Geld maakt wel gelukkig

Maak carrière tot je 75.000 dollar (55.000 euro) per jaar verdient. Daarna heeft alle moeite om hoger op te komen geen zin meer. Je wordt er misschien wel rijker van, maar niet gelukkiger.

Dat beweerden twee economen van Princeton in 2010. Later stelden andere onderzoekers het bedrag naar beneden bij: boven 50.000 dollar, gaf extra inkomen al geen extra geluk meer. Deze uitkomsten leken te bevestigen wat de Amerikaanse econoom Richard Easterlin in 1974 al vermoedde: voor wie al enigszins in goede doen is, wordt van meer inkomen niet gelukkiger. Geld maakt niet gelukkig. De Easterlin-paradox was geboren.

Misschien dat extra inkomen even een geluksgevoel geeft. Van het eerste loonstrookje met het hogere bedrag word je blij. Bij het tweede ben je al blasé en weer net zo gelukkig of ongelukkig als voor de opslag.
En wie meer verdient dan zijn buurman, krijgt daar ook een tevreden gevoel van. Mensen meten hun welvaart af aan die van anderen. Van een hoog relatief inkomen word je gelukkig, van een hoog inkomen in absolute termen niet.

Die conclusie had en heeft grote gevolgen voor de economische doelstellingen van een land. Groei van het bruto binnenlands product zorgt maar even voor een tevreden bevolking. Zodra iedereen gewend is, zijn we weer terug bij af. De mensheid als geheel wordt er niet gelukkiger van. Steeds meer groei nastreven heeft geen zin.

De ‘economie van het genoeg’ is veel zinvoller dan de eeuwig groeiende economie die bij het kapitalistische systeem hoort. Geen wonder dat de Easterlin-paradox vooral door politiek links enthousiast werd omarmd.

Maar klopt de bewering wel? Maakt relatief inkomen gelukkig, en absoluut inkomen niet? Drie economen van de universiteiten van Pennsylvania en Michigan zette alle gegevens nog eens op een rij. In een onlangs verschenen onderzoek komen ze tot een duidelijke conclusie: de paradox van Easterlin bestaat niet.

Rijk is gelukkiger dan arm, en rijker is nog gelukkiger. Rijkst is het allergelukkigst. Er is geen niveau waarbij extra geld niet gelukkiger meer maakt. Ook boven de halve ton maakt meer inkomen je langdurig blij. En het maakt daarbij niet uit wat de buurman verdient.

De onderzoekers bekeken welk geluksniveau inwoners van arme en rijke landen rapporteren. Als Easterlin gelijk had, zou er niet zoveel verschil moeten zijn, zolang er binnen de landen maar ongeveer dezelfde relatieve inkomensverschillen zijn.

Maar de werkelijkheid is veel simpeler: in rijke landen voelen de inwoners zich gelukkiger. In arme landen voelen zij zich ellendig.

Er is bovendien geen bewijs dat naarmate landen rijker worden de invloed van geld op geluk afneemt. Tien procent meer inkomen in een arm land levert ongeveer dezelfde gelukswinst op als in een rijk land.

Hetzelfde geldt voor arme en rijke mensen binnen hetzelfde land: tevredenheid met het leven neemt toe naarmate een inwoner rijker is. Dat verband stopt niet als een bepaald inkomensniveau is bereikt. Stinkend rijke inwoners zijn gemiddeld gelukkiger dan ‘gewoon’ rijke inwoners.

De onderzoekers schrijven: “We zien niets dat wijst op verzadiging. Net als bij de vergelijking tussen landen, is er bij het verband tussen welbehagen en inkomen geen teken van afvlakking bij hogere inkomens.”

Ten slotte bekijken de economen wat er gebeurt als het inkomen stijgt over een langere periode. Zorgt economische groei voor een gelukkigere bevolking?

Jazeker, is de conclusie. In de meeste landen worden de inwoners gelukkiger naarmate het inkomen stijgt. En alweer is er geen teken van afzwakking van dat effect bij hogere inkomen.

Ook voor Nederland vinden ze een duidelijke positieve relatie. Net als bij zeven andere onderzochte Europese landen. Alleen in België lijkt er geen verband te zijn: het land wordt rijker, maar de bevolking niet gelukkiger.

Voorzichtig geformuleerd moet de conclusie daarom luiden: Geld maakt gelukkig. Behalve in België.

(verscheen eerder bij Z24)