Zzp’ers zijn niet zielig. Gooi ze niet op een hoop met flexwerkers

Bijna anderhalf miljoen zzp’ers zijn er in Nederland. Om wat preciezer te zijn: 1.457.000. Dat is veel meer dan de schatting van pakweg een miljoen die voorheen vaak werd gebruikt. Het Centraal Bureau voor de Statistiek is er vlak voor de jaarwisseling nog eens goed voor gaan zitten, en komt nu op dit veel hogere getal uit.

Daarvoor hebben de statistici de definitie van zzp’er wel flink moeten oprekken. Zo tellen zelfstandige ondernemende medici (artsen, fysiotherapeuten, psychologen) mee als zzp’er. Net als alle akkerbouwers, tuinbouwers en veetelers die het rooien zonder eigen personeel in dienst. De dokter en de boer zijn zzp’er. Ik vraag me af of ze dat zelf ook zo zien.

Bovendien blijkt voor veel van die anderhalf miljoen het zzp-schap in de eerste plaats een leuke hobby. Ruim 800.000 van hen hebben ook een ander inkomen (meestal een baan, soms pensioen of een andere uitkering). Bijna 550.000 mensen zien de zzp-inkomsten slechts als bijverdienste. Uiteindelijk telt het CBS 653.000 zzp’ers zonder ander inkomen.

Het is belangrijk om deze cijfers helder te hebben, want het nieuwe kabinet heeft beloofd volgend jaar aan de slag te gaan met nieuwe regels voor zzp’ers. Zonder de omvang en aard van deze groep precies te weten, kan men de plank misslaan. Hoe erg is het als veel zzp’ers geen aparte arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben, als de meerderheid van hen ook ander inkomen heeft? Hoe belangrijk is een speciale pensioenregeling, als een deel van de zzp’ers een boerenbedrijf runt met veel vermogen op de balans, of medicus is met mogelijk al een verplichte pensioenregeling? En in hoeverre ‘ondermijnt’ de zzp’er het sociale stelsel – een veelgehoorde aantijging – als zelfstandigen vaak ook premiebetalende werknemers zijn? De nieuwe cijfers nodigen het kabinet mijns inziens uit om nog eens goed te studeren, voordat het nieuwe zzp-beleid vorm krijgt.

En ik heb nog een onderwerp dat in die studie kan worden meegenomen: de zzp’er is geen flexwerker. Flexibele arbeid en zelfstandig ondernemerschap worden in de beleidsdiscussie vaak op een hoop gegooid. Zzp’ers worden dan gezien als onderdeel van de flexibele schil van bedrijven – samen met uitzendkrachten en ander flexibel inzetbaar personeel – en zijn daarmee een symptoom van de onzekere positie van werkenden. De eeuwig jobhoppende en payrollende jongere, de vakkenvuller met een nulurencontract en de zzp’er zonder zekerheid, zijn in de discussie vaak één grote – en uitgebuite – pot nat.

Maar een zzp’er is vaak juist geen onzekere, uitgebuite flexwerker. Geen twee zelfstandigen zijn hetzelfde, maar gemiddeld is hun positie duidelijk beter dan die van de flexwerker en vaak zelfs beter dan die van een werknemer met een vast contract. Wie naar de cijfers kijkt, zou eerder flex en vast op een hoop gooien, dan flex en zzp.

Schermafbeelding 2018-01-08 om 10.12.47

De zzp’er is gemiddeld ouder dan zowel vaste als flexibele werknemers. Bijna 60% van hen is ouder dan 45 jaar. Bij vast is dat nog geen 50%, bij flex slechts 20%. Ook is de zzp’er vaker hoog opgeleid (41%) dan beide typen werknemers. Zelfstandigen werken net zo vaak voltijds als werknemers met een vast contract (56%). Van de flexwerkers heeft slechts 30% een volle werkweek.

Zelfstandigen zijn ook vaker tevreden met hun werk. Volgens een enquête van TNO is 81% tevreden of zeer tevreden. Dat is een hoger percentage dan bij werknemers, zowel vast (78%) als flex (74%). Een logisch gevolg is dat de zzp’er van de drie groepen ook het minste last heeft van burn-outklachten. Ruim 70% van de zelfstandigen vindt dat zijn of haar kennis en vaardigheden goed aansluiten bij de werkzaamheden. Dat is – het wordt eentonig – een hoger percentage dan dat van vaste werknemers en flexwerkers.

De zzp’er is vaker bevlogen over z’n werk, vindt het gevarieerder en ervaart meer autonomie dan vaste en flexibele werknemers en denkt het werk tot op latere leeftijd te kunnen volhouden. De gemiddelde zzp’er is allesbehalve zielig. Hopelijk ziet het kabinet dat ook.

(FD)