Slechte huizenmarkt drukt consumptie

Toen het Centraal Bureau voor de Statistiek vorige week bekend maakte dat de Nederlandse economie in het laatste kwartaal van 2011 met 0,7 procent was gekrompen, wisten we het zeker: Nederland zit in een recessie.

Wat dat nieuws extra schrijnend maakt, is dat we het ook vergeleken met onze buurlanden slecht doen. Onze krimp lijkt meer op die van probleemland Italië dan op de milde terugval in Duitsland. De belangrijkste schuldige voor deze tegenvaller is de Nederlandse consument. Die was heel 2011 al niet de winkel in te krijgen, en in het vierde kwartaal daalde de consumptie met maar liefst 1,8 procent.

Veel analisten wijzen als verklaring op het lage consumentenvertrouwen. Onrust over de eurocrisis en de angst voor nieuwe bezuinigingen zou de consument kopschuw hebben gemaakt. Dat zal zeker een rol spelen, maar de echte oorzaak ligt niet in de psychologie. Het is pure logica. De logica van de daling van de huizenprijs en het directe effect daarvan op de consumptie.

Sinds de piek in augustus 2008 zijn de huizenprijzen in Nederland met ruim 10 procent gedaald. Het papieren vermogen van Nederlandse huiseigenaren ging in 3,5 jaar dus met een tiende omlaag. Die pijn zie je terug in de krimpende consumptie.

Net zoals het plezier van almaar stijgende huizenprijzen in de tien jaar voor 2008 tot een uitzinnig consumentenfeest aanleiding was. Niet alleen omdat huiseigenaren zich rijker voelden, maar ook omdat ze daadwerkelijk overgingen tot het verzilveren van de overwaarde bij de bank, in de vorm van een tweede of derde hypotheek.

Uit onderzoek van het Centraal Planbureau uit april 2011 blijkt dat de stijgende huizenprijs sinds begin deze eeuw de consumptie jaarlijks gemiddeld met een half procent heeft verhoogd. Zonder dit effect was er deze eeuw zelf per saldo geen sprake geweest van enige groei van de consumptie! Dat Nederland in 2008 meer uitgaf dan in 1999 komt dus puur door de duurdere huizen.

In het laatste decennium van de vorige eeuw stegen de huizenprijzen ook (vooral in de laatste paar jaar van die periode) en kreeg de consumptie daarvan een impuls van gemiddeld van 0,4 procent per jaar.

Onderzoek van De Nederlandsche Bank laat zien dat in de eerste jaren van deze eeuw huiseigenaren ook echt veel overwaarde omzetten in uitgaven. Uit een in 2003 en 2004 gehouden enquête onder huishoudens blijkt dat 30 procent van de woningbezitters in de laatste vijf jaar overwaarde hebben verzilverd. Gemiddeld ging het om 27.000 euro bij lage inkomens, oplopend naar 49.000 euro bij hoge inkomens. Dat zijn ongeveer halve tot hele jaarsalarissen.

Op macro-schaal leidde deze verzilvering tot een extra bestedingsimpuls van 5 miljard euro. Dat is ongeveer een heel procent van het bruto binnenlands product. In 2000, toen de huizenprijs met bijna 20 procent steeg, ging het zelfs om bijna 10 miljard aan extra bestedingen, zo blijkt uit ander onderzoek van DNB.

De huizenprijs werkt op een bijzondere manier in op consumptie. Om de consumptie jaar op jaar in elk geval gelijk te houden moet de huizenprijs ieder jaar weer met minimaal hetzelfde percentage stijgen. Alleen dan is er ieder jaar weer voor hetzelfde bedrag aan extra overwaarde te verzilveren.

Als de huizenprijs wel stijgt, maar minder dan een jaar eerder, veroorzaakt dat een daling van de consumptie. Er is dan immers minder te verzilveren dan een jaar eerder. En als de huizenprijs daalt, accelereert de consumptiedaling. Er is dan in eerdere jaren papieren overwaarde verzilverd, die er bij nader inzien toch niet blijkt te zijn. Woningbezitter hebben teveel geconsumeerd, en moeten dat in korte tijd herstellen.

In die fase zitten we sinds eind 2008. Consumenten hebben spijt van de nieuwe keukens, de dakkapellen, de jacuzzi’s en luxe badkamers die in de jaren ervoor met een extra hypotheekje werden gefinancierd.

Het verlies aan woningwaarde moet in harde euro’s worden bij gespaard. Logisch dat dat de consumptie daalt en geen wonder dat de economie krimpt.