Wordt het nog wat met het terughalen van productie naar Europa? Het is een wens die de afgelopen jaren alleen maar groter is geworden.
Eerst was er de pandemie: beleidsmakers ontdekten dat er in Europa nog nauwelijks mondkapjes werden gemaakt. Ook voor pijnstillers moesten we elders zijn. Vervolgens mondde het zerocovidbeleid van China uit in grote opstoppingen in de productie- en aanvoerketens. Was onze afhankelijkheid van Aziatische fabrieken niet te groot geworden?
In 2022 barste de technologieoorlog tussen China en de VS in alle hevigheid los en kreeg import uit China een geopolitieke lading. De Russische aanval op Oekraïne en de energiecrisis onderstreepten nog eens het belang van zelfvoorziening. Het politieke project van de Europese Commissie om de Europese Unie ‘strategisch autonoom’ te maken, belandde in de politieke mainstream.
Maar verder moet Europa het doen met kleine overwinningen. Auping, VDL en DSM maken medische mondkapjes op Hollandse bodem. In Frankrijk gaat volgend jaar een grote paracetamolfabriek open, en Macron wil nog 49 basismedicijnen weer lokaal produceren. Chipfabrikanten lokt Europa met miljarden aan subsidies. Batterijfabrieken krijgen ruim baan. En Duitsland wist een ‘gigafabriek’ van Tesla naar binnen te hengelen. Al komt de Model Y, de best verkopende elektrische auto in Europa vooral uit de fabriek in Shanghai.
Tegelijkertijd is het in de Europese industrie als geheel vooral malaise. De industriële productie ligt al een jaar op een dalende trend en afgaande op de inkoopmanagersindex (43,1 in oktober, ruim onder het kantelpunt van 50) zit er de komende tijd geen verbetering in. Jean-François van Boxmeer, voorzitter van de European Round Table for Industry sprak deze week zelfs van ‘industrieel verval’.
De ambitie van strategische autonomie botst ook op de betonnen muur van de demografie: de arbeidsmarkt is nu te krap voor omvangrijke reshoring van activiteiten. Daar hebben we simpelweg de mensen niet voor.
Toch blijft de noodzaak om productie en productieketens te versterken en crisisbestendig te maken. Maar daarvoor is slimmer beleid nodig dan simpelweg lokale productie bevorderen.
Een nieuwe studie van Accenture laat dat goed zien. Het advieskantoor benaderde ruim 1200 professionals van grote, internationale bedrijven in de industrie, uit Europa (niet uit Nederland helaas), Noord-Amerika en Azië en vroeg hun naar de plannen om productie- en aanvoerketens robuuster te maken. Dat kan via drie kanalen. Door verplaatsing van activiteiten, bijvoorbeeld reshoring. Maar ook door fabrieken en magazijnen te automatiseren en robotiseren, zodat personeelsgebrek geen belemmering vormt. Ten derde kunnen bedrijven hun ketens digitaliseren, zodat die wendbaarder worden en beter te managen zijn.
Maar weinig industriële bedrijven blijken daar nu al mee bezig te zijn. Grote projecten worden slechts bij 7% (verplaatsing), 17% (robotisering) en 7% (digitalisering) gedaan.
Dat schiet niet op. Maar die inspanningen zouden binnenkort in een stroomversnelling kunnen komen. De komende drie jaar verwacht een veel groter percentage flink geld te steken in versterking van de keten. Het meeste geld gaat naar nieuwe productielocaties, maar ook op robotisering van productie en opslag, en het digitaliseren van het netwerk van ketenpartners wordt stevig ingezet.
Robuustere ketens zijn niet per se kortere ketens. Lokale productie zal vaak niet de oplossing zijn. Uit recent onderzoek van de Bank for International Settlements, blijkt dat de wens om minder afhankelijk te zijn van China eerder leidt tot meer dan minder schakels in de keten. Maar de combinatie van meer diversiteit in leveranciers en de inzet van nieuwe technologie kan de schokbestendigheid ten goede komen. Daarbij hoeft de uitkomst helemaal niet te zijn dat Europa weer zo veel mogelijk zelf gaat maken.