Prinsjesdag: alle ogen zijn gericht op de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als hij de Tweede Kamer inloopt en zijn koffertje opent. Op het boekwerk dat hij daaruit haalt staat ‘Personeelsbegroting’. En: ‘Nota over de toestand van ’s Rijks arbeidsmarkt’.
De minister van Financiën kijkt toe. Ooit had hij deze ceremoniële rol, maar toen was geld nog de beperkende factor. En hoewel het nog steeds niet aan een boom groeit, is het nu personeel waar een structureel tekort aan is. Zorg, defensie, energie, infrastructuur, woningbouw, de belastingdienst; je kunt er zoveel geld tegenaan gooien als je wilt, elk plan loopt vast op de krappe arbeidsmarkt.
Dus zit er bij elk wetsvoorstel voortaan een personeelsbegroting. Hoeveel mensen zijn nodig? Hoe wordt dat gevonden op het nationale arbeidsbudget? Waar wordt op personeel bezuinigd om menskracht vrij te maken?
Het CPB rekent minutieus door hoe de marktverstorende arbeidsvraag van de overheid doorwerkt in de economie, hoeveel migranten erbij moeten en welke arbeidsvoorwaarden nodig zijn om personeel te lokken.
Veel werk, maar het realisme is terug in het beleid.