Lagere AOW-leeftijd in ruil voor pensioenhervorming? Dat is een prijs die we niet kunnen betalen

Verkiezingen achter de rug, het politieke handwerk kan weer beginnen. Voor minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken betekent dat: met de pet in de hand langs bij de linkse oppositie, om te vragen wat ze nodig hebben om zijn pensioenhervorming te steunen. Koolmees sprak deze week met Lodewijk Asscher van de PvdA en gaat binnenkort om de tafel met Jesse Klaver van Groen Links.

Begin van de week sprak de minister ook weer even met de vakbonden, die vorig jaar boos opstapten uit het pensioenberaad. Maar die ontmoeting moesten we zeker niet zien als een hervatting van dat overleg. De vakbonden willen de AOW-leeftijd voor langere tijd op 66 jaar houden en een regeling voor mensen met zware beroepen zodat die nog eerder kunnen stoppen. Die eisen zijn hetzelfde als vorig jaar.

Het bijzondere van deze eisen is dat ze in principe niets met de voorgestelde pensioenhervorming te maken hebben. De AOW-leeftijd staat los van de modernisering van het pensioencontract waar polder en politiek nu al zo veel jaar over praten. Die modernisering gaat over afschaffing van de doorsnee-systematiek, het wel of niet creëren van persoonlijke (doch collectief belegde) pensioenpotjes en de mate waarin pensioentoezeggingen harde beloftes zijn waar deelnemers rechten aan kunnen ontlenen. Over die onderwerpen kun je in principe prima een deal sluiten, zonder ook maar een woord te wijden aan de AOW-leeftijd. Maar de vakbonden hebben de discussie over de AOW-leeftijd kunstmatig gekoppeld aan de pensioenhervorming. Met enige overdrijving: men houdt het pensioen in gijzeling en laat het pas vrij als er losgeld in de vorm van lagere AOW-leeftijd is betaald.

Wat te doen? Moet Koolmees dan maar toegeven? Hij de pensioenhervorming, de vakbond en de linkse partijen de lagere AOW-leeftijd? Gewoon even van Hollands handjeklap en het moeilijkste dossier van de overlegpolder kan eindelijk dicht. Koolmees zou een electorale dubbelslag slaan, want dankzij de pensioenhervorming hoeft er waarschijnlijk minder te worden gekort op de pensioenen, terwijl werkende ouderen profiteren van de lagere AOW-leeftijd. Het zou zelfs een aardige geste richting het Forum voor Democratie kunnen zijn. Deze nieuwkomer in de Eerste Kamer pleit ook voor een vroege AOW. ‘AOW vaststellen op 66 jaar’, luidt punt 3 van het hoofdstuk ‘Ouderen en Pensioenen’, van het programma van de partij.

Maar helaas voor de minister zal hij de deal niet kunnen maken. Fixeren van de AOW-leeftijd is een te hoge prijs om te betalen voor de pensioenhervorming. Misschien niet dit of volgend jaar, maar over tien of twintig jaar krijgt Nederland enorm veel spijt van zo’n ruil.

Want de verhoging van de pensioenleeftijd is geen hobby van rechtse politici die oudere werknemers willen pesten, maar een pure economische noodzaak. Vergrijzing en ontgroening bedreigen onze welvaart en trekken de verhouding werkenden/gepensioneerden uit het lood. Bedrijven en overheden merken nu al hoeveel problemen trage groei van de beroepsbevolking geeft. Zonder verhoging van de AOW-leeftijd zal de potentiële beroepsbevolking de komende decennia zelfs gaan dalen.

De bevolking tussen 20 en 66 jaar daalt de komende decennia van 10,3 miljoen nu, naar 9,8 miljoen over twintig jaar. Hoe Nederland om moet gaan met een half miljoen minder mensen in de werkzame leeftijd, kwam ik in geen enkel verkiezingsprogramma of vakbondspamflet tegen. Misschien de AOW-leeftijd dan toch wat laten oplopen met de levensverwachting, maar half zo snel als het kabinet wil? Daar lijkt de vakbond ook wel mee in te kunnen stemmen, mits die leeftijd eerst tot 2025 gefixeerd wordt op 66 jaar. Maar ook dan daalt de beroepsbevolking. Over twintig jaar komen we 300.000 mensen te kort.

Zo gek is de huidige oploop van de AOW-leeftijd dus niet. Alleen door snel naar 67 jaar te gaan en daarna gelijke tred te houden met de stijgende levensverwachting, blijft de potentiële beroepsbevolking op of boven het huidige peil. De vergrijzing stelt de economie al voor genoeg problemen. Opzettelijk verlagen van de beroepsbevolking hoeft daar niet nog bij.