Hamvraag voor 2019: hoeveel pijn gaat de krappe arbeidsmarkt doen?

Al drie jaar op rij daalt de werkloosheid sneller dan de economen van het Centraal Planbureau (CPB) denken. Tijdens de crisisjaren waren ze soms te optimistisch. Maar sinds Prinsjesdag 2015 is het CPB structureel te pessimistisch.

Medio 2016 was de werkloosheid geen 6,7% (zoals op Prinsjesdag voorspeld), maar 6,1%. In 2015 daalde het percentage naar 4,9, terwijl de prognose 6,2 was. En halverwege 2018 dook de werkloosheid onder de 4%, terwijl het CPB 4,3% in de boeken had staan.

Ook volgend jaar zal het CPB er weer naast zitten. Dat durf ik wel te voorspellen, want volgens de nieuwe raming die afgelopen woensdag verscheen, daalt de werkloosheid in 2019 naar 3,6%. Toen het Centraal Bureau voor de Statistiek een dag later het feitelijke werkloosheidscijfer van november 2018 publiceerde, bleek dat we dat percentage nu al voorbij zijn. De Nederlandse werkloosheid is vorige maand uitgekomen op 3,5%. Het CPB voorspelt – ongetwijfeld zonder dat echt te bedoelen – een lichte stijging van de werkloosheid in de komende maanden.

Voorspellen is moeilijk, dus ik schrijf dit niet om het Planbureau aan de schandpaal te nagelen, maar om te laten zien hoe economen zich tijdens de jaren van economisch herstel telkens hebben laten verrassen door de snel dalende werkloosheid. Niet alleen economen; ook politici, beleidsmakers en werkgevers kregen te laat door dat de arbeidsvoorraad veel sneller aan het opraken was dan na eerdere recessies.

Nederland heeft zich in de recessiejaren in slaap laten wiegen met het idee dat er altijd genoeg werknemers te vinden zouden zijn om groei mogelijk te maken en zich niet goed voorbereid op de huidige periode van hardnekkige krapte op de arbeidsmarkt. Pas sinds dit jaar gaat het in de beleidsdiscussies opeens over bij- en omscholing, over employability van ouderen, over de nadelen van onze deeltijdcultuur en over de trage groei van de arbeidsproductiviteit en over een meer stimulerend sociaal en fiscaal stelsel. Allemaal onderwerpen waar politiek, ondernemers en sociale partners al vanaf 2015 alle aandacht op hadden moeten richten.

Want de krappe arbeidsmarkt is een structureel verschijnsel en de belangrijkste rem op de groei van bedrijven en de economie als geheel. De 3,5% werkloosheid van november is geen laagterecord, maar komt dicht in de buurt. De afgelopen dertig jaar was dit percentage alleen in 2001 nog lager (3,3%). Dat kwam toen na acht jaar van onafgebroken economische expansie waarin de economie in totaal met 34% groeide. Nu zitten we na vier jaar en 11% groei al bijna op dezelfde werkloosheid. In een vergrijzende en ontgroenende economie komt de bodem van de arbeidsmarkt veel sneller in zicht.

Oud of jong, man of vrouw, voor alle groepen op de arbeidsmarkt ligt de werkloosheid momenteel ver beneden het gemiddelde van de afgelopen drie decennia. En de gevolgen van de krapte zijn voor bedrijven voelbaar. Volgens een recente enquête ervaart inmiddels ongeveer een derde van de bedrijven in de bouw, transport, horeca en zakelijke dienstverlening het personeelstekort als een belemmering. In de uitzendbranche, waar men de conjunctuur altijd het heftigst ervaart, is dat al meer dan de helft. Alleen een plotselinge recessie kan voorkomen dat deze percentages in 2019 nog hoger worden.

Ook de overheid ziet haar plannen doorkruist worden door het gebrek aan arbeidskrachten. Het lukt niet om het extra geld dat dit kabinet uit heeft getrokken voor zorg, onderwijs en defensie ook echt uit te geven. Het CPB ziet dat volgend jaar niet goed komen. Door de krappe arbeidsmarkt, schrijft men, ‘blijft het risico aanwezig dat de voorgenomen extra uitgaven niet in het voorziene tempo kunnen worden gerealiseerd’.

Het is natuurlijk een luxeprobleem. Liever te lage werkloosheid dan te hoge. Maar was 2018 het jaar dat Nederland de krapte op de arbeidsmarkt ontdekte, 2019 wordt het jaar waarin bedrijven en overheden de pijn van de knellende krapte echt gaan voelen. IJs en weder dienende, uiteraard.