De structurele groei van de Europese economie daalt al twintig jaar. De investeringen van bedrijven gaan omlaag en onze concurrentiepositie ten opzichte van de Verenigde Staten brokkelt af. Europa doet minder aan onderzoek en ontwikkeling. We ontwikkelen minder nieuwe producten, die de markt bovendien veel trager bereiken dan in de VS. Tegelijk zijn er concurrenten bij gekomen in de wereld, die de kansen die nieuwe technologie biedt sneller oppakken. Ondertussen vergrijst Europa en worden de mogelijkheden van de interne markt van de Europese Unie onvoldoende benut.
Nee, dit is geen samenvatting van het rapport van Mario Draghi dat deze week verscheen, maar van het Delors-rapport uit 1994. Fransman Jacques Delors, voorzitter van de Europese Commissie, wilde een ‘nieuw ontwikkelingsmodel voor de 21ste eeuw’, anders dreigde de ‘teloorgang van Europa’.
Draghi zei het deze week bijna net zo. De Italiaan had het over een ‘existentiële uitdaging’ voor Europa. Als we het gat met de VS niet dichten, dreigt een ‘trage lijdensweg’. Het Europese project krijgt alleen vaart tijdens een crisis, is de ervaring. Logisch dat economische aanbevelingen gepaard gaan met grote woorden en sombere toekomstvisies.
Voor Delors werkte dat vrij goed. Zijn sombere rapport zou de aanleiding zijn voor een grondige verbouwing van de Europese Unie. De interne markt werd opgefrist en er werd een start gemaakt met de Economische en Monetaire Unie, inclusief een gemeenschappelijke munt.
Maar dat alles bood voor de lange termijn toch niet de ultieme oplossing, want het is opvallend hoezeer de probleemanalyse van Draghi overeenkomt met die van dertig jaar geleden. Ook bij Draghi gaat het om de concurrentieachterstand op de VS en om ‘nieuwe concurrenten’ – toen Japan en Zuid-Korea, nu China – die ons technologisch voorbijstreven. En weer vormen meer Europese samenwerking en integratie van markten een belangrijk deel van de oplossing.
Op de sombere analyse van Draghi valt overigens niet veel af te dingen. De economische groei van Europa loopt structureel achter bij die van de VS. Dat komt deels door de sneller groeiende Amerikaanse bevolking, maar ook door achterblijvende productiviteit. Aan het einde van de vorige eeuw had Europa de Amerikaanse arbeidsproductiviteit (bbp per gewerkt uur) bijna bijgehaald, maar sindsdien is de achterstand weer toegenomen. Voor Nederland is het gat nog sneller gegroeid dan voor de EU als geheel.
De oorzaken: te weinig Europese investeringen in nieuwe technologieën en te weinig nieuwe bedrijven in snelgroeiende sectoren. Europeanen zijn spaarzaam, maar dat geld komt niet terecht bij de kansrijkste snelgroeiende bedrijven in Europa. Het blijft vooral hangen op spaarrekeningen bij nationale banken en die houden niet van de risico’s die horen bij investeren in nieuwe bedrijven en nieuwe markten.
Daardoor blijven de investeringen gering en specialiseert Europa zich vooral in de sectoren van het verleden. Onze grootste bedrijven zijn de oude kampioenen van de olie- en auto-industrie, terwijl in de VS de economie wordt gedomineerd door de explosief groeiende reuzen van de ICT- en interneteconomie.
Voor economische groei is stijgende productiviteit nodig en dat lukt alleen als er genoeg risicodragend kapitaal is voor investerende bedrijven. Maar liefst €800 miljard is er jaarlijks nodig, denkt Draghi. Een deel daarvan moet van de overheid komen, liefst gefinancierd met eurobonds, en daar zal de politieke discussie zich wel weer op concentreren. Maar het grootste deel moet uit privaat geld bestaan. De EU heeft een kapitaalmarktunie nodig, met gemeenschappelijke regels rond faillissement en bescherming van crediteuren en met gemeenschappelijk toezicht, zodat het overdadig aanwezige private geld vanuit overal in Europa naar de kansrijkste bedrijven kan stromen. Dáár zou het politieke debat over moeten gaan.
Opvallend is dat ons nieuwe kabinet dat wel ziet zitten. In het vrijdag gepresenteerde regeerprogramma staat: ‘Om het makkelijker te maken voor Nederlandse ondernemers en burgers om in andere lidstaten te investeren (…), zet het kabinet zich in voor versterking van de Europese interne markt (…) en van de kapitaalmarktunie om zo het vrije verkeer van kapitaal en daarmee de toegang tot private financiering voor bedrijven te bevorderen.’
Je zou er bijna je somberheid door verliezen.