Toezichtwerking is mislukt

Hoeveel mislukkingen zijn er nog nodig voordat de politiek inziet dat het experiment is mislukt? Nu zelfs een van de belangrijkste politici van ‘s lands grootste partij is gesneuveld, is het tijd om de harde waarheid onder ogen te zien: toezichtwerking is een mislukking.

De val van VVD-coryfee Loek Hermans is geen incident. Hij hield toezicht op een grote thuiszorginstelling, maar kon niet voorkomen dat de megalomane directie miljoenen verkwanselde aan onzinprojecten en de stichting naar de afgrond leidde. Het is het zoveelste debacle in een lange rij van falend toezicht. Thuiszorginstellingen, ziekenhuizen, woningcorporaties en verzekeraars; het misplaatste geloof in toezichtwerking laat een spoor van vernielingen achter in Nederland.

Het is allemaal het gevolg van beslissingen in de jaren negentig van de vorige eeuw. Terwijl Ronald Reagan in de Verenigde Staten en Margaret Thatcher in het Verenigd Koninkrijk lieten zien hoe marktwerking kan zorgen voor welvaartsgroei, besloot de Nederlandse politiek juist precies de andere weg in te slaan: toezichtwerking werd heilig verklaard.

Neobureaucratische bestuurskundigen grepen de macht en toverden Nederland om in een budgetmaximaliserende stichting. Eigendom werd iets ondefinieerbaars, winst werd een zonde en de verantwoordelijkheid lag bij niemand meer. Geen probleem, vonden de technocraten, want er is toezicht. Sterke toezichthouders zullen zorgen dat alle stichtingen en publieke bedrijven netjes in de pas blijven lopen.

Maar dit beeld van de perfecte toezichthouder bestaat alleen in de onrealistische modellen van bestuurskundigen. Daar zijn toezichthouders altijd rationeel. Ze houden altijd het algemeen belang in de gaten en hebben hun bestuurders stevig in de greep. Op de gammele fundamenten van dit toezichtsprookje bouwden de neobureaucraten hun monsterlijke gebouw van commissarissen, raden van toezicht, adviescolleges, inspecties en een batterij aan nieuwe toezichtautoriteiten, elk met z’n eigen drieletterige afkorting. Kleine, overzichtelijke instellingen moesten fuseren tot gigantische too-big-to-fail stichtingen, zodat het toezicht professioneel kon worden opgezet.

In plaats van onze belangrijkste nutsinstellingen in handen te geven van mensen met ‘skin in the game’, die financieel pijn lijden bij mislukkingen en die hun eigen vermogen verbinden met het lot van de instelling, kozen de utopische toezichtdenkers voor het model van schaalvergroting, perverse prikkels en diffuus eigendom. Na iedere mislukking keren de toezichthouders hun directie een flinke oprotpremie uit — het is immers toch niet hun geld — en gaan op zoek naar de volgende groep falende bestuurders.

Het Nederlandse experiment met toezichtwerking is grandioos mislukt. Mijn voorstel: laten we het eens met echte marktwerking proberen.