Biden is bang voor China, maar de VS haal je niet zomaar in

Donald Trump mag de verkiezingen dan niet gewonnen hebben in 2020, maar op het gebied van handel won hij de ideologische strijd. Want al klinken zijn woorden minder schril, president Joe Biden is minstens zo protectionistisch als zijn voorganger. ‘Buy American’ klinkt zo ongeveer in elke zin en de Democraat eist dat de miljarden voor infrastructuur en verduurzaming louter en alleen aan Amerikaanse bedrijven ten goede mogen komen, alleen aan Amerikaanse goederen mogen worden uitgegeven, en alleen banen voor Amerikanen mogen creëren. ‘That’s the way it should be’, zegt Biden.

Twee jaar na zijn inauguratie heeft de president nog niets gedaan om de Wereldhandelsorganisatie (WTO) weer op de rails te krijgen. Trump weigerde nieuwe rechters te benoemen, zodat het hof van appel geen uitspraken over handelsconflicten meer kon doen. Biden maakt geen aanstalten om dit cruciale WTO-hof weer van rechters te voorzien.

Dit reactionaire beleid is vooral voor binnenlands gebruik, de Democraten willen de stem van de arbeider terugwinnen. Maar er zit ook een strategische kant aan: China afremmen. Meer zelf maken betekent minder afhankelijkheid van China, een idee dat ook bij veel Europese politici heeft postgevat. Biden gaat nog een stap verder: het Westen moet ook geen cruciale technologie meer leveren. Chipmachines, bijvoorbeeld, stellen China in staat om een eigen halfgeleidersector op te bouwen. Met het argument dat de slimste chips gebruikt kunnen worden in moderne wapensystemen, heeft Biden de export van machines en gereedschap voor de chipsector door Amerikaanse bedrijven al platgelegd. Nu wil hij dat Europa en Japan hetzelfde doen.

Vandaar dat, toen premier Mark Rutte afgelopen dinsdag op bezoek kwam in het Witte Huis, Biden vooral wilde weten of hij de export van machines van ASML en ASMI naar China ging tegenhouden. Nederland is een grote speler in de Europese chipsector en ASML is wereldmarktleider, dus het was meer dan een beleefdheidsverzoek. Uit de uitspraken van Rutte na het gesprek, valt op te maken dat hij de boot heeft afgehouden. Op Ruttiaanse wijze zei hij eigenlijk niets over het onderwerp, wellicht hopend op zijn aloude tactiek van wachten tot het probleem zichzelf oplost. Benieuwd of dat deze keer lukt, want uiteindelijk zullen ASML en ASMI exportvergunningen aanvragen, en zal de overheid daarover moeten oordelen. Maar wie dan leeft, wie dan zorgt, blijkbaar.

Los van het specifieke Nederlandse belang lees ik weinig principiële kritiek op het ‘stop-China-nu-het-nog-kan’-beleid van de Amerikanen. Ook in Europa lijken de meest politici overtuigd dat zonder tegenwerking China deze eeuw de nieuwe wereldmacht wordt en ons technologisch de pas af gaat snijden. De combinatie van bevolkingsomvang, economische groei, innovatie en een duidelijk plan voor de lange termijn, komt bedreigend en onverslaanbaar over.

Dat doet me denken aan Japan in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Toen lag Ezra Vogels boek Japan as Number One, Lessons for America op elk nachtkastje in Washington. Beleidsmakers en adviseurs bladerden er angstig doorheen, vrezend dat de wereldheerschappij van Japan niet meer te voorkomen was. Het liep heel anders: een vastgoedcrisis, vroege vergrijzing en afname van de economische dynamiek zorgden juist voor stagnatie in Japan. Precies de drie problemen waar China nu mee kampt.

De Franse econoom Philippe Aghion schreef het al eens: inhaalgroei is makkelijk, maar gaat je productiviteit richting die van de VS, dan komt er meestal de klad in. Zonder het ondernemerschap en het harde kapitalisme van de Amerikanen is het moeilijk de technologiegrens op te schuiven. In de grafiek is te zien dat de productiviteit van de VS al zeventig jaar superieur is. Japan en Zuid-Korea trokken een snelle sprint, maar lopen al jaren niet meer in op de VS. China staat nog aan het begin van het pad, maar lijkt nu al te vertragen.

Europa deed het beter: Nederland en Duitsland tikten het Amerikaanse productiviteitsniveau aan, al wordt de grafiek soms vertekend door wisselkoerseffecten. Bovendien werd in deze landen meer laag-productief werk naar het buitenland verplaatst, dan in de VS.

‘Je haalt de technologieleider niet zomaar in’, stelde de Amerikaanse handelseconoom Douglas Irwin deze week in The New York Times. Biden zou wel wat meer van dat Amerikaanse zelfvertrouwen kunnen gebruiken. Het zou zijn handelsbeleid minder angstig maken.

FD