Pak de graaiers!


Kijk, zo’n kabinet wil ons volk. Een kabinet dat veelverdieners terugfluit, graaiers aan de schandpaal nagelt en zakkenvullers leegschudt. Een regering die alle topsalarissen in de (semi-) publieke sector rücksichtslos met 25% kort.

Contractvrijheid? Marktconforme salarissen? Vanaf volgend jaar verdient niemand die de publieke zaak dient meer dan een minister. Het maximale salaris in de publieke sector — sinds 2013 130% van een ministerssalaris — gaat verder omlaag naar 100%. Van zo’n bruto jaarsalaris van € 144.108 kunnen ziekenhuisbestuurders, coöperatiebazen en universiteitsvoorzitters makkelijk rondkomen. Wie het niet bevalt, die zoekt z’n heil maar in de marktsector.

Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken vat zijn besluit kordaat samen: ‘Niemand verdient dan meer dan een minister. Dat lijkt me verstandig.’ Hoe verstandig? Dat is niet onderzocht.

Er zijn doemdenkers — zoals bij de Raad van State — die vrezen voor de kwaliteit van het bestuur. Die vrees wordt op even opgewekte als feitenvrije wijze van de hand gewezen. Men schrijft: ‘Het kabinet heeft de verwachting, dat bij de voorgestelde verlaging van de norm nog steeds voldoende gekwalificeerde en deskundige topfunctionarissen gevonden kunnen worden. Het ontbreekt aan empirisch onderzoeksmateriaal waarmee deze verwachting gestaafd kan worden.’

U leest het goed: er is geen empirisch bewijs. Maar wie heeft dat nodig als je de gewenste uitkomst ook kunt verwachten? Kon de huidige minister Plasterk deze wetenschapsfilosofie maar delen met de vroegere wetenschapper Plasterk. Het had zijn geploeter in het lab zoveel eenvoudiger gemaakt als hij had geweten dat je resultaten niet hoeft te bewijzen, maar dat je ze ook mag verwachten.

Er is in het verleden wel onderzoek gedaan naar publieke salarissen. Dat gebeurde in 2004, onder leiding van Hans Dijkstal. Zijn commissie concludeerde dat de topsalarissen bij de overheid juist waren achtergebleven bij de marktsector, en dat, om te voorkomen dat hoge ambtenaren meer verdienen dan ministers, het ministerssalaris met 50% zou moeten stijgen. Maar aan loonsverhoging voor ministers durfde de politiek de vingers niet te branden. Met als gevolg de feitenvrije salariskorting van 25% voor topbestuurders waar Plasterk nu zo trots op is.

In werkelijkheid geeft deze generieke loonkorting vooral de onmacht van de overheid als werkgever aan. De onmacht om de maatschappelijke opbrengst van publieke bestuurders te meten en ze daar op af te rekenen. De onmacht om te differentiëren tussen goede en matige bestuurders. En de onmacht om slechte bestuurders snel en zonder grote afkoopsom te ontslaan.

We pakken ze allemaal aan, is de luie gedachtegang van het kabinet. Vertrekken de goede bestuurders dan naar de marktsector, en blijven alleen de slechte over? We verwachten van niet.