Vermogensbelasting

Groot respect en diepe afkeer. Het zijn tegenstrijdige gevoelens, maar bij mij komen ze beide naar boven als ik een juridische tekst lees.

Groot respect vanwege de kracht van de interne logica, de brede belezenheid, het intellectuele gehalte. De slimheid straalt van de pagina’s af en brengt de lezer in een staat van bewondering. Vergelijk dat eens met de vaak slordig en puntig formulerende economen.

Maar ik voel ook diepe afkeer. Afkeer van de pietluttigheid, van de cirkelredeneringen, en van het pedant negeren van de praktische kant van de zaak. Waar gaat dit eigenlijk over? Is dit echt zo belangrijk om zo lang over door te zeveren?

Lees het advies van de advocaat-generaal van de Hoge Raad over de rechtmatigheid van de vermogensrendementsheffing, dat gisteren verscheen, en u weet wat ik bedoel.

Respect, want het is een prachtige compositie in ruim 18.000 woorden, met heldere redeneringen en fraaie verwijzingen. (De fraaiste is natuurlijk die naar een boek van mijzelf uit 2006, waardoor ik de hele dag met een stomme grijns op mijn gezicht rondliep. En nee, het kan me niet schelen dat de advocaat-generaal zowel mijn voor- als achternaam verkeerd spelde, want economen zijn geen pietlutten.)

De advocaat-generaal legt omstandig uit dat de fictieve vermogensrendementsheffing uit het Belastingplan 2001, aan het begin van de eeuw misschien wel een goed idee was. Het fictieve rendement van 4% waarover voortaan 30% belasting zou worden geheven, kon rond de eeuwwisseling als makkelijk haalbaar worden geacht. Maar inmiddels is de rente zo ongeveer nul en zijn ook veel beleggingsrendementen een stuk lager.

Dus, stelt de advocaat-generaal, de fictieve vermogensrendementsheffing zorgt er bij veel belastingbetalers voor dat ze moeten interen op hun vermogen. Dat is in strijd met het recht van eigendom, zoals vastgelegd in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. Let op: dit is de samenvatting van een doorwrocht advies door een slordige econoom, dus lees het hele stuk voor de zekerheid ook zelf.

Het is een prachtige redenering, die respect afdwingt. En dan leidt tot diepe afkeer, althans bij mij. Want wie kan het in hemelsnaam schelen of het fictieve rendement wel of niet gehaald wordt?

De fictieve rendementsheffing was vanaf de eerste dag niets anders dan een vermogensbelasting: 30% van 4% rendement is gewoon 1,2% vermogensbelasting. Niets meer en niets minder.

Iedereen wist dat, want twee percentages met elkaar vermenigvuldigen, dat moeten zelfs juristen kunnen. Nederland belast vermogen met een tarief van 1,2%.

Welk rendement er in werkelijkheid wordt gehaald, speelt geen rol. Behalve blijkbaar in de complexe wereld van de jurist.

(FD)