Alle berichten van Mathijs

Het Raderwerk: meest gedeeld in 2016

Iedere zaterdag schrijf ik in het FD de rubriek Het Raderwerk. Het is een poging tot een analytische economische column, inclusief cijfers & grafieken. Onder het motto: eerst feiten, dan de mening.

Welk Raderwerk werd het meest gedeeld in 2016? Hier de top 5:

Op 5: Weg met globalisering! Weg met onszelf!
schermafbeelding-2016-12-31-om-15-18-07

Op plaats 4: Wen er maar aan: de hypotheekrente-aftrek wordt soberder
schermafbeelding-2016-12-31-om-15-33-05

En op 3: Er is wel degelijk grote schaarste op de arbeidsmarkt
schermafbeelding-2016-12-31-om-15-25-04

Op 2 (mijn persoonlijke favoriet):  Werken en studeren maakt niet gelukkig, dansen en vrijen wel.
schermafbeelding-2016-12-31-om-15-27-25

En op 1, het meest gedeelde Raderwerk van 2016: 
Zelfstandige ondernemers betalen niet te weinig, maar juist relatief veel belasting
schermafbeelding-2016-12-31-om-15-30-28

Weg met de decembertraditie! Koop dit jaar eens geen oudejaarslot

Volgens mensen die doodsbang zijn dat we binnenkort het woord ‘kerst’ niet meer mogen gebruiken, mogen we binnenkort het woord ‘kerst’ niet meer gebruiken. Alle andere mensen hebben geen idee waar zij het over hebben. Die vieren gewoon op Eerste Kerstdag de geboorte van de Heiland of het sterven van de kalkoen, naargelang de religieuze voorkeur. De vermeende ondergang van het kerstfeest is niet meer dan een politieke stunt van de zich op rechts verdringende splinterpartijtjes.

Maar dat wil niet zeggen dat alle decembertradities moeten blijven. Er is een vrij recente traditie, opgedrongen door een obscene combinatie van overheid en commercie, die wat mij betreft nog dit jaar mag eindigen: dat hele opgewonden gedoe over de oudejaarstrekking van de Staatsloterij. Om klokslag middernacht staren miljoenen Nederlanders naar een getallenreeks op een papiertje, terwijl ze hun familie en vrienden horen te omhelzen. Ze verkiezen hebzucht boven hartstocht.

Kansrekening
En waarom? Niet omdat ze echt kans maken op een miljoenenprijs. Ook niet omdat ze gelukkiger worden als ze zo’n prijs zouden winnen. Welnee, ze doen alleen maar mee omdat ze niet goed zijn in kansrekenen en daarom het primitieve deel van hun hersenen laten beslissen over de aankoop van een lot. Leuke traditie is dat!

Vorig jaar rond deze tijd verbrandde ik op RTLZ demonstratief een staatslot, uit protest tegen de onzin van de oudejaarstrekking. Die actie heeft natuurlijk niets uitgehaald, daarom vandaag een tweede poging. U hebt de argumenten vast al eens gehoord. Maar omdat u toch steeds loten blijft kopen, hier vijf redenen waarom ik ook dit jaar geen oudejaarslot koop.

1. Ik win toch niet
De kans op een grote prijs is echt absurd klein. Er worden zoveel loten verkocht dat de kans dat ik op 31 december de hoofdprijs win slechts 0,000024% is. Of afgerond: de kans is nul. Ik win de hoofdprijs niet.

Maar iemand wint toch wel de 30 miljoen? Jazeker. De kans dat iemand wint, is maar liefst 100%! Maar de kans dat ik die iemand ben (of u) is afgerond nul. Een kleinere prijs dan? De Staatsloterij schermt graag met het feit dat meer dan de helft (51,2%) van de deelnemers een prijs wint. Maar in de meeste gevallen is het bedrag dan lager dan de prijs van het lot. Slechts 12% van de deelnemers verliest geen geld.

2. Ik wil niet gemanipuleerd worden
Loterijen adverteren graag met enorme prijzen van vele miljoenen, terwijl de meeste mensen ook al blij zouden zijn met een paar ton. De reden is dat mensen de piepkleine kansen op een hoofdprijs niet kunnen inschatten. In plaats van afronden op nul, ronden ze af op ‘misschien’. Misschien 30 miljoen is natuurlijk fijner dan misschien een paar ton. Loterijen maken hier gebruik van: als ze het totale prijzengeld verlagen (dus meer zelf houden), maar de hoofdprijs verhogen, kopen toch meer mensen een lot.

3. Ik heb irrationele neigingen
Er bestaat zoiets als een half lot. Dat is half zo duur, en als je wint krijg je de helft van de prijs. Mensen kopen soms liever twee halve loten, dan een heel lot, om zo hun kansen te spreiden. Ik zou zelf die neiging ook hebben, maar het slaat natuurlijk nergens op. Wil je nou een gokje wagen of niet? Alweer: onze hersenen laten ons in de steek. Mensen zijn slecht in kansrekening dus doorgronden het spel niet.

4. Ik betaal al genoeg belasting
Ruim een kwart van de omzet van de Staatsloterij stroomt de schatkist in: via een directe afdracht, via kansspelbelasting en via de vennootschapsbelasting. Meedoen betekent belasting betalen. Ik zie niet waarom ik de feestdagen zou moeten laten bederven door extra belasting te betalen.

5.Loterijen zorgen voor ongelijkheid
Arme mensen doen vaker mee aan loterijen dan rijke mensen en omdat de gemiddelde opbrengst van een lot negatief is (er wordt meer verloren dan gewonnen), vergroten loterijen zo de ongelijkheid. De Staatsloterij is vreemde degressieve belasting, binnen een verder progressief belastingstelsel.

Waanzin.

(eerder in FD)
(reactie loterij hier)
(lees ook: Niet gek)

Zelfs de meevallers vallen mee

Jeroen Dijsselbloem was er speciaal voor in een studiootje gekropen. Er stond een groot scherm met een grafiek. De minister van Financiën wilde het grote nieuws graag zelf brengen, en vertelde recht in de camera dat het begrotingstekort volgend jaar helemaal is weggewerkt. Swipend door de grafieken vertelde hij het succes van.. nou ja… van zijn eigen beleid.

https://twitter.com/J_Dijsselbloem/status/808620429996802051

Als journalist vind ik het natuurlijk jammer dat Dijsselbloem zich direct per zelfgemaakte video tot het volk richt. Alsof we het in de media niet al moeilijk genoeg hebben. Maar ik snap het ook wel. Jarenlang heeft Dijsselbloem moeten aanhoren dat hij de economie aan het kapot bezuinigen was en dat zijn contraproductieve beleid alleen maar tot nieuwe tegenvallers zou leiden. Je gelijk halen is twee keer zo leuk als je het recht in de camera kunt doen.

Het was dinsdag dus een echte feestdag voor Dijsselbloem. De nieuwe raming van het Centraal Planbureau (CPB) liet zien dat het met de Nederlandse economie veel beter gaat dan op Prinsjesdag nog werd gedacht. De groei trekt verder aan, de werkloosheid blijft dalen en het begrotingstekort smelt weg als sneeuw voor de zon. Zelfs de staatsschuld komt volgend jaar weer onder het Europese plafond van 60% van het bbp.

Dat zijn veel betere cijfers dan waar het CPB bij de start van dit kabinet nog van uit ging. In de doorrekening van het regeerakkoord uit 2012 werd voor 2017 nog een tekort van 1,6% verwacht. Het grootste deel daarvan (1,1%) kwam door de negatieve effect van de voorgenomen bezuinigingen en lastenverzwaringen. De staatsschuld zou daardoor in 2017 nog altijd op ruim 72% staan, dacht het CPB.

Het pakte allemaal veel beter uit dan gedacht. Dwars door de bezuinigingen heen begon de economie vanaf de lente van 2013 weer te groeien. Eerst voorzichtig, daarna sneller. Telkens ging het beter dan het CPB dacht. In zowel 2014, 2015 als 2016 groeide de economie een beduidend sneller dan de prognose van een jaar eerder. Het begon meevallers te regenen in Den Haag en zelfs de meevallers vielen telkens weer mee.

Maar er gebeurde ook een de financiële ramp. Eentje waar alle ministers van Financiën sinds Jelle Zijlstra ’s nachts nachtmerries over hebben gehad: de gaskraan ging dicht. De gasbaten halveerden in 2015 en nogmaals in 2016. De schatkist loopt nu structureel 7,5 miljard euro mis. Vroeger was dat genoeg voor een begrotingscrisis, maar nu werd het achteloos weggestreept tegen de meevallers. Knap gedaan.

Natuurlijk, het valt allemaal heus niet op het conto van Dijsselbloem te schrijven en een beetje columnist hoort vooral te wijzen op wat fout gaat. Maar vandaag even niet. Vandaag mag de minister shinen voor z’n eigen camera.

(FD)

De billen van Zimra

‘Dat is nou typisch een reactie van de mainstream media, dat je zegt: hoe zit het eigenlijk met de betaalbaarheid.’ Aan het woord is Sjuul Paradijs, tot anderhalf jaar geleden hoofdredacteur van De Telegraaf, de grootste krant van Nederland. Een verslaggever van Nieuwsuur vroeg hem of 50Plus, de partij die het zo goed doet in de peilingen, de kiezer niet wat al te veel beloofde, zonder degelijke financiële onderbouwing. Paradijs schreef mee aan het verkiezingsprogramma.

Dat was dus precies de verkeerde journalistieke vraag, wist de voormalig hoofdredacteur. Typisch mainstream media, om over de betaalbaarheid van politieke plannen te beginnen. Je moet in de politiek gewoon vertellen wat je wil, de problemen van de samenleving benoemen, legde hij uit. En vooral je plannen niet kapot laten rekenen door het Centraal Planbureau.

De AOW-leeftijd kan weer naar 65 jaar, koopkracht van gepensioneerden wordt hersteld, er komen structurele belastingverlagingen voor ouderen, de successiebelasting wordt helemaal afgeschaft, iedereen moet altijd een ton belastingvrij kunnen schenken, de vermogensbelasting gaat omlaag, het eigen risico in de zorg kan helemaal naar nul. En tegelijkertijd belooft 50Plus dat de staatsschuld netjes onder de 60% van het bbp zal uitkomen.

Wie vraagt of dat wel kan, wie wil weten of de mensen die op 50Plus stemmen misschien niet bedrogen uit gaan komen omdat de rekenkundige wetten van uitgaven en inkomsten zelfs voor Henk Krol gelden, die is zo’n foute journalist van de mainstream media.

Wat is dan wel een goede journalist, volgens Paradijs? Misschien dat we het antwoord op de website van zijn eigen mediabedrijf kunnen vinden. Paradijs is sinds kort ondernemer en zijn bedrijf draagt de hoopvolle naam Trusted Media. Uitgevers, bedrijven en instellingen helpen door creatieve en kwalitatieve journalistieke content te vervaardigen, dat is zijn missie. En goed nieuws voor journalisten die aan de politiek correcte beklemming van de mainstream media willen ontsnappen: Sjuul heeft werk voor jullie in de kwalitatieve journalistiek!

Freelancers met een journalistieke neus kunnen direct bij hem aan de slag om relevante nieuwsartikelen te plaatsen op de website van het op een na grootste familieblad van Nederland! Het gaat om Ditjes & Datjes, de prachtuitgave van supermarktconcern Dirk van den Broek. Voor de website willen ze graag meer creatieve kwaliteitsproducties als: ‘Zimra met nieuwe Billen’, ‘Yolanthe sexy in club’ en natuurlijk de succesrubriek: ‘Wat deden de bn’ers afgelopen week’.

Kijk, mainstream media, dat willen de mensen lezen! Geen zure stukjes over de betaalbaarheid van een lagere AOW-leeftijd of over de financiële onderbouwing van pensioenplannen. Maar lekker genieten van de nieuwe billen van ex-Playmate Zimra Geurts en dan gewoon met ogen dicht stemmen op de partij van die gezellige ome Henk. Neef Sjuul zegt dat het goed is.

Let op! De overheid wil dat u een kleurboek koopt en geen plakboek

Binnenkort wordt ons btw-systeem iets minder absurd. Als het aan de Europese Commissie ligt, worden digitale boeken (e-books) fiscaal hetzelfde behandeld als papieren boeken. Alle boeken, elektronisch of gemaakt van dode bomen, vallen dan onder lage btw-tarief. Nu nog betaal je in Nederland 6% btw over een fysiek boek, en 21% over een e-book. Dat aan die absurde situatie een einde komt is goed nieuws voor de boekenbranche, maar ook voor de economie als geheel, want dit soort totaal arbitraire belastingverschillen verstoren de markt onnodig.

Voor het btw-verschil tussen papier en digitaal was nooit een goede reden, al dachten sommige juristen van wel. Judith Kokott, advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie, oordeelde eerder dit jaar in een advies dat er geen inhoudelijk bezwaar was tegen de btw-discriminatie in de boekenwinkel. Een van haar argumenten: een digitaal boek is geen papieren boek, want de distributiekosten voor een e-book zijn lager, dus is er minder reden om de prijs via belastingen verder te verlagen.

Luxeproducten
Laat die redenering even op u inwerken. Omdat de kostprijs van een e-book lager is dan van een papieren boek, mag het btw-tarief hoger zijn. Misschien dat dit voor juristen een zinvolle redenering is, maar een econoom kan er geen touw aan vastknopen. Maar de advocaat-generaal legt met haar onbegrijpelijke advies wel een ander probleem bloot: waarom belasten we het ene product tegen 6% en heffen we op het andere 21%? Het standaardantwoord op deze vraag luidt: omdat sommige producten basisbehoeften vervullen, en andere luxe zijn.

Dat klinkt zo logisch dat je er niet over na hoeft te denken. Maar doe dat toch maar eens. Want is het wel zinvol om via een bot instrument als de btw aan herverdeling van koopkracht te doen? Dat kan toch veel slimmer, via inkomstenbelasting en uitkeringen? En als we inkomen al progressief belasten, dan hoeft er toch niet nog een keer te worden herverdeeld via de btw?

Bovendien blijkt in de praktijk dat arm en rijk net ongeveer net zoveel profiteren van het lage tarief. Het winkelmandje van het armste kwart van de Nederlanders bestaat voor 41% uit producten en diensten in het lage tarief. Voor het rijkste kwart is dat 38%. Van herverdelen via de btw is dus nauwelijks sprake.

 

Konijn en hamster
Waar zorgt het lage tarief dan wel voor? Voor veel administratieve ellende en verkeerde relatieve prijzen. Vijf jaar geleden verbaasde ik mij in een artikel al over de onnavolgbare manier waarop we in Nederland fiscaal onderscheid maken tussen noodzakelijke en luxe producten. Konijnenvoer is noodzakelijk, en valt onder het 6% tarief, maar voer voor de hamster is luxe en wordt met 21% belast. Het verschil is ongetwijfeld een overblijfsel uit de tijd dat Flappie nog standaard op het kerstmenu stond, maar is in de huidige tijd onzinnig.

Vijf jaar later bestaat dit btw-anachronisme nog steeds. Op de website van de Belastingdienst is de lijst met wat onder laag en hoog tarief valt, nog net zo absurd als in 2011. Bijvoorbeeld: vloeibaar water heeft 6% btw, maar over bevroren water betaal je 21%. Stro op de stalvloer gaat tegen het lage tarief, zaagsel in de stal tegen het hoge tarief. Een kleurboek: 6%, een plakboek: 21%. Reparaties aan een fiets met elektrische aandrijving: laag. Zit er een verbrandingsmotor op: hoog. Meer onzin leest u op de lijst hierboven. Allemaal voorbeelden van willekeur en onnodige verstoring van de relatieve prijzen.

De oplossing is simpel en ook al vaak geadviseerd: schaf het lage tarief af en gebruik de opbrengst om het hoge tarief te verlagen, bijvoorbeeld naar 18%. Ja, sommige bedrijven en sectoren gaan daar heel boos over worden, zoals de papierenboekenbranche en straks ook de uitgevers van e-books. Maar vanwege deelbelangen een absurd btw-systeem in de lucht houden is… juist, absurd.

Naschrift okt 2017: Dirigenten moeten hoog tarief rekenen tijdens repetities, en laag tijdens uitvoeringen. Staat verkeerd om in de tabel. 

Weg met de globalisering! Weg met onszelf!

Minder grenzen, meer internationale samenwerking, vrij bewegende handels- en investeringsstromen en aansluiting van steeds meer landen op de mondiale economie. Globalisering, het leek tot voor kort zo logisch als wat. Maar sinds de Brexit en ‘The Donald’ weten we beter. De burger is boos en heeft genoeg van de buitenlandse invloeden. Anno 2016 is globalisering net zo uit de tijd als Jamie Oliver en de selfie stick.

De Volkskrant verheugde zich deze week paginalang op de nieuwe trend: lokalisering, de tegenvoeter van globalisering. Met een beetje pech wordt dat het woord van 2017. Want globalisering is ‘doorgeschoten’, we willen terug naar het eigen land als economische eenheid. Het is een wens die zowel bij populistisch links als populistisch rechts leeft. Links wil z’n onbespoten appeltjes graag van de boer in het eigen dorp, rechts wil dat het fruit door Hollandse handjes wordt geplukt.

Nostalgie
Onderhuids kriebelt de nostalgie. Links en rechts ontmoeten elkaar in een gezellige woonkamer uit de jaren vijftig. Samen knus met natte haartjes bij de kolenkachel, nog een laatste beker warme melk en dan met wollen sokken aan naar bed. Buiten waait de wind om het huis, maar de grenzen zijn lekker dicht.

Gezellig. Maar in potentie ook behoorlijk kostbaar. Want als globalisering veel verliezers kent (wat ik over de iets langere termijn overigens betwijfel), dan heeft lokalisering die zeer zeker ook. Welk land zou het meest te verliezen hebben bij een omkering van de globaliseringstrend? Ongetwijfeld het land dat nu het meest intens verbonden is met de rest van de wereld. Het land dat via handel, kapitaal, informatiestromen, sociale contacten en politieke verbindingen het diepst geïntegreerd is in de mondiale economie loopt ook het meeste kans op schade.

Nederland

Welk land dat is? Het is — jawel — Nederland. Geen land ter wereld is meer ‘geglobaliseerd’ dan dat van ons. Uiteraard is het meten van globalisering een ingewikkelde en nogal arbitraire exercitie, maar bij het Zwitserse onderzoeksbureau KOF hebben ze er al jaren ervaring mee. De ‘KOF Globalization Index’ gaat terug tot 1970 en meet via drie verschillende indicatoren de mate waarin een land is verbonden met de rest van de wereld.

schermafbeelding-2016-12-06-om-17-01-50

Allereerst is er de economische globalisering. Dit is een index samengesteld uit informatie over internationale handel, investeringen en beleggingen. De tweede indicator meet de mate van sociale globalisering: de mate waarin mensen, ideeën, informatie en cultuur worden gedeeld met het buitenland. Hoeveel wordt er internationaal getelefoneerd en gecorrespondeerd, hoe vaak reist men naar het buitenland, welke kranten en boeken leest de bevolking, welke websites worden bezocht? Zelfs informatie over het aantal vestigingen van Ikea en McDonald’s wordt meegenomen, als graadmeter van ‘culturele nabijheid’.

schermafbeelding-2016-12-06-om-17-02-23

Politiek
Als derde indicator kijkt KOF naar politieke globalisering. Van hoeveel internationale organisaties is een land lid, hoeveel ambassades heeft het land, van hoeveel internationale organisaties is het lid en hoeveel internationale verdragen heeft het ondertekend? De economische, sociale en politieke indicator vormen samen de Globalization Index van een land.

Voor Nederland staat die index volgens de laatste meting in 2016 (op basis van cijfers uit 2013) op 91,7. Geen enkel ander land komt daar overheen. Ierland en België komen op plaats twee en drie. Nederland dankt zijn toppositie aan een sterke score op alle drie indicatoren. Daarbij valt op dat we politiek altijd al zeer geglobaliseerd waren, dat we economische een stevige groei hebben laten zien, maar dat vooral de sociale globalisering in Nederland snel voorruit is gegaan.

Concurrent
KOF heeft sinds kort een concurrent. Twee onderzoekers, Pankaj Ghemawat, hoogleraar aan de Stern School of Business in New York en Steven Altman van de Business School in Barcelona, berekenen de DHL Global Connectedness Index. (Ze laten zich sponseren door de pakjesbezorger.) Ook dit is een potpourri van — vooral economische — indicatoren, opgeteld tot een enkel cijfer. Ook op deze lijst staat Nederland op de eerste plaats.

Geen land heeft meer te verliezen. Dat feestje over het einde van de globalisering gaat nog een flinke kater opleveren.

Huilen om Shell

Het leven is veel leuker als je een beetje naïef bent. Uitgaan van de goede bedoelingen van de ander, geeft je een optimistische blik op de wereld. Wie consequent verwacht dat we leren van onze fouten, gaat met een licht gemoed door de dag.

Naïef zijn, onbevangen, iedereen elke keer een nieuwe kans gunnen. Ik probeer het echt. Maar er zijn grenzen.

Afgelopen zaterdag stond er een groot interview met Shell-topman Ben van Beurden in deze krant. Het was een prachtige productie waarin moeilijke vragen niet werden geschuwd. Van Beurden gaf een kijkje in zijn ziel toen hij vertelde over zijn worsteling om de positieve rol van het olie- en gasbedrijf in de noodzakelijke energietransitie uit te leggen. Mensen denken veel te makkelijk over die transitie. Die ommekeer in ons energieverbruik gaat niet zonder olie en gas.

Van Beurden vroeg om realisme in de discussie, om een kans om te laten zien dat Shell een leidende rol zal spelen in de transitie naar een CO2-arme energievoorziening.

Tranen in m’n ogen. Vooral toen ik daags erna het commentaar van de hoofdredactie las. Van Beurden wil een ‘force for the good’ zijn voor de samenleving. En wij moeten hem nu de kans geven om te laten zien dat hij het meent.

Naïviteit is goed, maar je kunt er dus ook te ver in gaan. Shell is een bedrijf met enorme belangen in de fossiele energie. Olie en gas bepalen de omzet en winst, nu en in de toekomst. Daar heeft Shell in volle vrijheid zelf voor gekozen. Zon- en windenergie werden in het verleden wel geprobeerd, maar al snel afgewezen als te weinig winstgevend ten opzichte van fossiel.

Inmiddels komt Shell daar weer een beetje van terug, maar in het interview geeft Van Beurden helder aan dat hij geen rol ziet voor zijn bedrijf bij de technologische verbetering van zonnecellen of windturbines. De voorloper op milieugebied, die Van Beurden zegt te willen zijn, loopt liever achter echte innovators aan. Als het gaat om innovatieve boormethoden is het bedrijf altijd veel minder verlegen geweest.

Bovendien, als Shell echt vol in zou zetten op de energietransitie, dan zou het zich ook ten opzichte van de aandeelhouder moeten gedragen als een bedrijf in totale metamorfose, midden in een allesbepalende omwenteling. Dat betekent: nettowinst maakt even niet uit, want elke euro en dollar wordt geïnvesteerd in de transitie. Woorden zijn mooi, maar wat je met je geld doet, geeft je echte intentie weer.

Shell leent momenteel geld op de kapitaalmarkt om het als dividend uit te keren aan aandeelhouders, die zich blijkbaar een hoedje zouden schrikken als de winstuitkering een jaartje zou tegenvallen. Sorry, maar wie zo bang is voor de aandeelhouders, wint de energietransitie niet.

(FD)

Wie is de baas?

Deze column lever ik op dinsdagmiddag in bij de krant, op z’n laatst om drie uur. Dat tijdstip heb ik niet zelf bedacht en als ik — het gebeurt echt bijna nooit — te laat ben, krijg ik daarover een vriendelijk doch duidelijk mailtje. De column moet 450 woorden lang zijn, zo is mij verteld. De onderwerpkeuze is in principe vrij, maar de stilzwijgende afspraak is dat ik over economische onderwerpen schrijf. Drie columns over de zuiverende werking van groene thee, en u ziet hierboven voortaan een andere foto.

Nu ik het zo bedenk, zit ik eigenlijk behoorlijk onder de knoet. De krant bepaalt wanneer, wat en hoeveel. Alleen waar ik schrijf (lekker thuis), mag ik zelf weten. Toch voel ik mij als zelfstandige zonder personeel (zzp’er) zo vrij als een vogeltje. Onze afspraken zijn immers logisch, noodzakelijk en in beider belang. Als het me niet bevalt dan kan ik stoppen, en dat geldt voor het FD ook.

De vraag: wie is hier nou precies de baas, speelt daarom geen enkele rol bij de wekelijkse transactie tussen mij en de krant. Sterker, juist omdat opdrachtgever (FD) en opdrachtnemer (ik) elkaar op de vrije markt treffen, kunnen we de sociaal ongemakkelijk en praktisch lastig te antwoorden vraag over nu precies gezag heeft over wie, vermijden. Niet een van beide partijen, maar onze marktafspraak is de baas.

Maar voor arbeidsjuristen is de vraag over het gezag juist allesbepalend. Want als de krant mag zeggen hoe ik mijn werk moet doen, waarom ben ik dan niet in loondienst? De gezagsverhouding bepaalt in Nederland je juridische status op de arbeidsmarkt. Een opdrachtgever die bevoegd is om aanwijzingen te geven over hoe de zzp’er zijn werk doet, is eigenlijk een werkgever. En zo’n zzp’er is een schijnzelfstandige.

Het gebeurt wel vaker dat economen en juristen elkaar met blikken van totaal onbegrip aankijken. Bij de huidige zzp-discussie over gezagsverhoudingen is het weer zo ver.

Staatssecretaris Erik Wiebes van Financiën schortte handhaving van zijn nieuwe zzp-wet vorige week op, omdat het kabinet eerst de tijd wil nemen om de arbeidsrechtelijke definitie van gezagsverhouding te herijken. Als we straks weten wat gezag in de moderne economie precies inhoudt, kan de Belastingdienst de echte zzp’er van de schijnzelfstandige scheiden, hoopt Wiebes.

Valse hoop, want gezag zal in de praktijk een onduidelijk criterium blijven. De Nederlandse werknemer is wereldkampioen in eigenwijsheid, en doet meestal helemaal niet wat de baas wil, terwijl een dienstbare ondernemer zich juist perfect probeert te plooien naar de nukken van de klant. Baas of klant, dat verschil maakt voor een nuttige economische transactie niet uit.

Maar goed, mijn 450 woorden zijn op en het is bijna drie uur. Dus als ik nu niet stop, wordt de krant boos.

(FD)

Stop met lapwerk, denk eerst eens echt na over de arbeidsmarkt

Het gaat beter met de economie. Logisch dat het aantal werknemers met een vaste baan weer groeit. Maar die logica blijkt alleen op te gaan voor hoogopgeleiden. Werknemers met minder scholing hebben juist minder vaak een vast contract. Tien jaar geleden had nog driekwart van de lager opgeleide werknemers een contract voor onbepaalde tijd, inmiddels is dat gedaald naar nog geen twee derde.

Dat is een absurde situatie: de ontslagbescherming die het vaste contract biedt is vooral van belang voor mensen met een minder sterke positie. Als je baas ‘Voor jou tien anderen!’ naar je hoofd kan slingeren, is het prettig om de wet achter je te hebben. Voor werknemers met een hoge opleiding is het veel makkelijker om zich te onderscheiden van concurrenten op de arbeidsmarkt. Toch is juist die laatste groep goed in staat om een kerstboom aan fijne arbeidsvoorwaarden bij elkaar te onderhandelen. De vaste banen komen op deze manier bij de verkeerde werknemers terecht. Een moderne economie heeft een zekere mate van arbeidsmarktflexibiliteit nodig. In Nederland wordt die flexibiliteit geleverd door de groep die er juist het minst goed tegen kan.

Typisch een probleem waar de overheid wat aan zou moeten doen. En dat is ook wat het huidige kabinet zegt te proberen. De Wet werk en zekerheid (WWZ) moest onvrijwillige flexwerkers eerder aan een vaste baan helpen en de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (DBA) zou schijnzelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt helpen aan een baan.

Maar de praktijk blijkt hardnekkig. Zowel WWZ als DBA jagen flexwerkers en zzp’ers alleen maar meer op. Hun arbeidsleven wordt er onzekerder door. Het is misschien nog te vroeg voor finale oordelen maar de wetten lijken het tegendeel te doen van waarvoor ze zijn bedoeld. Dus spoeden de verantwoordelijke bewindspersonen, Lodewijk Asscher en Erik Wiebes, zich keer op keer naar de Kamer met een snel in elkaar geflanste reparatie, in de hoop hun wet te kunnen redden. Zoals Wiebes, die vrijdag handhaving van de DBA uitstelde en beloofde enkele termen in de wet opnieuw te definiëren. Maar dergelijk lapwerk gaat de problemen niet oplossen, want de oorzaak van het falen van de wetten zit veel dieper.

Mensen die hetzelfde zijn verschillend behandelen, vinden we onrechtvaardig. Maar mensen die verschillend zijn hetzelfde behandelen, is dat ook. De arbeidswetten gooien uitgebuite flexwerkers met een nulurencontract op een hoop met professionals die graag op detacheringbasis werken. De regels voor schijnzelfstandige bouwvakkers zijn hetzelfde als die voor zichzelf verhurende interim-managers. Dat komt omdat onze arbeidsmarkt slechts één dimensie kent: je bent werknemer of zelfstandige, loonslaaf of ondernemer.

Een groep ambtenaren schreef eerder dit jaar een rapport waarin een tweede dimensie werd toegevoegd: de lijn tussen afhankelijkheid en zelfredzaamheid. Voor de eerste groep moet de overheid opkomen met regels en voorschriften, de tweede groep zoekt het zelf maar uit. Pas als we nadenken over de arbeidsmarkt met beide dimensies in het hoofd, heeft hervorming van het arbeidsrecht en de sociale zekerheid zin.

Maar wie is afhankelijk en wie is zelfredzaam? En is dat onderscheid voldoende duidelijk om in wetten en regels vast te leggen. Ikzelf denk dat een inkomenscriterium in de praktijk prima zal werken: wie op voltijdsbasis bruto meer dan 40 of 50 mille verdient verklaren we zelfredzaam. Maar arbeidsjuristen denken daar anders over, heb ik gemerkt.

schermafbeelding-2016-11-28-om-13-58-33

Daarom een oefening voor ons allemaal: teken op een leeg vel een assenstelsel met horizontaal de dimensie ‘werknemer-zelfstandige’ en verticaal de dimensie ‘afhankelijk-zelfredzaam’. Vul vervolgens op gevoel functies, beroepen en contractvormen in. Hiernaast mijn eigen poging. Topambtenaren, ceo’s en dga’s zijn allemaal zeer zelfredzaam, maar de eerste heeft een extreem vaste baan, de tweede kan bij wanpresteren worden ontslagen en de derde moet iedere dag vechten voor zijn onderneming. De thuishulp met een vast contract is een echte werknemer, de zzp-postbezorger een zelfstandige. Maar beide zijn ze afhankelijk van de buitenwereld. Voor wie moet de overheid opstaan? En wie kan zijn eigen boontjes doppen.

Pak een potlood en aan de slag!