de Belastingdienst moet duidelijker zijn over (schijn)zelfstandigheid, schrijft de VVD.

Transitievergoeding
Bij het vraagstuk vast-flex is er ook een duidelijk links-rechtsonderscheid. GroenLinks, SP en PvdA willen allemaal dat werkgevers meer WW-premie betalen voor flexwerkers. Die zijn vaker werkloos, dus moet er meer voor hen worden bijgedragen, vindt links. Bovendien moeten flexwerkers direct recht op transitievergoeding opbouwen, volgens de SP na een maand, volgens GroenLinks en PvdA zelfs al vanaf de eerste werkdag.

D66 heeft de ingrijpendste hervorming in het programma staan: iedereen krijgt een vaste baan, maar die wordt een stuk minder vast. Het is ambitieus, maar heeft ook een aantrekkelijke eenvoud: de vaak onredelijke ongelijkheid tussen vast en flex wordt in theorie opgeheven.

Het CDA wil langere tijdelijke contracten toestaan. Een vijf- of zevenjarig arbeidscontract moet mogelijk worden. De VVD wil de ketenbepaling uit Asschers WWZ terugdraaien, zodat weer meer tijdelijke contracten achtereen mogelijk zijn.

En de Partij voor de Vrijheid? Op het enkele A4’tje waarmee deze straks misschien wel grootste partij van het land de verkiezingen ingaat, was geen plaats voor zelfs het beknoptste plan voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Helemaal niets.

(FD)

Dit is derde deel uit serie van drie over de verkiezingsprogramma’s. Eerder:

Iemand anders probleem

In ingewikkelde tijden als deze moeten we teruggrijpen op onze klassiekers. Wat zegt Machiavelli over Trump? Wat staat er in A Letter Concerning Toleration van John Locke over religieuze tolerantie? Wat schrijft Spinoza over een politicus als Wilders, Montesquieu over Le Pen en wat zou Hannah Arendt vinden van de opkomst in Duitsland van een partij als Alternative für Deutschland?

Ik heb hun boeken op m’n nachtkastje gelegd en ga ze vast lezen. Maar welk boek moet ik pakken om Donald Trumps hoofdeconoom te begrijpen? Peter Navarro is hoofd van de National Trade Council. De professor heeft zelf ook een aantal boeken geschreven. Maar titels als Death by China (2011) en The Coming China Wars (2006) nodigen niet echt uit tot diepe studie. De achterflap is voldoende om te snappen hoe Navarro denkt: China heeft een handelsoverschot met de Verenigde Staten, en is daarom een bedreiging voor de Amerikaanse hegemonie.

De titel van Navarro’s volgende wordt vast: How Germany is killing us. Want dinsdag haalde de econoom hard uit naar Duitsland. Tegen de Financial Times vertelde hij dat de euro een ‘impliciete Deutsche Mark’ is, waarvan de waarde grof ondergewaardeerd is, zodat Duitsland een oneerlijk handelsvoordeel heeft. Duitsland speelt vals, vindt Navarro, want het houdt de euro kunstmatig goedkoop.

Welk boek moet ik pakken om deze tirade te begrijpen? Geen economieboek, want daarin zal ik geen verklaring vinden. De eurokoers is de afgelopen twee jaar gedaald. Maar eerder was het juist de VS die via het opkoopbeleid van de Fed de dollar kunstmatig goedkoop hield. Nu koopt de ECB obligaties op en is de euro weer wat goedkoper. Maar de Duitsers hebben zich juist met hand en tand verzet tegen dit ECB-beleid. Hen de gedaalde eurokoers in de schoenen schuiven is absurd.

Navarro is een echte Trump-man: het is nooit de schuld van de VS, altijd van het buitenland. Het Amerikaanse tekort op de handelsbalans wordt veroorzaakt door valsspelende Chinezen en Duitsers. In werkelijkheid is het tekort het logisch gevolg van Amerikaanse overconsumptie. Wat je wel koopt, maar niet zelf maakt, moet je (per saldo) importeren. Minder lenen, minder uitgeven, alleen daarmee gaat het tekort omlaag. Alle economen weten dat, behalve Trumps hoofdeconoom.

Welk boek daar bij past? Dat moet een sciencefiction boek zijn. Bijvoorbeeld het briljante Hitchhiker’s Guide to the Galaxy van Douglas Adams, met daarin het buitengewoon krachtige ‘Somebody Else’s Problem field’. Gooi dit krachtveld ergens overheen, en het wordt onzichtbaar. Want wie let er nou op iemands anders probleem? Zeer bruikbaar als straks na jaren Trumponomics de staatsschuld van de VS is geëxplodeerd en het bijbehorende handelstekort ook. Iemands anders probleem, want Trump noch Navarro kunnen er niets aan doen.

FD

Naschrift

Oud-minister Bert de Vries stuurde n.a.v. deze column een bericht naar het FD:

Het aplomb waarmee Mathijs Bouman in zijn column van 1 februari beweert dat er geen economieboek te vinden is dat de opvatting van Trumps economisch adviseur bevestigt, dat de concurrentie­positie van Duitsland door de koers van de euro grof wordt ondergewaardeerd, doet niet onder voor de populistische wijze waarop deze boodschap door Trump en de zijnen wordt verkondigd.

In zijn veel geprezen boek The Shifts and the Shocks; What we’ve learned – and still have to learn – from the Financial Crisis legt de alom gerespecteerde commentator van de Financial Times, Martin Wolf, het namelijk keurig uit. De koers van de euro wordt bepaald door de gemiddelde concurrentiekracht van de eurozone. Dat betekent dat de bovengemiddelde concurrentiekracht van Duitsland en Nederland er fors door onderschat wordt en die van de zuidelijke lidstaten erdoor wordt overschat.

Het onmiskenbare bewijs daarvan vormen de langdurige grote betalingsbalansoverschotten van Duitsland en Nederland. Dat is wellicht een ongemakkelijke waarheid. Maar het helpt niet erg om de boodschapper daarvan te betichten van pure domheid. Zelfs niet als er goede redenen zijn om die boodschapper te verdenken van weinig begrip voor de problemen, die door deze situatie worden veroorzaakt.

Bert de Vries, oud-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ik kreeg ook andere reacties met deze strekking. Duitsland heeft een overschot op de handelsbalans, dus de euro is voor Duitsland te goedkoop. Maar dat is niet wat Navarro Duitsland verwijt. Hij vindt dat de Duitsers valsspelen, dat ze de euro manipuleren om zo hun export te bevorderen. Dat kan Duitsland natuurijk helemaal niet, want het monetaire beleid is uitbesteed aan de ECB, waar Duitsland een minderheidsstem heeft. (En zoals ik in mijn column schreef: juist de Duitse ECB-ers hebben zich verzet tegen het lage rente- en opkoopbeleid van de ECB, als de euro al goedkoop is t.o.v. de dollar (een bewering waar je trouwens ook best vraagtekens bij kunt zetten) dan komt dat niet door Duits beleid.

De ‘manipulatie’ waar Duitsland zich schuldig aan maakt, bestaat dus slechts uit deelname aan de monetaire unie. Maar dat manipulatie noemen is waanzin.

Blijft staan dat Duitsland een overschot op de handelsbalans heeft. Hogere lonen, meer binnenlandse bestedingen, dat zijn de mechanisme waarmee dit kan worden verminderd. Je kunt dus best vinden dat het Duitse loonmechanisme stroef werkt, of de Duitse keuze om nu veel te sparen voor de vergrijzing en met een overschot op de begroting iets te doen aan de staatsschuld van zo’n 70% van het bbp (ruim boven het EMU-plafond). Maar de verwijten van valsspelen van Navarro zijn nergens op gebaseerd.

Gemiste kans: verkiezingsprogramma’s spreken zich niet duidelijk uit over de pensioenhervorming

Wat gaan we doen met ons pensioen? Een simpele vraag, met een buitengewoon gecompliceerd antwoord. Een grote pensioenhervorming is nodig, nu Nederland van de opbouwfase, waar er vooral veel werkende premiebetalers zijn, gaat naar de uitkeringsfase, met veel meer mensen die een pensioen ontvangen. De structureel lage rente, de lagere economische groei en de veranderingen op de arbeidsmarkt hebben de weeffouten in ons stelsel genadeloos blootgelegd. Hoogste tijd voor een ingrijpende hervorming.

Werkgevers en werknemers zien die noodzaak ook. In de Sociaal Economische Raad (SER) hebben zij daarom hervormingsvarianten besproken en geanalyseerd. Er lijkt inmiddels zelfs sprake van iets dat op het begin van consensus lijkt. Het pensioen moet persoonlijker, zodat iedere premiebetaler kan zien wat hij gespaard heeft, tegelijkertijd moeten we de illusie van een gegarandeerde pensioenuitkering opgeven en perverse en onzichtbare overdrachten van pensioenvermogen, van jong naar oud en van arm naar rijk moeten in het nieuwe stelsel zo mogelijk worden voorkomen.

Varianten
De duivel zit in de details: hoe groot wordt de buffer, hoe persoonlijk de potten, hoe verplicht de deelname?

Het SER-overleg heeft geleid tot een aantal verrassend duidelijke varianten, waar de politiek uit kan kiezen. Ze dragen fantasievolle namen als Variant IA, Variant III en Variant IV-C. De laatste variant, met als ondertitel ‘persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling’, lijkt de meest kansrijke hervormingskandidaat. Iedere premiebetaler spaart in die variant voor zijn eigen pensioenpot binnen een collectief pensioenfonds (zodat beleggingsrisico’s gedeeld kunnen worden), aangevuld met een speciaal bufferfonds waarmee pech-en gelukgeneraties (beurs zit soms jarenlang mee, en soms jarenlang tegen) elkaar compenseren.

De politieke partijen moeten zich in hun verkiezingsprogramma’s dan uitspreken voor of tegen de voorliggende SER-varianten, en hun mening geven over vraagstukken als: wat doen we met de doorsneepremie, willen we intergenerationele risicodeling en hoe groot moet de collectieve buffer zijn.

De praktijk
Tot zover de theorie. In de praktijk geven de verkiezingsprogramma’s zulke heldere antwoorden niet. Ik kan het weten, want ik heb ze gelezen. Over het pensioenstelsel, een onderwerp dat tijdens de formatie in detail zal worden besproken, doen de partijen vooral brede en vage uitspraken. Er moet maatwerk komen (GroenLinks) en keuzevrijheid (VVD, D66) en de dekkingseisen moeten minder streng (PvdA). Maar een duidelijke, puntsgewijze uitleg over hoe het toekomstige pensioenstelsel eruit moet zien, vond ik nergens.

Schermafbeelding 2017-02-03 om 20.29.40

Wat er aan echte voorstellen te vinden is, heb ik samengevat in de tabel hierboven. PVV, 50Plus en SP kiezen ervoor om in la-la-land te blijven wonen: iedereen mag weer stoppen met 65-jaar Pensioencrisis? Hoezo? PVV en 50Plus beloven ook nog weer te gaan indexeren, zonder duidelijke dekking hiervoor. De partij van Henk Krol wil daarnaast een rekenrente van 4%, zodat het allemaal op papier betaalbaar is. Geen wonder dat Wilders en Krol hun plannen niet door laten rekenen door het CPB.

De SP wil ook een hogere rekenrente, al zeggen ze in het programma niet hoe hoog . De PvdA wil de AOW-leeftijd omlaag voor wie dat wil. In principe op eigen kosten, maar compensatie voor wie de uitkering  dan tot onder het sociaal minimum verwatert.

D66 is voor een flexibele AOW maar dan altijd op eigen kosten, terwijl de VVD de flexibiliteit alleen naar boven wil: wie wil blijven werken na 67 jaar moet dat kunnen doen.

VVD, CDA en D66 willen dat mensen hun pensioenkapitaal ook voor andere zaken kunnen inzetten, zoals aflossing van hypotheekschuld. Volgens het CDA zou dat ook voor zorgkosten moeten kunnen. De linkse partijen willen nivelleren via het pensioen. Hogere inkomens zouden minder belastingaftrek voor pensioenpremies moeten krijgen (GroenLinks, SP). De PvdA wil de zogenoemde ‘franchise’ verlagen, waardoor lage inkomens meer pensioenrechten opbouwen.

Het zijn leuke voorstellen en interessante denkrichtingen. Maar wie wil weten hoe de partijen echt denken over de grondige hervorming van ons pensioen, heeft er weinig aan.

Lagere winstbelasting of juist een nieuwe miljonairstaks? U mag het zeggen in maart.

Of ik zin had in de verkiezingen, vroeg iemand mij. Ik vond het een moeilijk te antwoorden vraag. Ja ik ben blij dat we op 15 maart naar de stembus kunnen om het feest der democratie te vieren. Maar op de campagne in de weken ervoor verheug ik me eerlijk gezegd minder. Gaan de lijsttrekkers het hebben over de onderwerpen die tijdens de formatie van belang zullen zijn, zodat wij een weloverwogen keuze kunnen maken? Of blijft de verkiezingsstrijd weer steken in vliegen afvangen, bijdehante soundbites bedenken en shockerende, aandachttrekkende uitspraken doen?

Dat laatste zou zonde zijn. Nederland staat aan de vooravond van drie belangrijke economische hervormingen: er moet een nieuw belastingstelsel komen, het pensioenstelsel moet op de schop en de arbeidsmarkt moet nodig worden gemoderniseerd. Al die veranderingen kunnen linksom of rechtsom, doortastend of halfzacht.

De grote zeven
In een poging die inhoudelijke discussie een opkontje te geven, zal ik drie zaterdagen achtereen telkens een van deze drie onderwerpen bespreken. Ik heb alle (concept)programma’s gelezen en zal proberen samen te vatten wat de belangrijke overeenkomsten en verschillen tussen de partijen zijn.

Deze week: de belastingplannen van de zeven partijen die het hoogst in de laatste peiling staan. Nieuwkomer 50Plus valt daarbij net buiten de boot, maar die partij heeft ook nauwelijks belastingvoorstellen. Henk Krol wil lagere schenk-, erf- en overdrachtsbelasting en lagere btw op gezonde producten. Maar dat is het wel zo’n beetje.

In de tabel hiernaast staat wat PVV, VVD, CDA, D66, GroenLinks, SP en PvdA voor werknemers, bedrijven en vermogen in petto hebben.

Inkomstenbelasting
De PVV heeft tot nu toe slechts een verkiezingsprogramma van een A4’tje groot geproduceerd. Behalve halvering van de motorrijtuigenbelasting staat daar als belastingplan op: verlaging van de inkomstenbelasting ter waarde van €2 mrd. De beweging van Geert Wilders staat met dat voorstel zeker niet alleen. Ook de VVD wil de inkomstenbelasting verlagen, maar stelt ook vermindering van de toeslagen voor. D66 wil alleen de inkomstenbelasting voor lage inkomens verminderen, net als GroenLinks en de SP. Maar die laatste twee partijen stellen ook een flinke verhoging voor hoge inkomens voor. De SP wil zelfs een vijfde belastingschijf van 65% voor inkomens boven de anderhalve ton. D66 en PvdA stellen een nieuwe ‘werknemersaftrek’ of ‘werknemerskorting’ voor, vergelijkbaar met de zelfstandigenaftrek, om het verschil tussen zzp’er en werknemer te verkleinen.

Schermafbeelding 2017-02-03 om 20.19.37

Het CDA gaat het verst in de aanpassing van de inkomstenbelasting: zodra de belastingdienst dat technisch aankan, wil men een ‘sociale vlaktaks’ invoeren. Uit oudere CDA-stukken blijkt dat het gaat om een een vast belastingtarief (mogelijk van 36,5%) voor iedereen, met daarbovenop voor de hoge inkomens nog een ‘solidariteitsheffing’ van 10%.

Werkgevers
Bedrijven krijgen alleen van de VVD een algemene belastingverlaging. De vennootschapsbelasting moet omlaag, vinden de liberalen. Volgens de SP moet deze winstbelasting juist omhoog. CDA, D66 en GroenLinks willen de werkgeverslasten verlagen, zodat er meer banengroei komt, vooral voor lage inkomens. GroenLinks wil ook nog de belastingaftrek voor rente op bedrijfsschuld verminderen (of afschaffen?) en krijgt daarvoor bijval van de PvdA.

Schermafbeelding 2017-02-03 om 20.20.31

Opvallende overeenstemming is er over de fiscale behandeling van vermogen. Althans: van links tot rechts wil men overgaan op een systeem waarbij belasting wordt geheven over de daadwerkelijke opbrengst, en niet meer over het fictieve vermogen. Maar over het niveau van deze nieuwe vermogenswinstbelasting lopen de meningen sterk uiteen: bij de VVD gaan de tarieven omlaag, bij het CDA ook, maar alleen voor spaargeld. De PvdA wil een hogere heffing voor vermogens boven €1 mln. GroenLinks wil dergelijke progressiviteit ook en noemt het handig een ‘Piketty-belasting’, naar de populaire, Franse gelijkheidsgoeroe.

Schermafbeelding 2017-02-03 om 20.21.09

De SP wil behalve een vermogenswinstbelasting ook nog een ouderwetse vermogensbelasting invoeren. Vermogens boven de €1 mln mogen voortaan jaarlijks 1% aftikken. Heb je meer dan €2 mln, dan is dat zelfs het dubbele. ‘Miljonairsbelasting’, noemt de partij van Emile Roemer dat weinig subtiel.

Verschillen te over, toch? Er valt inhoudelijk echt iets te kiezen dit jaar.

Oog om oog met Trump

Handelsakkoorden gaan rücksichtslos overboord. Door het TPP-akkoord met Aziatische landen zet president Donald Trump een streep. Het NAFTA-akkoord met Canada en Mexico uit 1992 wil hij heronderhandelen en bij gebrek aan resultaat dreigt hij het verdrag te verscheuren. En TTIP, het handels- en investeringsakkoord met de Europese Unie, is in een diepe la beland, om er nooit meer uit te komen. Wie hoopt dat Trump zich als president minder protectionistisch zal tonen dan hij als kandidaat deed, houdt zichzelf voor de gek. Dit is de president vanAmerica First’, van ‘Buy American and hire American’, van grenzen dicht voor buitenlandse concurrenten.

Amerikaanse bedrijven die het wagen in het buitenland te produceren, krijgen de wind van voren. Trump dreigt hen met een importtarief van misschien wel 35%. Of ze kunnen — nog erger — een boze tweet van zijn hand verwachten. Ook buitenlandse bedrijven zijn niet veilig voor de toorn van de zelfbenoemde redder van de middenklasse. BMW en Mercedes krijgen de wind van voren omdat ze te weinig auto’s in de VS zouden bouwen. Voor je het weet krijgen ook Europese bedrijven te maken met extra importheffingen omdat ze ‘Amerikaanse banen vernietigen’.

Europa staat erbij en kijkt ernaar. Na decennia van actieve vrijhandelspolitiek is de Amerikaanse handels­politiek opeens in handen van een murenbouwer. Zelfs de EU, het meest succesvolle handels­akkoord ooit, kan volgens hem maar beter uit elkaar vallen. Hoe moeten de Europese politici op Trumps protectionisme reageren? Niet met milde woorden en het uitspreken van de hoop dat de Amerikanen het belang van internationale samenwerking uiteindelijk weer zullen inzien. Europa moet begrijpen dat Trump het spel hard speelt en daar is maar een antwoord op: hard terugslaan.

Dat zeg ik niet vanwege een emotionele wraakzucht, maar omdat het de enige rationele reactie is. Samenwerking is een onderwerp dat speltheoretici uit en te na hebben onderzocht. Mensen en landen werken samen uit welbegrepen eigenbelang, maar als iedereen samenwerkt kan het soms lonen om juist als enige de samenwerking te ondermijnen. In een wereld waarin alle landen hun grenzen openen voor handel, pakt de onderkruiper, die als enige toch importheffingen invoert, veel winst. Uit theorie en experimenten blijkt telkens weer dat zo’n onderkruiper direct en zonder aarzeling door de andere deelnemers moet worden gestraft. Oog om oog, tand om tand blijkt de beste strategie om de samenwerking langdurig af te dwingen. Daar hoort overigens ook gulle vergevingsgezindheid bij: zodra de onderkruiper weer netjes samenwerkt, worden zijn zonden vergeven.

Het internationale handelssysteem kan alleen werken als er een straf staat op vals spelen. Europa moet bereid zijn direct terug te slaan als Trump onze bedrijven straft. Daar is de internationale economische samenwerking op lange termijn mee gediend.

Trump de mercantilist

Als Donald Trump eenmaal president is, zal het allemaal wel meevallen. Dan wordt hij ingekapseld door de Republikeinen en zal zijn gezonde verstand het winnen van zijn impulsieve karakter. Ik hoopte er stilletjes ook op. Tegen beter weten in, want sinds deze week is het zonneklaar dat de volgende president van de Verenigde Staten absoluut niet van plan is zijn verkiezingsretoriek te matigen.

Trump gaf een interview aan twee journalisten van het Duitse boulevardblad Bild en van de Britse Times. Nou ja, die laatste krant had niet echt een journalist gestuurd, maar Michael Gove, de conservatieve parlementariër, oud-staatssecretaris van onderwijs en leider van de Britse Leave-campagne. Kort na het brexitreferendum was Gove zelfs in de running als opvolger van de aftredende premier David Cameron.

Niet bepaald de interviewer die je naar Trump stuurt voor een zeer kritische bevraging. Maar dat was dan ook niet de bedoeling. De aankomende president mocht ongestoord zijn half doordachte en ophef veroorzakende stokpaardjes berijden. De Navo is overbodig, Angela Merkel blundert, de Europese Unie is mislukt en andere landen zullen het voorbeeld van de brexit volgen, oreerde Trump. Speciaal voor autofabrikant BMW had hij de waarschuwing: produceer je auto’s in de VS of betaal een importheffing van 35%.

Dat laatste dreigement vat Trumps houding ten opzichte van internationale samenwerking en vrijhandel misschien wel het beste samen. ‘Produce in America, hire Americans’, luidde een van zijn verkiezingsslogans. Bedrijven die in het buitenland produceren zijn fout en moeten worden gestraft, binnenlandse productie zorgt voor banen en import vernietigt Amerikaanse welvaart. Protectionisme zal Amerika weer groot maken.

Met dat standpunt zet Trump de klok een paar eeuwen terug. Hij redeneert als een achttiende-eeuwse mercantilist. Het mercantilisme was lange tijd leidraad voor het economische beleid in Europese landen. Het gaat er daarbij om zoveel mogelijk in eigen land te produceren en naar de rest van de wereld te exporteren. Zo stroomt er per saldo geld (vroeger in de vorm van goud) naar jouw land toe, en daarmee groeit je economische en politieke macht. In de kern is het mercantilisme gebaseerd op het misverstand dat de wereldeconomie een ‘zero sum’ is. Wat jij pakt, krijgt een ander niet en omgekeerd.

Voor een zakenman als Trump is dat een logische gedachtegang. Waar Trump zijn zoveelste gouden hotel bouwt, kan een andere projectontwikkelaar dat niet meer doen. Maar op macroschaal werkt de economie heel anders. Bijvoorbeeld omdat twee hotels meer toerisme naar de stad trekken dan een. Of omdat een BMW geproduceerd in Mexico goedkoper is voor Amerikaanse autokopers, die dan geld overhouden voor andere zaken. Specialisatie, vrije markten en open grenzen zorgen voor welvaart. Ouderwets mercantilisme niet. Maar dat zal Trump niet willen horen.

(FD)

De huizenmarkt herstelt. Schieten we meteen weer door naar een nieuwe zeepbel?

Economen waren altijd al bovenmatig geïnteresseerd in de woningmarkt. Op deze markt doen burgers de grootste investering van hun leven, meestal met geleend geld, dus prijsbewegingen op de huizenmarkt hebben direct invloed op de solvabiliteit van zowel huishoudens als banken. Een gezonde huizenmarkt is een voorwaarde voor een gezonde economie.

Sinds de crisis is die interesse omgeslagen in een obsessie. Het was immers de woningmarkt waar in de Verenigde Staten alle ellende begon. En het was de woningmarkt die in landen als Spanje, Ierland en Nederland, de recessie van 2010 en 2011 zo ellendig diep en lang maakte.

Argusogen
Zonder de kopersstaking van huiseigenaren die volgde op de huizenprijsdalingen, had de Nederlandse economie tijdens de crisis niet zo negatief afgestoken bij die van onze buurlanden. Tegelijkertijd geldt ook: zonder de door overwaarde opgezweepte consumptie, waren er in de jaren negentig van de vorige eeuw geen hordes buitenlandse beleidsmakers naar ons land getrokken op de Nederlandse ‘wondereconomie’ te aanschouwen. De woningmarkt heeft de pendule van de Nederlandse conjunctuur telkens een flinke extra zwiep gegeven. Het maakt onze economie volatiel.

Geen wonder dus dat iedere beweging op de huizenmarkt met argusogen wordt gevolgd. Ieder rijtjeshuis in Leidsche Rijn, ieder flatje in Purmerend en elke woonboerderij in Franeker kan in potentie een conjuncturele omslag veroorzaken. Voor welke prijs worden ze verhandeld? Hoelang staan ze te koop? Hoe diep moet de koper zich in de schulden steken? Het zijn variabelen die macro-economische gezondheid van Nederland bepalen.

Op dit moment gaat het duidelijk beter met de Nederlandse woningmarkt. Dat zou reden voor opluchting kunnen zijn, maar lijkt vooral een bron van nieuwe argwaan. Gaat het niet té goed? Zien we nieuwe zeepbellen, bijvoorbeeld binnen de ring van Amsterdam, in Utrecht, Haarlem, Den Haag? Zijn we al terug op het toppunt van de huizengekte in 2008? Steken huizenkopers zich niet te veel in de schuld? Wat als de rente straks gaat stijgen, wie kan dan nog z’n hypotheek betalen? Een nieuwe huizencrisis lijkt onafwendbaar. Help!

De harde cijfers vertellen gelukkig een ander verhaal. Er is nog lang geen nieuwe zeepbel op de huizenmarkt. Wat we zien is herstel na een diepe val. Ik heb de belangrijkste indicatoren op een rij gezet, op basis van de meest recente cijfers.

Enorm aantal transacties
Allereerst valt op dat het aantal verkochte woningen enorm hoog is. Met meer een kleine 61.000 transacties was het derde kwartaal van 2016 het beste ooit. Maar dit duidt niet meteen op een overspannen markt. De gemiddelde prijs van een woning ligt nog altijd 11% onder het niveau van eind 2008. Gecorrigeerd voor inflatie is dat zelfs bijna 20%. Dat duidt niet op een nieuwe zeepbel.

Dat het aantal transactie zo enorm is, komt vooral door de lage rente. Voor een hypotheek met een looptijd tussen 5 en 10 jaar is die nu nog niet de helft van de rente in 2008. Dat maakt woningen (ondanks de prijsstijgingen) nog altijd behoorlijk betaalbaar. Cijfers van onderzoeksbureau Calcasa laten zien dat gemiddeld huis, gefinancierd met een annuïteitenhypotheek aan maandlasten nu ongeveer een derde van een gemiddeld inkomen kost. In 2008 was dat nog 45%. De gekte is (nog) niet terug.

Bouwers en architecten
Alle hypotheken bij elkaar opgeteld wordt er in Nederland nu wel meer geleend dan acht jaar geleden. De hypotheeksom is met € 665 mrd een kleine € 80 mrd hoger. Maar de totale hypotheeksom is wel lager dan enkele jaren geleden, want we zijn inmiddels enthousiast gaan aflossen, en de overheid heeft de leenregels aangescherpt.

De bouwers zullen beamen dat er sprake is van herstel, maar niet direct van een nieuwe zeepbel. Het aantal nieuwe bouwvergunningen voor woningen ligt nog flink onder het niveau van 2008. De omzet in de bouw stijgt, maar ligt nog 4% lager dan voor de crisis. Architecten moeten nog zelfs 12% goedmaken. Voor hen mag het herstel nog wel even doorzetten.

(FD)

Verliezers

Vroeger spraken economen zich met verve uit voor globalisering, voor vrije handel en voor open grenzen. Tegenwoordig doen ze dat veel bedeesder, en zeggen ze er direct bij: ‘we moeten de verliezers wel compenseren’. Want de onvrede onder de mensen moet wel een rationele reden hebben. Je stemt toch niet zomaar op Donald Trump, tegen de EU of voor de PVV? Iedereen zoekt naarstig naar het antwoord op de onvrede, en voor veel economen is compenseren van de verliezers van globalisering de belangrijkste kandidaat.

De vraag is echter hoe die compensatie er in de praktijk uit zou moeten zien. Hoe kunnen we geld en koopkracht afpakken van de winnaars en uitdelen aan de verliezers? Ik heb mij in de kerstvakantie gebogen over dat probleem en ben met volgende plan gekomen. Sommigen van u vinden het misschien wat overdreven en zullen het doorgeschoten compensatiedrang noemen, want het gaat ver. Buitengewoon ver.

Allereerst stel ik voor om alle winnaars veel meer inkomstenbelasting te laten betalen dan de verliezers. Er komt een belastingstelsel met verschillende schijven, waarbij arme Nederlanders (de verliezers) bijna geen inkomstenbelasting afdragen, en de rijken bijna alles. ‘Progressieve belasting’, noem ik dit systeem, want het is bepaald vooruitstrevend.

Daarbovenop moet een omvangrijk stelsel van toeslagen komen, betaald door het Rijk. Verliezers krijgen dan een toeslag voor zaken als huur, zorgverzekering en voor hun kinderen. De winnaars krijgen geen toeslagen, maar moeten deze juist financieren. Voor de allergrootste verliezers komt er ook nog een uit collectieve middelen gefinancierd uitkeringensysteem. Wie zijn baan verliest door de globalisering krijgt een uitkering, desnoods voor het hele verdere leven!

Genoeg compensatie zo? Dat had u gedacht. We gaan de verliezers ook de kans geven om direct mee te delen in de winsten van bedrijven die profiteren van de vrije handel. Dat doen we door fiscaal gesubsidieerde spaarpotten in te stellen, waarmee de verliezers aandelen kunnen kopen van deze bedrijven. Op latere leeftijd kunnen ze die koerswinsten verzilveren en horen ze automatisch bij de winnaars.

Deze door het Rijk gesubsidieerde beleggingspotten voor de oude dag, mogen wat mij betreft een enorme omvang krijgen. Anderhalf keer het totale jaarlijkse bruto binnenlands product van Nederland zouden we zo verliezersvriendelijk kunnen beleggen. Als dat geen compensatie is!

Doe er ten slotte ook nog wat Europees geld bij. Een paar honderd miljoen trek ik uit voor een speciaal hiervoor op te richten ‘European Globalisation Adjustment Fund’ (EGF), dat projecten steunt waarmee de verliezers geholpen worden bij opleiding en het vinden van ander werk.

Ik geef het toe, mijn plan is behoorlijk extreem. Misschien wordt straks wel bijna de helft van ons bbp via de overheid verdeeld. Maar de verliezers van globalisering zijn dan in elk geval netjes gecompenseerd.

(FD)

DWDD: Vrijhandel onder vuur

De Britse premier May liet vandaag weten dat Groot-Brittannië hard uit de EU stapt. Donald Trump wil de wereldwijde vrijhandel inperken met protectionistische maatregelen. Het lijkt het einde van 200 jaar open, en daardoor lucratieve, vrijhandel. Een bedreiging van ons economische bestel. In Davos vindt momenteel het World Economic Forum plaats. Daar kwam uit onverwachte hoek een warm pleidooi voor economische mondialisering: de Chinese president Xi Jinping toonde zich ineens een voorvechter van de vrije handel. Aan tafel: Marike Stellinga en Mathijs Bouman.

Deense flexicurity model doorstaat de crisis. Wat kan Nederland daarvan leren?

Nederland had het zwaar in de crisis. De economie presteerde slechter dan die in andere noordelijke eurolanden. De Duitse en Belgische economie waren veel eerder weer boven jan, en zelfs Frankrijk krabbelde sneller op. Nederland was de zieke man van Noordwest-Europa, met een krimpende economie en snel oplopende werkloosheid.

Maar net buiten het eurogebied was er een Europees land met dezelfde problemen: Denemarken. Qua oppervlakte iets groter dan Nederland, wat betreft inwonersaantal drie keer zo klein, maar gelet op de economische ontwikkeling sinds 2008 opvallend gelijk.

De eerste recessie in 2009 was wat dieper dan in Nederland, de tweede dip juist wat milder dan hier en voor beide landen zou het tot diep in 2014 duren voordat het bruto binnenlands product (bbp) terug was op het niveau van voor de crisis. Andere landen in de regio bereikten dat punt al veel eerder.

Antwoord op huizenmarkt
Wat maakte Nederland en Denemarken anders dan andere landen? Het antwoord is te vinden op de huizenmarkt. In beide landen maakten de huizenprijzen na 2008 een enorme duikvlucht. Deense huizen werden vooral in 2009 snel goedkoper en er was een tweede daling in 2011. In Nederland gleden de huizenprijzen wat meer geleidelijk weg, tussen 2009 en 2013. Dat deze daling zoveel impact had op de economie als geheel, komt omdat ook als het gaat om hypotheekschuld, Nederland en Denemarken veel op elkaar lijken. Denemarken is wereldkampioen private schuld. De schuld van Deense huishoudens is ruim drie keer zo groot als het jaarlijks netto besteedbaar inkomen. Nederland is een goede tweede met een factor 2,8. Verreweg het grootste deel van deze schulden zijn hypotheekschulden. Ter vergelijking: de schuld van Belgische en Duitse huishoudens is ongeveer één keer het besteedbaar inkomen.

Schermafbeelding 2017-01-16 om 14.55.29

De combinatie van hoge schulden en dalende huizenprijzen zorgde voor acute geldzorgen bij Deense en Nederlandse huishoudens. Zij gingen bezuinigen en de recessie werd extra diep en lang. Logisch gevolg was een snel oplopende werkloosheid in beide landen. De Deense werkloosheid piekte op 7,8% in 2012, in Nederland werd precies datzelfde niveau twee jaar later bereikt.

Belangrijk verschil
Veel overeenkomsten, maar er is ook een belangrijk verschil: Denemarken heeft een veel flexibelere arbeidsmarkt dan Nederland. Het Deens ‘flexicurity’-model combineert geringe ontslagbescherming  met een zeer actieve scholing en begeleiding naar nieuw werk. Dat is het tegendeel van Nederland waar de ontslagbescherming hoog is en het actieve arbeidsmarktbeleid weinig effectief. Het Deense model wordt alom bewonderd, want het zorgt voor veel doorstroming op de arbeidsmarkt, een korte werkloosheidsduur en daardoor weinig verlies van vaardigheden tijdens perioden van werkloosheid. Ook in Nederland dromen arbeidseconomen graag van het flexicurity-model. Het heeft echter in theorie een belangrijk nadeel: flexicurity werkt goed in normale tijden met veel vacatures, maar mogelijk niet tijdens diepe recessie. Dan is er geen werk om werkzoekenden naar toe te begeleiden.

De ervaring van Denemarken en Nederland sinds 2008 is een mooi veldexperiment om te zien of dat idee klopt. Het korte antwoord luidt: nee, want in beide landen ging de werkloosheid redelijk snel weer omlaag. Bovendien blijkt uit deze week verschenen onderzoek van de Oeso dat de Deense arbeidsmarkt tijdens de recessie een gezonde dynamiek bleef vertonen. Er waren wel veel mensen werkloos, maar de gemiddelde duur van de werkloosheid bleef relatief kort. Op het dieptepunt van de recessie zat de gemiddelde Deense werkloze 15 weken zonder baan, schrijft de Oeso. Dit was beduidend meer dan de 5 weken van voor de crisis, maar vergeleken met andere landen nog altijd behoorlijk kort.

Storm goed doorstaan
De combinatie van flexicurity en een diepe recessie heeft in Denemarken niet tot hogere structurele werkloosheid geleid, concludeert de Oeso dan ook. Het model heeft de storm goed doorstaan. Misschien moet Nederland er toch maar weer eens serieus naar kijken. Dus voordat volgend jaar de formatie begint, eerst alle politici op studiereis naar Kopenhagen.