De mensen zijn nu echt bijna op, dus de tijd van domme groei is voorbij

De ‘behoedzame raming’, herinnert u zich die nog? Dat waren de begrotingsprognoses die minister van Financiën Gerrit Zalm in de jaren rond de eeuwwisseling maakte. Hij ging daarbij niet uit van de voorspelde economische groei, maar van een percentage dat daar ruim onder lag. Dus niet 2,5% groei per jaar, maar slechts 2%. Dankzij het behoedzaam ramen ontstonden er meevallers in plaats van tegenvallers, waardoor Zalm bijna automatisch de populairste minister van Financiën sinds Piet Lieftinck werd.

De methodiek werd in 2008 door opvolger Wouter Bos afgeschaft. Maar ik moest er weer aan terugdenken toen ik deze week de nieuwe editie las van het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau (CPB). (Waarschuwing: lees die laatste zin tien keer hardop en u wordt morgen wakker in de Sovjet-Unie van de jaren vijftig).

Daarin staat een nieuwe voorspelling voor de structurele (of potentiële) groei na 2021. Dat is de economische groei geschoond voor conjuncturele invloeden; zeg maar de natuurlijke kruissnelheid van de economie. Na 2021 komt die uit op slechts 1,2%, denkt het CPB. Dat is nog lager dan de toch al magere 1,5% voor de huidige periode.

Gerrit Zalm zou ervan in zijn karakteristieke lach geschoten zijn. Potentiële groei van 2% was in zijn tijd een uiterst voorzichtig uitgangspunt waarvoor hij over de knie ging bij de oppositie. Wat zal Wopke Hoekstra dan we niet voor de kiezen krijgen als hij beweert dat de groei (niet eens behoedzaam geraamd) straks nauwelijks boven de 1% uitkomt?

Helaas zal het Hoekstra weinig moeite kosten om te laten zien dat 1,2% potentiële groei een realistische voorspelling is. Nederland vergrijst en ontgroent en daardoor komen er niet genoeg nieuwe mensen op de arbeidsmarkt om serieus te blijven groeien. Ambitieuze ondernemers voelen de schaarste nu al aan den lijve en dat wordt de komende jaren alleen maar erger. In het verleden konden we dit onvermijdelijke gevolg van de vergrijzing nog een beetje verzachten. Nederland bleek telkens nieuwe bronnen van arbeidsaanbod te kunnen aanboren. In de tijd van Zalm kwam dat vooral doordat vrouwen gingen werken. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw had Nederland zo ongeveer de laagste arbeidsdeelname van vrouwen in Europa. Begin deze eeuw zaten we in de top. Dankzij die inhaalslag was er tijdens de boomjaren van Zalm altijd voldoende personeel voorhanden.

In 2003 werd er een nieuwe bron van arbeidsaanbod aangeboord: de 50-plusser. VUT en prepensioen werden afgebouwd en wie werkend zijn pensioenleeftijd haalde was niet langer de loser van de tennisclub. Weer kreeg de beroepsbevolking een impuls en kon de economie blijven groeien. Maar inmiddels raakt de voorraad vrouwen en ouderen op. Anno 2019 heeft van alle vrouwen tussen 15 en 75 jaar ruim 63% betaald werk. Voor mannen en vrouwen tussen 55 en 65 jaar is dat zelfs bijna 67%. Daar zit niet veel rek meer in. Misschien dat een nationale aanval op deeltijdwerk nog wat soelaas biedt, maar de tijden van snelle groei lijken echt voorbij.

Tenzij we slimmer gaan werken. Hogere arbeidsparticipatie is niet de enige bron van groei. Stijgende productiviteit is minstens zo belangrijk. Meer maken met dezelfde hoeveelheid mensen, daar zal Nederland het van moeten hebben. Helaas stijgt de arbeidsproductiviteit ook allerminst uitbundig. Terwijl techno-optimisten ons toeroepen dat technologie razendsnel verandert en dat we midden in een nieuwe industriële revolutie zitten, zie je dat in de productiviteitscijfers niet terug. Iets meer dan een procent stijging per jaar, sneller gaat de toename niet.

Nederland heeft daarom een ouderwetse investeringsagenda nodig. Bedrijven moeten veel meer geld en ijver steken in nieuwe technologie. Misschien zijn daarvoor nieuwe subsidies en aftrekposten nodig, maar in elk geval gezonde concurrentie die ondernemers opzweept. Het onderwijs moet beter en toegankelijker, zeker voor volwassenen die willen om- of bijscholen. Al het economische beleid moet gericht zijn op dat ene doel: slim groeien dankzij hogere productiviteit.

(FD)