Iedereen wil rijkdom belasten, maar de manier van vermogensheffing maakt nogal uit

Gerrit en Willem, twee vrolijke bewindslieden die aan het begin van deze eeuw een nieuw belastingstelsel ontwierpen. Nederland had nog een echte vermogensbelasting met een tarief van 0,7%. Deze heffing leidde tot veel juridische strijd, en toen Duitse rechters in 1995 vermogensbelasting in strijd met hun grondwet verklaarde, besloot ons kabinet dat het ook hier tijd was voor iets nieuws.

Voortaan werd niet meer het vermogen belasten, maar het inkomen dat ermee werd verdiend. Gerrit Zalm en Willem Vermeend vonden het echter te veel gedoe om al die rentes en dividenden echt vast te stellen en gingen rekenen met een fictief rendement van 4%. Daarover moest dan 30% belasting worden betaald. Dit was in feite een gewone vermogensbelasting van (0,3 x 4%=) 1,2%, maar volgens de bewindslieden kon het prima zo: 4% rendement voor iedereen haalbaar.

Maar de rente ging omlaag en er waren een paar beurskrachs. In 2016 oordeelde de Hoge Raad daarom dat 4% rendement niet haalbaar was. Er moest maatwerk komen. In 2017 kwam er een staffel: kleine vermogens werden afgerekend tegen lage spaarrente, grote tegen het hogere gemiddelde beursrendement. Eind vorig jaar oordeelde de Hoge Raad ook negatief over die oplossing omdat die rijke spaarders zou discrimineren.

Zo komt het dat Nederland anno 2022 geen goede manier heeft om rijkdom te belasten. Hoogste tijd voor reparatie, maar dat is nog niet zo gemakkelijk. Belasting heffen op vermogen kan op veel manieren, elk met eigen voor- en nadelen. De belangrijkste staan in bovenstaand schema. Het huidige systeem, met fictieve rendementen, is lekker makkelijk en vergt weinig informatie. Maar het is ook oneerlijk voor grote spaarders en daarom volgens de Hoge Raad onrechtmatig.

De linkse oppositie stelde vorige week voor om terug te gaan naar het oude systeem en het vermogen zelf te belasten. Ook daar is weinig informatie voor nodig, en de Belastingdienst kan het waarschijnlijk snel invoeren. Gevaar bij een pure vermogensbelasting is wel dat mensen met weinig geld, maar veel vermogen, hun bezittingen moeten liquideren om de heffing te kunnen betalen. En of zo’n pure vermogensbelasting door de beugel kan, is de vraag. De 2016-uitspraak van de Hoge Raad lijkt aan te geven dat een vermogensheffing nooit hoger mag zijn dan wat iemand feitelijk op zijn vermogen verdient. Als dat zo is, dan is informatie over die opbrengsten dus ook nodig, en wordt het toch weer een ingewikkelde regeling.

Dan kunnen we ook het echte rendement gaan belasten. Bijvoorbeeld via een vermogensinkomstenbelasting: een heffing over rente en dividend. Misschien gewoon opgeteld bij het inkomen, zodat kapitaal- en looninkomen onder hetzelfde tarief vallen. Probleem daarbij is wel dat burgers en bedrijven zullen proberen om deze directe inkomsten te verstoppen in onbelaste waardestijging, bijvoorbeeld door in plaats van dividenden uitkeren, aandelen op te kopen. Daardoor stijgt de aandelenkoers, en die is niet belast.

De volgende stap is ook die koerswinst belasten. Een echte vermogenswinstbelasting doet dat. Rente, dividenden maar ook alle gerealiseerde vermogenswinsten worden aangeslagen. Dit is de optie die de meeste partijen in hun verkiezingsprogramma’s opschreven, en in het coalitieakkoord werd aangekondigd. Maar de uitvoering vergt veel van de Belastingdienst. Misschien wel te veel. Bovendien kan zo’n belasting tot ongewenst strategisch gedrag leiden: beleggers durven niet meer te verkopen omdat ze op dat moment moeten afrekenen bij de fiscus. Geld vrijmaken voor nieuwe investeringen wordt kostbaar.

Dat probleem heb je niet bij de vermogensaanwasbelasting. Die belast ook ongerealiseerde vermogenswinsten. Dus als die leuke ets van Rembrandt aan uw muur meer waard wordt: meteen aftikken. Het lock-in-probleem is dan weg, maar wie niet liquide is, moet zijn bezittingen verkopen.

Combineren is ook mogelijk. Economen Bas Jacobs en Sijbren Cnossen pleitten onlangs voor een vermogenswinstbelasting, met een fictieve rendementsheffing als voorheffing. Dus eerst betalen op basis van fictief rendement en dat later verrekenen met het echte rendement. Op zich geen slecht idee. Maar de juridische, theoretische en praktische voor- en nadelen van zo’n combi kan ik eerlijk gezegd niet meer overzien.

FD