Groei, klimaat, vergrijzing en inflatie vragen om herhaling van het Nederlandse wonder

Soms gaat een ontwikkeling zo langzaam, dat je het wonder ervan mist. Neem de opzienbarende toename van het aantal werkende Nederlanders gedurende de afgelopen halve eeuw. In die periode ging het debat vooral over zaken als werkloosheid, kansenongelijkheid, loonverschillen en zware beroepen. Nederland was ziek vonden we in de jaren tachtig en later bleek half Nederland tegen een burn-out aan te zitten. Er waren zorgen over verlies van banen aan lageloonlanden, we waren bang voor concurrentie van arbeidsmigranten en vreesden dat robots banen zouden vernietigen.

Het waren geen onrealistische angsten. Maar terugkijkend op de afgelopen decennia valt toch vooral iets heel anders op: steeds meer mensen wilden werken en vonden ook een baan. In 1975 werkte slechts 58% van de Nederlanders tussen de 25 en 65 jaar oud, 45 jaar later was dat gestegen naar bijna 84%. Dát is het wonder van de Nederlandse arbeidsmarkt: een ongekende groei van de arbeidsparticipatie, die veel sneller verliep dan in andere landen.

In 1975 bungelden we samen met Italië onderaan de Europese ranglijst. Inmiddels zit Nederland in de kopgroep, samen met Duitsland en Scandinavische landen. Als ook de werkende jongeren tussen 15 en 25 jaar worden meegerekend, zijn onze cijfers nog extremer, maar omdat het bij die groep vaak gaat om kleine bijbaantjes heb ik ze in de grafiek weggelaten.

De belangrijkste oorzaak van het arbeidsmarktwonder is de gestegen deelname van vrouwen. Het eenverdienersgezin uit de jaren zeventig werd vervangen door het anderhalf- of tweeverdienersgezin. Dankzij arbeidsmarkthervormingen kon de hoge en langdurige werkloosheid uit de jaren tachtig dalen naar een van de laagste niveaus in Europa. Ook de jeugdwerkloosheid nam snel af. En nergens in de Europese Unie zijn er nu zo veel jongeren die werken of een opleiding volgen. De lage arbeidsparticipatie van 55-plussers werd begin deze eeuw gerepareerd, door afschaffing van VUT en prepensioen.

Zo ging Nederland van achterblijver naar koploper. Door het stijgende arbeidsaanbod bleven de looneisen gematigd (al kun je die causaliteit natuurlijk ook omdraaien) en kon de economie blijven groeien. De zorg kon uitdijen, want er was personeel genoeg en de arbeidsintensieve landbouw en dienstensector floreerden.

Is dat kunstje nu uitgewerkt? Met een participatiegraad in de top van Europa, zou je misschien denken van wel. Er zit weinig rek meer in de Nederlandse arbeidsmarkt. Pijnlijk, want de arbeidsproductiviteit stijgt nauwelijks meer, dus voor economische groei is steeds meer arbeid nodig. Ook de grote maatschappelijke uitdagingen, zoals de energietransitie, verbetering van het onderwijs en de hogere zorgvraag door vergrijzing, vergen groei van het arbeidsaanbod. Anders dreigt een grote concurrentieslag op de arbeidsmarkt, die leidt tot een loongolf en nog hogere inflatie. Eigenlijk hebben we opnieuw een Nederlands wonder op de arbeidsmarkt nodig.

Economen Anthony Stigter en Ton Wilthagen doen daarom in economenblad ESB deze week een oproep om de arbeidsdeelname nog verder te verhogen. Deeltijders moeten voltijders worden, ouderen langer doorwerken en de laatste groep onvrijwillig niet-werkenden aan een baan geholpen.

Ik ben het daar volmondig mee eens, maar het zal niet eenvoudig zijn. Om de participatie (in banen en werkuren) nog verder te verhogen, is gericht overheidsbeleid nodig. We doen juist het tegendeel. De obsessieve aandacht voor koopkracht en ongelijkheid leidt tot een hoge marginale belastingdruk, waardoor meer uren werken nauwelijks loont. Het gevecht tegen flex en zzp dreigt eerdere hervormingen ongedaan te maken en de arbeidsmarkt weer vast te zetten.

Hoge en stijgende arbeidsparticipatie zou continu een onderwerp van zorg en aandacht moeten zijn. Om maar wat te noemen: we moeten inkomensafhankelijke regelingen afbouwen, een ‘voltijdsbonus’ in de inkomstenbelasting invoeren, de deeltijdcultuur doorbreken en mensen veel meer vrijheid geven om hun werk zelf in te richten.

Wat er gebeurt als je het participatiebeleid laat sloffen, zien we in de Verenigde Staten. Daar daalt de ooit recordhoge arbeidsdeelname deze eeuw gestaag, en ligt die inmiddels onder dat van veel Europese landen. De hoge Amerikaanse looninflatie van dit moment, wordt er deels door verklaard.

FD