Voordat we na Prinsjesdag de overschotten gaan verbrassen: misschien eerst even bellen met Gerrit Zalm

Er komt meer geld voor het basisonderwijs. En ook voor de politie. Defensie krijgt een flinke geldinjectie. Net als gezondheidszorg (zoals ieder jaar, overigens). Hoe hoog de bedragen voor 2019 precies zijn horen we op Prinsjesdag, maar dat er geld bijkomt voor deze vitale publieke diensten, is duidelijk.

Maar toch moet het land plat. De twee leraren achter PO in Actie willen een massale staking van werknemers in het onderwijs, zorg en politie en defensie. ‘De publieke sector staat in de fik’, vinden de initiatiefnemers, dus er moet veel meer geld bij. Ze kregen bijval van de linkse partijen. En uiteraard werd ook afschaffing van de dividendbelasting erbij gehaald. Als we dat niet doen, is er geld genoeg voor onderwijs, zorg en veiligheid, vindt men.

Dat laatste is een even populair als slecht argument. Per saldo gaan deze kabinetsperiode de lasten van bedrijven omhoog, terwijl die van huishoudens juist dalen. Dus eventueel behoud van de dividendbelasting zal moeten worden gecompenseerd door andere bedrijfsbelastingen te verlagen of minder te verhogen.

Maar afgezien daarvan, klinkt zo’n maatschappelijke actie voor meer geld voor de publieke zaak wel logisch. Over elf dagen presenteert het kabinet de Miljoenennota met daarin een begrotingsoverschot van bijna een procent. De staatsschuld daalt tot onder de 50%. Er is geld genoeg, maar dat is in het beleid niet direct te zien. Hoewel er op Prinsjesdag vast lastenverlichtingen worden aangekondigd, zal de collectieve lastendruk – vooral door de stijgende zorgkosten – volgend jaar oplopen tot meer dan 39%. Dat is het hoogste percentage in meer dan twintig jaar.

De overheid (in brede zin) krijgt dus veel meer geld binnen dan het nodig heeft. Terwijl links roept om meer overheidsuitgaven, zal rechts daarom vragen om meer lastenverlichting. Maar voordat het kabinet aan links of rechts toegeeft, is het misschien handig om even met Gerrit Zalm te bellen. Want die zat achttien jaar geleden in precies dezelfde situatie.

‘Publieke armoede en private rijkdom’. Dat was rond de eeuwwisseling de slogan van links Nederland. De economie groeide al een tijd bovengemiddeld, waardoor de rijksbegroting een fors overschot vertoonde. Uitgeven dat geld, vond toenmalig PvdA-fractievoorzitter Ad Melkert, en hij riep het kabinet (Paars 2) op om de begrotingsregels van VVD-minister Gerrit Zalm te negeren en stevig te investeren in de publieke zaak. ‘Het geld klotst tegen de plinten’, zei Melkert.

Net als nu was het een actiegroep die de zaak extra fel aanzette. ‘Stop de uitverkoop van de beschaving’ heette die, met onder andere Freek de Jonge, Jan Marijnissen en Arjo Klamer. Samen vroegen ze voor meer geld voor ongeveer alles. Binnen het kabinet eiste D66-minister Els Borst miljarden extra voor zorg, en wilde VVD-minister Loek Hermans meer geld voor onderwijs.

Zalm zou uiteindelijk toegeven. In 2001 kwam er structureel €3,5 miljard meer voor zorg en onderwijs. Ook kwam er een enorme lastenverlichting van zo’n €6 mrd. Een jaar later sloeg de conjunctuur om, na het knappen van de internetbubbel en de aanslagen van 9/11. In 2002 was er alweer een begrotingstekort van 2,1%. Weer een jaar later overschreed Nederland de Europese grens van 3%. Er moest weer stevig bezuinigd worden, juist op het moment dat de economie wel een zetje kon gebruiken.

Procyclisch beleid, noemen economen dat. En ze trekken er een vies gezicht bij. Juist in goede tijden moet je rustig aandoen, en de meevallers laten accumuleren. Dan hoef je in slechte tijden niet meteen te bezuinigen. In theorie lijkt dat een eenvoudig principe, in de praktijk blijkt de politieke druk om in hoogconjunctuur tijdelijke meevallers uit te geven aan structureel beleid, meestal niet te weerstaan. Zelfs niet voor een strenge rekenmeester als Zalm.

Het geld klotst tegen de plinten, publieke armoede en private rijkdom, we zullen het wel weer horen tijdens de aankomende financiële beschouwingen. Het zijn de voorbodes van harde en ontijdige bezuinigingen in de nabije toekomst, als de economie weer eens tegenzit.