Verstoorde productieketens zijn geen reden om alles weer zelf te maken. Integendeel

Weg met de internationale productieketen! Dat was zo ongeveer de boodschap van Donald Trump in een interview op Fox. Of om de Amerikaanse president precies te citeren: ‘These stupid supply chains are all over the world and one little piece of the world goes bad and the whole thing is messed up.’ Trump concludeerde: ‘We shouldn’t have supply chains, we should have them all in the United States.’

We kunnen er om lachen, maar de president lijkt met deze warrige woorden intuïtief weer aardig de tijdgeest aan te voelen. De corona-crisis heeft de zwakte van het internationale productiesysteem blootgelegd. De waardeketen is storingsgevoelig en moet robuuster worden.

Trump kiest (weer intuïtief) als oplossing voor een soort hernationalisatie van de hele keten. Dat lijkt me niet de meest verstandige reflex. Daarover later meer.

De mondiale productieketen is een belangrijk element van de algemene trend van globalisering, die begon zo begin jaren negentig, na de val van de Muur. Er kwamen landen bij met opgeleide bevolking en lage lonen, grenzen werden minder belangrijk, handelstarieven en andere belemmeringen werden afgebouwd.

Na de toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001 schakelde globalisering door naar een hogere versnelling. De ICT-revolutie zorgde ervoor dat bedrijven eenvoudig en goedkoop konden communiceren met vestigingen en toeleveranciers in andere landen. Volgens het laatste Global Value Chain Development Report, bestaat inmiddels tweederde van de internationale handel uit goederen- en dienstenstromen binnen de productieketen. Het ‘ouderwetse’ flesje wijn uit Frankrijk en kaasje uit Italië komen natuurlijk ook nog de grens over, maar het grootste deel van de internationale handel bestaat uit grondstoffen, onderdelen en halffabricaten.

Neem de elektrische fiets hieronder. Het is een model die de Amerikaanse fietsenmaker Pedego in z’n Vietnamese fabriek maakt. Of beter: z’n assemblagehal, want de onderdelen komen van andere producenten overal ter wereld. De productieketen van deze fiets strekt zich uit van Duitsland en Italië tot Taiwan en Japan, zo blijkt uit een analyse van de Wereldbank. En onderdelen van die Duitse en Japanse onderdelen zijn ongetwijfeld ook weer in andere landen geproduceerd.

Ieder onderdeel wordt gemaakt op de plaats waar dat het best en goedkoopst kan gebeuren. En omdat de handelsbelemmering gering zijn, kan de productieketen zich op de meest efficiënte manier over de wereld ontvouwen. Het nadeel is: als een land niet meer kan leveren, stokt de productie in de hele keten. Het systeem is efficiënt, maar niet per se robuust. Vandaar dat Trump liever alles weer in eigen land maakt. De fiets wordt dan duurder en waarschijnlijk ook slechter. Maar je bent in elk geval zeker dat je hem kunt produceren.

Ik denk dat dit niet de juiste reactie is. Natuurlijk zijn er producten die je om strategische redenen weer in eigen land of regio wil produceren. Medische beschermingsmiddelen en medicijnen bijvoorbeeld. Maar over het algemeen geldt dat alles in eigen land produceren, de keten juist zwakker maakt. Amerikanen produceren hun eigen vlees, maar nu slachterijen wegens corona stilliggen, zijn er direct tekorten. Om de keten robuust te maken moet je juist niet alle eieren in een mandje leggen. Dus niet alles in China of Vietnam produceren, maar ook niet alles in eigen land.

Diversificatie zou daarom een betere reactie zijn. Maak de productieketen robuust door vitale onderdelen bij meerdere toeleveranciers in verschillende regio’s te bestellen. Dat betekent meer globalisering, niet minder. Een van die regio’s kan prima het eigen land zijn. In Nederland bijvoorbeeld kunnen we kijken of dankzij 3D-printing en robotisering een deel van de uitbesteedde productie kan worden teruggehaald. Maar afhankelijk worden van lokale productie is niet verstandig.

Naast de geografische diversificatie zouden er in de keten ook meer buffers kunnen worden aangelegd. Van just-in-time naar just-in-case, zou een consultant zeggen, met toch weer strategische voorraden halffabricaat bij iedere schakel in de keten, voor je-weet-maar-nooit.

Dat is minder efficiënt. En het legt een groter beslag op het werkkapitaal. Wellicht leidt het daarom tot minder schakels, wat ook weer efficiëntie kost. Producten worden duurder en mogelijk krijgt de consument minder keuze. Allemaal niet leuk natuurlijk, maar een robuuster productieketen mag wat kosten.

(FD)

(Naschrijft: Fiets met riemaandrijving heeft natuurlijk geen pignon, maar een naafversnelling. Mijn vertaalfout)