Wie arm wordt geboren kan in Nederland toch rijk worden. En andersom

Pak de tijdmachine en flits terug naar het Nederland van 1995. Zet vervolgens alle gezinnen met minderjarige kinderen op een rij, op volgorde van het inkomen van hun ouders. De ‘armste’ gezinnen helemaal links, de ‘rijkste’ rechts. Knip de rij vervolgens op in vijf groepen met evenveel gezinnen. We hebben nu een groep met de armste 20%, een groep van 20% ‘iets minder arme gezinnen’, et cetera. Tot en met de 20% rijkste gezinnen.

Zou het nu niet aardig zijn om de kinderen uit deze groepen gedurende hun leven te volgen? In welke mate bepaalt hun groep hun toekomstige inkomen? Worden kinderen uit rijke gezinnen allemaal later ook rijk? En blijven die uit arme gezinnen altijd arm? Hebben we een maatschappij waarin iedereen vastzit in zijn eigen klasse of zijn we toch een meritocratie met grote sociale mobiliteit tussen generaties?

Stap weer in de tijdmachine en flits vooruit naar 2020. De kinderen van 1995 zijn volwassen en verdienen meestal hun eigen inkomen. Hoeveel zitten er nog in de inkomensgroep van hun ouders? Wie maakte een sprong omhoog of omlaag?

Afgelopen week maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) deze tijdreis voor ons. De korte versie van het reisverslag: de sociale mobiliteit is behoorlijk hoog in Nederland. Veel mensen zitten in 2020 in een andere inkomensgroep dan hun ouders. In de woorden van CBS-econoom Peter Hein van Mulligen: ‘Wie als een dubbeltje wordt geboren, wordt dus vaak een kwartje en regelmatig zelfs meer.’ Maar het omgekeerde geldt ook, schrijft Van Mulligen: ‘Als je ouders een hoog inkomen hebben, is er geen garantie dat je dat zelf later ook hebt.’

Let op, er is wel degelijk een verband tussen het inkomen in 1995 en 2020. Van de kinderen uit de armste 20% gezinnen in 1995 behoort een kwart eeuw later ruim 21% zelf ook tot de groep met het laagste inkomen. Van de rijkste kinderen belandt slechts 9,4% als volwassene in de armste groep. En omgekeerd is 38,5% van de rijkste kinderen later zelf ook rijk, terwijl minder dan 15% van de armste kinderen als volwassene tot de hoogste inkomensgroep behoort.

Er is dus wel een correlatie tussen het inkomen van ouder en kind. Volgens het CBS bedraagt die 0,22. Bij nul zou er geen enkel verband tussen ouder en kind zijn, bij een correlatie van 1 ontsnapt juist niemand aan zijn inkomensgroep. Met 0,22 zit Nederland qua sociale mobiliteit dus veel meer richting de meritocratie dan dat we naar een klassenmaatschappij neigen.

Van de kinderen uit de laagste inkomensgroep maakte bijna 79% een sprong naar een van de vier hogere-inkomensgroepen. Van de 20%-groep met ‘wat minder arme ouders’ (mijn terminologie) springt ruim 72% over naar een van de drie hogere groepen en zakt een kleine 12% naar de laagste inkomensgroep. Ook in de andere inkomensgroepen is veel dynamiek. Hoorden je ouders bij de rijkste 20% van Nederland? In pakweg 62% van de gevallen moet jij het als volwassen met minder doen.

Zijn deze bewegingen op en neer in de inkomensverdeling groot? Dat is in de eerste plaats een kwestie van smaak. Er zullen mensen zijn die pas tevreden zijn als er geen enkel verband is tussen het inkomen van ouders en kinderen. Pas dan is er sprake van volkomen ‘kansengelijkheid’. Even afgezien van de vraag of zo’n complete loskoppeling mogelijk is (er kunnen ook zaken als aangeboren aanleg en talent een rol spelen) of wenselijk (niet iedereen wordt gelukkig van een grote sprong uit het eigen milieu), persoonlijk vind ik de nieuwe CBS-cijfers erg meevallen. Ik had niet gedacht dat de sociale mobiliteit zo groot was in Nederland.

Maar ik had beter moeten weten. Toen oud-wereldbankeconoom Ravi Kanbur in 2018 onderzoek deed naar inkomens- en kansengelijkheid in 31 Europese landen, belandde Nederland in zijn lijstje op de eerste plaats. De kansen waren bij ons zelfs eerlijker verdeeld dan in Scandinavische landen, vond Ravi. Volgens het laatste Global Social Mobility Report van het World Economic Forum doen landen als Denemarken en Noorwegen het wel beter dan wij, maar ook daar is Nederland met plaats 6 (van 82 landen) een topland als het om sociale mobiliteit gaat. In het buitenland zagen ze het al. Wij nu ook.

FD