Duitse dipjes beginnen al meer te lijken op een nare recessie in de industrie

De Nederlandse economie houdt de pas er lekker in. Eind 2018 trok de groei weer flink aan. Er zijn meer banen dan ooit, de consumptie stijgt, bedrijven investeren, en in zowel de bouw als de industrie groeit de omzet. Het is al met al een fraai plaatje.

Maar pas op: zoom niet te ver uit en draai de camera vooral niet te ver naar het oosten, want daar ziet het er heel anders uit. De Duitse economie groeit al twee kwartalen niet meer. Vooral de industrie heeft het zwaar. Ondernemers in die voor Duitsland uiterst belangrijke sector, laten het kopje collectief hangen.

Het ondernemersvertrouwen in de industrie is in februari weer gedaald, al voor de zesde maand op rij. Vooral over de nabije toekomst zijn de ondernemers veel negatiever geworden. De maandelijkse enquête onder inkoopmanagers in de industrie geeft hetzelfde beeld. Die index daalde in februari verder naar 47,6 en staat daarmee voor de tweede maand op rij onder de 50, wat duidt op verdere krimp in de sector.

Alsof 2018 niet al beroerd genoeg was voor de Duitse industrie. Het jaar begon slecht, er was een kleine opleving in het voorjaar, maar uiteindelijk belande de industriële productie in een duikvlucht. Dat was allemaal vrij onverwacht, dus analisten en commentatoren haasten zich om uit te leggen dat het telkens maar om tijdelijke dipjes ging. Het koude winterweer, onhandig vallende feestdagen, productieproblemen in de auto-industrie waar men zich aan moest passen aan de nieuwe emissie-eisen: smoesjes te over.

Maar nu de malaise al een jaar aanhoudt en de verwachtingen in de sector alleen maar slechter worden, komt men met smoesjes niet meer weg. Dit is geen tijdelijk dipje meer, maar begint al meer te lijken op een serieuze terugval die de hele Duitse economie kan meetrekken en dan uiteindelijk ook de Nederlandse groei zal raken.

Waarom doet de Duitse industrie het zo slecht? Ik denk dat er niet één antwoord op die vraag is, maar dat vele factoren een rol spelen. Vooral de belangrijke auto-industrie lijkt in een soort perfecte storm terecht gekomen, waarbij de wind van alle kanten komt.

De Chinese economie groeit minder glorieus dan in eerder jaren en dat is de belangrijkste markt voor Duitsland, buiten de EU. De Chinese autoverkopen dalen al sinds halverwege vorig jaar. Afgelopen januari lagen de verkopen weer 18% lager dan een jaar eerder. Dat doet pijn in Wolfsburg en München. Europa kwam met nieuwe emissie-eisen, terwijl de autofabrikanten nog de wonden van het dieselschandaal likken. De markt vraagt om elektrische auto’s, maar de Duitse fabrikanten lopen achter op hun niet-Europese concurrenten. En vanuit de Verenigde Staten klinken de handelsdreigementen weer harder. Bij een importtarief van 25% halveert de Duitse export van auto’s naar de VS, rekenden economen afgelopen week voor. Geen wonder dat de stemming zo slecht is.

Toch zijn er nog steeds Duitsland-watchers die lichtpuntjes zien. Uit de laatste cijfers zou blijken dat de voorraden onverkochte auto’s wat afnemen. Misschien is het ergste achter de rug. Consumenten zijn intussen geld blijven uitgeven en de investeringen van bedrijven trekken weer wat aan. ‘Over een paar maanden laat de Duitse economie vast weer de ware kleuren zien’, schreef een analist van ING hoopvol.

Hoop doet leven. Maar ik lees dit soort ‘binnenkort gaat het weer beter’-teksten nu al meer dan een jaar. Misschien is de tijd van hoopvol afwachten wel voorbij, en is de Duitse overheid aan de beurt om de economie weer wat vaart te geven. Het Duitse overschot op de begroting is vorig jaar opgelopen tot een absurd record van €58 miljard. De overheid haalt veel meer belasting op dan nodig is voor de uitgaven, en smoort zo de economische groei.

U weet het, ik ben geen gepassioneerde keynesiaan, maar Duitsland heeft geld zat voor een lekkere bestedingsimpuls. Verlaag de belastingen en investeer eens wat meer in infrastructuur. Zo’n duwtje in de goede richting kan de economie nu prima gebruiken.