Als de laatste bank haar deuren sluit, is het een man die het licht uitdoet

Duizenden banen gaan verdwijnen bij ING. De bank zal dat aanstaande maandag bekendmaken, tijdens een bijeenkomst met investeerders en analisten, zo meldde het FD vrijdag. Schrappen van duizenden banen is de nieuwe corebusiness van de grootbanken. Die zijn immers veel te vet om de strijd aan te kunnen met nieuwe concurrenten. De term ‘grootbank’ op zich dekt de lading niet. Kleinbanken, die hebben de toekomst. Of ­beter: kleine niet-banken.

Want waarom zou je een bank willen zijn als je met een handvol handige programmeurs, een snelle clouddienst, een app en aantal slimme, zelflerende programma’s concurrerende betaalsystemen, vermogensbeheerders en kredietverstrekkers in de lucht kunt houden? De banken zijn de trekschuiten van de 21ste eeuw. Ze varen keurig op tijd en waren ooit de bron van economische voorspoed voor Nederland, maar wie van A naar B wil, kan inmiddels ook kiezen voor de trein, de auto of het vliegtuig. Sneller, goedkoper, efficiënter.

De Nederlandse banken zien dat natuurlijk ook, en hopen net voor het te laat is zichzelf om te vormen van trekschuit naar Tesla. Men omarmt fintech-bedrijven, experimenteert met bitcoin en blockchain en vervangt met nerveuze ijver bureaustoelen door zitzakken, in de hoop iets van het besmettelijke start-up-virus op te pikken. ING-werknemers, bijvoorbeeld zitten niet meer op een afdeling van een bepaalde divisie, maar zijn sinds vorig jaar zomer onderdeel van een ‘squad’ binnen een bepaalde ‘tribe’. Afdelingen bestaan niet meer en zijn vervangen door ‘zelfsturende, autonome eenheden met end-to-end verantwoordelijkheden’. ING wil net zo ‘agile’ zijn als Spotify, Netflix en Google.

Daar kun je cynisch over doen, maar ik zie het eerder als een dappere vlucht naar voren. De bancaire wereld verandert zo snel en de concurrentie van nieuwe technologiebedrijven werkt zo verstorend, dat een bank alles moet proberen wat mogelijk is om aan te haken. Dat daar een totaal nieuwe manier van werken en organiseren bij hoort, is evident. Meer doen met minder mensen staat op nummer één tijdens deze overlevingsstrijd. Wie moet concurreren met fintech-start-ups zonder personeel, vermogen en oude computersystemen weet dat afslanken en vernieuwen prioriteit heeft. Nergens worden daarom zoveel functies geschrapt al bij de banken. Rabobank zag het werknemersbestand sinds 2007 met zo’n 7000 fte’s dalen, ABN Amro zetten een streep door bijna 8000 banen en bij ING gingen een al een kleine 5000 arbeidsplaatsen verloren. En dan moeten de grote reorganisaties nog beginnen.

Gemeten als percentage van de totale Nederlandse werkgelegenheid, was twintig jaar geleden ruim 2% van de Nederlanders werkzaam in het bankwezen. Dat percentage groeide in de jaren na 1995, tot het rond de eeuwwisseling piekte op bijna 2,2%. In absolute aantallen werkten er toen 161.000 Nederlanders bij een bank. Na het jaar 2000 zette de daling in. In 2015 werkte nog maar 123.000 mensen in de bancaire sector, dat is iets meer dan 1,5% van de totale werkgelegenheid van werknemers.

Dit zijn cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Informatie over het type banen dat verdween, biedt deze bron niet. Ongetwijfeld waren het vooral administratieve functies die weg gereorganiseerd werden. De computer rukte op deze eeuw, dus veel werk werd geautomatiseerd. Tegelijkertijd werd mens-tot-mens klantcontact vervangen door onlinediensten.

Een opvallend gevolg van deze veranderingen is dat de bank steeds mannelijker werd. Dat valt af te lezen aan de CBS-cijfers. In 1995 was iets meer dan 1,8% van de mannelijke werknemers werkzaam in de bancaire sector. Voor vrouwen was dat 2,3%. In 2015 (het recentste jaar waarvoor deze informatie beschikbaar is), had iets minder dan 1,8% van de werkende mannen een baan bij een bank. Voor vrouwen was dat nog maar 1,4%. Anders berekend: in 1995 waren van iedere twintig bankmedewerkers elf mannen en negen vrouwen. Nu is dat: dertien mannen en zeven vrouwen. De reorganisaties gingen blijkbaar vooral ten kostte van banen die traditioneel door vrouwen werden ingevuld.

Gokje: de laatste bankier is een man.

(FD)

Nederland geeft vol gas, terwijl onze belangrijkste groeimotor juist dreigt af te slaan

Een feestweek voor de Nederlandse economie. Veel anders kun je de afgelopen dagen toch niet noemen. Het kabinet presenteerde een begroting vol cadeautjes, het Centraal Planbureau verhoogde de groeiraming voor 2017 naar 1,7% en het Centraal Bureau voor de Statistiek stortte een letterbak vol positieve persberichten over ons uit.

Het consumentenvertrouwen stijgt. Veel Nederlanders vinden dat het nu een gunstig moment is voor grote aankopen. Logisch, want zowel de koopkracht als het beschikbaar inkomen steeg. De huizenprijzen gaan omhoog, investeringen groeien, terwijl de werkloosheid snel afneemt. Ondertussen loopt het begrotingstekort van de overheid sneller terug dan verwacht en daalt de staatsschuld snel richting de 60% van het bruto binnenlands product.

Zoveel goed nieuws, het glazuur spat van je tanden. Gaat het echt zo goed met Nederland? Ja, ik denk het wel. Conjunctureel zit het ons even allemaal mee. Maar hoe lang we in de feeststemming kunnen blijven is wel de vraag. Want ons herstel wordt gevoed door inhaalvraag.

Na jaren waarin Nederland het slechter deed dan de ons omringende landen, doen we het nu weer even beter. Voor langdurige groei is echter meer nodig. Vooral: aantrekkende wereldhandel. En daar zit nu juist de klad in.

Dat blijkt telkens weer als het CPB de Wereldhandelsmonitor publiceert. Dit is een bijzondere publicatie, want de cijferaars van het CPB berekenen de handel in de wereld op zo’n zorgvuldige en consistente wijze dat hun handelscijfers maatgevend zijn geworden in de wereld.

Nieuw fenomeen
Het meest recente cijfer, voor de maand juli, laat zien dat de wereldhandel aan het dalen is: met 1,1%. De maand ervoor steeg het cijfer nog een beetje, maar wie langer terug kijkt ziet dat het volume van de wereldhandel al zo’n anderhalf jaar niet meer stijgt.

Dat is een nieuw fenomeen. De afgelopen decennia steeg de wereldwijde im- en export juist bijzonder snel. Af en toe was er een terugval, zoals tijdens de recessie begin deze eeuw en natuurlijk gedurende de kredietcrisis in 2009. Maar de trend bleef altijd duidelijk omhoog. Nederland heeft daar als handels- en doorvoerland uiteraard flink van geprofiteerd. Daarom zou de langdurige stagnatie van de wereldhandel ons zorgen moeten baren. Waarom groeit de handel niet meer?

schermafbeelding-2016-10-02-om-11-37-44

Verontrustende oorzaak
De Oeso publiceerde onlangs een interessante studie naar deze vraag. Sommige van hun antwoorden zijn simpel: door de eurocrisis groeide Europa de afgelopen tijd minder snel, terwijl dat juist een handelsintensief gebied is. Vandaar dat de internationale handel niet meer groeit. Maar er zijn ook twee andere oorzaken. De eerste is nogal verontrustend.

Na decennia van steeds vrijere wereldhandel lijkt protectie weer in opkomst. Handelsakkoorden worden steeds moeilijker gesloten (kijk maar naar de totaal ontspoorde discussie in Europa over het handelsoverleg met de VS, TTIP), en handelsbelemmeringen worden weer vaker opgeworpen. Sinds 2008 zijn er wereldwijd zo’n 1200 discriminerende handelsbelemmeringen bij gekomen.

Protectionisme beleeft een revival en politici die pleiten voor grenzen, barrières en muren, lijken de tijdgeest goed aan te voelen. Dat dit slecht nieuws is voor een open economie als die van Nederland behoeft geen betoog.

Tijdperk van versnippering voorbij?
Maar de Oeso noemt ook een derde oorzaak voor de kwakkelende wereldhandel. Misschien is het tijdperk van opknippen van productieketens wel voorbij. De groei van de handel in eerdere jaren kwam immers ook doordat die ketens versnippert raakten over verschillende landen. Dat leidt tot efficiëntie en lagere kosten, maar valt niet oneindig door te zetten.

Oeso-economen berekenen een ‘Global Value Chain’-indicator die de mate van internationalisering van de keten meet. Deze indicator is na decennia van groei de afgelopen tijd juist gedaald. Of die omslag slecht is voor Nederland valt niet zomaar te zeggen: misschien blijkt er juist uit dat reshoring een serieuze optie voor bedrijven begint te worden.

Alle reden in elk geval om tijdens het feestgedruis de ontwikkeling van de wereldhandel scherp in de gaten te houden.

Non-onderwerpen

Prinsjesdag is  voorbij, de cadeautjes zijn uitgedeeld, de verkiezingscampagne is nu echt begonnen. Maar waar gaan we het over hebben, tussen nu en 15 maart 2017? Ik vrees het ergste. Afgaande op de eerste programma’s, peilingen en analyses, zou het de komende maanden wel eens kunnen gaan over de AOW-leeftijd die wel of niet terug moet naar 65, over het eigen risico in de zorg dat wel of niet moet worden afgeschaft en misschien zelfs over het EU-lidmaatschap dat Nederland wel of niet zou moeten opzeggen.

Allemaal totale non-onderwerpen. De verhoging van de AOW-leeftijd wordt echt niet teruggedraaid, ook al beloven SP en PVV dat nu aan de kiezer. De vorige keer dat de SP dat in het programma schreef, lieten ze het CPB stiekem een variant uitrekenen waarin de AOW-leeftijd wél omhoog ging, anders klopten hun sommetjes niet.

En Geert Wilders noemde verhoging van AOW-leeftijd voor de verkiezingen van 2010 nog een breekpunt, om dat kort na sluiting van de stembus, te nuanceren tot een heel belangrijk punt, en uiteindelijk gewoon in te stemmen met verhoging naar 66 jaar. Zelfs de tegenstanders kunnen niet om de ultieme logica heen: als we langer leven, moeten we ook langer werken.

Zo zal het ook gaan met het eigen risico. De logica achter zelf een beetje meebetalen aan je eigen gezondheidszorg is zo sterk en het afschaffen ervan zo duur, dat het gezond verstand uiteindelijk zal zegevieren. Over de kosten-batenverhouding van uittreden uit de Europese Unie zullen we het maar helemaal niet hebben. Met een beetje pech gaat het in de verkiezingscampagne straks dus over zaken die toch niet gaan veranderen. Dat is zonde van de tijd en slecht voor het vertrouwen in politiek.

Waarover moet het dan wel gaan? Over zaken waar het volgende kabinet knopen over moet doorhakken. Het nieuwe pensioenstelsel, bijvoorbeeld. Iedereen ziet dat het anders moet. De huidige opzet leidt tot boze ouderen én boze jongeren en onbedoeld geschuif met geld tussen generaties. De Sociaal Economische Raad heeft inmiddels een aantal varianten voor hervorming van het pensioen klaarliggen. De politieke partijen moeten daar nu uit kiezen en ons hun keuze uitleggen. Dan een paar scherpe debatten, en de verkiezingen gaan ergens over.

Hetzelfde geldt voor hervorming van de belastingen. Dat stelsel hangt aan elkaar van aftrekposten en toeslagen, waardoor de tarieven onnodig hoog zijn en de belastingdienst vooral bezig is met rondpompen van geld. Wat kiezen de partijen? Hoe zien zij de hervorming? Ik zou dat graag precies weten voor ik ga stemmen.

Vertel dan ook hoe de arbeidsmarkt (vast-flex) er in 2021 uit moet zien. En wat we met de zzp’ers gaan doen. Een verkiezingsdebat dat gaat over de onderwerpen die later in het regeerakkoord terugkomen, dat zou wat zijn!

(FD)

DBA: Dure Broodroof door Ambtenaren

Zou hij al een klein beetje spijt hebben, Eric Wiebes? Morgenavond om zeven uur moet de staatssecretaris van Financiën naar de Tweede Kamer voor een debat over de toetsing van zzp-contracten door de Belastingdienst. Kamerleden van zowel oppositie- als coalitiepartijen willen graag van hem horen hoe zijn ambtenaren omgaan met de nieuwe Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (DBA).

Dat is de inmiddels beruchte vervanger van de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR), die zelfstandigen de mogelijkheid gaf om opdrachtgevers vooraf te vrijwaren van eventuele naheffingen voor sociale premies. De VAR leidde volgens critici tot veel schijnzelfstandigen, hoewel niemand precies (of ongeveer) weet hoeveel er daarvan zijn.

Met de Wet DBA kan voortaan ook de opdrachtgever worden aangeslagen als achteraf zou blijken dat de zzp’er eigenlijk gewoon een werknemer was. Door zogenoemde ‘modelcontracten’ te gebruiken, kunnen zzp’er en opdrachtgever proberen vooraf hun goede wil te tonen, maar als de daadwerkelijke werkzaamheden en gezagsverhoudingen niet precies kloppen met de afspraken in het contract, zijn beiden bij controle toch het haasje.

Bovendien blijkt in de praktijk dat de door de Belastingdienst goedgekeurde modelcontracten dermate vaag zijn geformuleerd, dat de opdrachtgever zelden zeker weet of er wel echt aan wordt voldaan. Onrust en onzekerheid dus, en de eerste berichten en onderzoeken geven aan wat critici van de Wet DBA vooraf al vreesden: kopschuwe opdrachtgevers durven het al minder aan om zzp’ers in te huren. DBA staat in de praktijk voor Dure Broodroof door Ambtenaren.

Terwijl er toch geen vuiltje aan de lucht was toen Wiebes vorig jaar zijn wet verdedigde in het parlement. Senatoren in de Eerste Kamer vroegen of het niet verstandig zou zijn om even te wachten met de nieuwe regels totdat dit of het volgende kabinet een serieuze visie had ontwikkeld op de arbeidsmarkt als geheel, een kijk op de toekomst van vast- en flexwerk, een idee over de toekomst van ondernemerschap en de rol van de ­zzp’er. Wiebes haastte zich om te verklaren dat de Wet DBA in alle gevallen een goed idee zou zijn. Wat het huidige of toekomstige arbeidsmarktbeleid ook zou zijn, DBA was in zijn woorden ‘no regret’-beleid, want betere handhaving is altijd goed.

Beleid zonder spijt. Ik vraag me af of Wiebes er nog steeds zo over denkt. Zijn Wet DBA lijkt ook echte zzp’ers hun opdrachtgevers, inkomen en ondernemerschap te kosten. Dat moet een VVD’er toch met spijt vervullen. Ongetwijfeld is Wiebes morgenavond weer zijn opgewekte, positieve zelf en zal hij uitleggen dat er slechts sprake is van wat kleine opstartproblemen bij de Belastingdienst en dat zzp’ers en opdrachtgevers zich vooral geen zorgen moeten maken. Maar onder al dat optimisme jeukt de spijt.

(FD)

Wie vermoordde de Nederlandse economie? Waren het echt Rutte en Dijsselbloem?

Het lijk is al behoorlijk koud, want de misdaad werd jaren geleden gepleegd. Maar de rechercheurs cirkelen nog altijd rond de plaats delict. Wie heeft de Nederlandse economie vermoord? En met welk wapen?

Dit CSI Nederland, waar economen zich al jaren buigen over de vraag waarom onze economie het de afgelopen vijf jaar zoveel slechter deed dan landen om ons heen. Ons bruto binnenland product (bbp) daalde harder en het kostte meer tijd om terug te keren op het niveau van voor de crisis.

Bewijslast
Een oude theorie over deze misdaad werd deze week nieuw leven ingeblazen door het Economisch Bureau van ING. De overheid heeft het gedaan, concludeerde de bankeconomen na een bestudering van de bewijzen. ING schrijft: “De overheid heeft harder ingegrepen en onze economie loopt mede daardoor zo’n drie jaar achter op andere landen. Dit kwam doordat Nederland zich wilde houden aan het Stabiliteits- en Groeipact. Landen die minder hard ingrepen, konden met minder pijn weer groeien.” (pdf)

Dat is een stevige conclusie. ING heeft op het eerst gezicht niet alleen de empirische bewijslast, maar ook de theorie achter zich. Want natuurlijk is hard bezuinigen tijdens een recessie een slecht idee. Keynes snapte dat al, en de meeste economen na hem ook.

We hebben dus een delict, een dader, het wapen, een theorie en ook een motief: de Brusselse begrotingsregels. Zaak gesloten.

Verdediging

Maar wacht toch even met het opbergen van het strafdossier, want misschien is er toch sprake van ‘reasonable doubt’. Hoofdverdachte Jeroen Dijsselbloem slaat in het FD al flink van zich af. Hij voert aan dat zijn voorgangers minstens zoveel schuld hebben. Zij hebben immers de economie niet hervormd, waardoor hij dat tijdens een recessie moest doen.

Dat is niet de verdediging die ik zou kiezen. Als ik de advocaat van Dijsselbloem (en Rutte) zou zijn, zou ik wijzen op de vreemde tijdsvolgorde van de gebeurtenissen tijdens de misdaad. Want wanneer liep Nederland de achterstand op vergelijkbare eurolanden op? Dat was in 2011 en 2012. In die twee jaar belandde Nederland in de gevreesde dubbele dip, de tweede recessie. Pas in het voorjaar van 2013 kwamen we daar weer uit.

Vergelijking
In de grafiek bij dit artikel ziet u mijn forensische bewijzen. Ik heb gekeken naar de kwartaal-op-kwartaal-groei van het bbp van Nederland en dat van de drie naastgelegen eurolanden Duitsland, Frankrijk en België. Om de ruis in de cijfers te onderdrukken gebruik ik voortschrijdende gemiddelden. Dat wil zeggen dat ik telkens het gemiddelde neem van een kwartaal en het voorafgaande en opvolgende kwartaal. Vervolgens trek ik de gemiddelde groei in de drie eurolanden af van de Nederlandse groei. Dat verschil zou moeten aangeven wanneer en in welke mate Nederland het slechter doet dan de drie andere landen.

De misdaad wordt nu veel duidelijker: vooral in 2011 en 2012 deed Nederland het slecht. Dat waren de jaren dat we onze achterstand opliepen. In 2013 en 2014 groeide de economie ongeveer net zo hard als de andere drie. Soms zelfs harder.

Na de moord
Als de moord in 2011 en 2012 werd gepleegd, staat de verdachte dan ook op dat moment op de bewakingscamera? Nee, dat is niet het geval. In 2011 en 2012 werd wel veel gesproken over bezuinigingen en lastenverhoging, maar waren de harde maatregelen nog niet doorgevoerd. Pas in 2013 en 2014 begon het grote bezuinigen in volle omvang. In 2012 werd voor €3 mrd bezuinigd, waarvan €1 mrd de afloop van het stimuleringspakket van 2009-2010 betrof. Echt omgebogen werd er dus voor €2 mrd. Een jaar later, toen de economie juist herstelde, was dat maar liefst €13 mrd. En in 2014, toen we weer echt gingen groeien, werd er voor €12 mrd bezuinigd.

Het lijk ligt koud op de grond. De verdachte staat op film, met wapen in de hand. Alleen hij arriveerde pas nadat de moord was gepleegd.

Studiebeurs voor volwassenen

Wat te doen met 200 miljoen? Minister Jet Bussemaker van Onderwijs breekt daar haar hoofd over. De miljoenen worden nu nog besteed via de scholingsaftrek: wie geld uitgeeft aan een opleiding die nodig is voor huidig of toekomstig werk, kan dat — onder voorwaarden — van de belasting aftrekken. Dat kost de fiscus jaarlijks zo’n 200 miljoen euro. De minister vindt dat zonde van het geld, want de aftrek werkt niet.

Dat blijkt althans uit een onderzoek van het Centraal Planbureau. Mensen die de aftrekpost opvoeren zijn vaak al hoog opgeleid en hadden meestal ook zonder subsidie de opleiding gevolgd. Lager opgeleiden, die misschien wel het meest baat hebben bij extra scholing, kennen de regeling vaak niet en krijgen, omdat ze vaak in lagere belastingschijven vallen, minder aftrek. Bussemaker besloot daarom de scholingsaftrek te schrappen, maar ze heeft nog geen alternatief bedacht. Ik denk graag mee.

Maar eerst even over die 200 miljoen? Wat is dat voor een fooi? Het is nog geen 0,08% van de overheidsuitgaven. Zo belangrijk vinden we levenslang leren blijkbaar. De robot pikt ons werk in, de computer zorgt voor massawerkloosheid en op ieder congres staat wel een futuroloog te oreren dat al onze banen helemaal ge-disrupt gaan worden, maar onze beroepsbevolking gaan we daarop voorbereiden met een lachwekkend klein bedrag. Alleen al aan de publieke omroep geeft het ministerie van Bussemaker jaarlijks vijf keer zoveel uit. Het budget moet dus omhoog. Maak het vijf of tien keer zo hoog. Voor zowel links (inkomensongelijkheid) als rechts (economische groei) zou levenslang leren het dominante verkiezingsthema moeten zijn. Belangrijker in elk geval dan de koopkracht van onze boze babyboomers.

Goed, we hebben dan een tot twee miljard te verspijkeren. Hoe krijg je deze fondsen bij de juiste mensen? Hoe voorkom je dat duizenden hobbyisten nog even leuk een studie Keltische cultuurgeschiedenis of religiewetenschappen gaan doen?

Waarom niet via een ouderwets beurzensysteem? Iedere volwassen Nederlander die een midlifecrisis in z’n carrière ziet aankomen, kan dan in aanmerking komen voor een studiebeurs om kennis te vernieuwen of om een nieuw vak te leren. Zijn of haar studieplan en motivatie wordt echter eerst inhoudelijk beoordeeld door de school of universiteit. Daar kijkt men ook of de gewenste opleiding wel aansluit bij de behoeften van bedrijven en de economie als geheel. Wie zich wil laten omscholen tot robottechnicus of gediplomeerd verpleger heeft dan meer kans op een studiebeurs dan de werknemer die een cursus timemanagement of aquarelleren voor managers wil volgen.

Een strenge toets door een vakbekwaam panel, een inhoudelijk gevecht om de beurzen, dat lijkt me een betere manier om de onderwijsmiljoenen (liever miljarden) te verdelen, dan via de fiscus.

(FD)

De Puinhopen van vier jaar Rutte-Asscher (deel 1, 2 & 3)

Ik schreef in drie stukken voor het FD over vier jaar Rutte-Asscher. Het is vlak voor Prinsjesdag 2016, dus mooi moment om terug te blikken.

In het regeerakkoord beloofden Mark Rutte en Diederik Samsom drie dingen: 1. Sterker uit de crisis, 2. Hervormingen en 3. Eerlijk delen.  Mijn puinhopen-drieluikje volgde die indeling. Daar gaan we:

De Puinhopen van vier jaar Rutte-Asscher
Deel 1: economisch herstel en een nette begroting

Ze moeten nog even. Pas volgend jaar maart zijn de verkiezingen en wordt het kabinet-Rutte-Asscher demissionair. Maar nu al is het een van de langstzittende missionaire kabinetten van de afgelopen decennia. Dit weekend tikt het huidige kabinet de 1.353ste dag aan. We moeten terug naar begin jaren negentig van de vorige eeuw om een langer zittend kabinet te vinden: Lubbers 3. Dat kabinet van CDA en PvdA is met 1.638 missionaire dagen meteen ook het langstdienende van de afgelopen honderd jaar.

Rutte kan Lubbers niet meer inhalen. Op verkiezingsdag volgend jaar heeft Rutte er 1.590 dagen opzitten. Maar als zijn kabinet die eindstreep haalt, komt hij wel mooi op nummer twee in de ranglijst van de laatste eeuw, voor De Quay, Beel, Den Uyl, Drees en Kok.

Uithoudingsvermogen
Wat je ook van het beleid van dit kabinet vindt, qua uithoudingsvermogen en crisismanagement verdienen de ministers in elk geval een pluim. Vooral omdat de politieke omstandigheden allerminst stabiel zijn; nog geen een kabinet haalde deze eeuw de eindstreep. Bovendien had Rutte niet de luxe van een meerderheid in de Eerste Kamer. Ieder wetsvoorstel had daardoor de fatale bananenschil kunnen zijn.

Komende Prinsjesdag wordt dus de vierde en laatste van dit kabinet. Veel nieuw beleid zal er nieuw beleid er niet meer worden aangekondigd. Daarom kijk ik in de aanloop naar de derde dinsdag, de komende weken graag terug. Hoe heeft Rutte-Asscher het er in vier jaar afgebracht? Vandaag de kille afrekening op basis van economische kengetallen.

Vier jaar Paars-min
Niet dat ik denk dat de macro-economische ontwikkeling in sterke mate wordt bepaald door het Haagse beleid. Nederland dobbert vooral mee op de Europese en mondiale conjunctuur. Maar toch, in de VS rekenen ze hun presidenten zelfs af op de winst op de beurs, dus ik zet de cijfers toch graag op een rij.

Hier de ‘puinhopen’ van vier jaar Paars-min: na enkele eerste kwartalen met krimp ging de economie weer aardig groeien. Toen premier Rutte in april 2013 zei dat hij ‘de groene waas’ van het herstel al kon zien, lachte iedereen (mijzelf incluis) hem uit. Maar veel preciezer had hij het niet kunnen timen, want vanaf halverwege 2013 was er weer groei. In 2016 is het Nederlandse bruto binnenland product (bbp) ruim 4% hoger dan in 2012. Dat is geen enorme groei, maar na jaren van crisis en recessie voelt het toch goed.

Meer welvaart, meer banen én meer werklozen
De koopkracht steeg in vier jaar met 3,8%. Niet iedereen ging er zoveel op vooruit, maar gemiddeld (of om precies te zijn: mediaan) werden Nederlanders dus wel een beetje rijker. Ook de huizenmarkt herstelde waardoor de prijzen nu 3,7% hoger liggen dan in 2012. Er zijn wel meer werklozen (57.000) dan bij aanvang van het kabinet. Maar tegelijk zijn er ook meer mensen met werk (59.000).

Veel van het nieuwe werk wordt gedaan door zzp’ers. Daarvan kwamen er sinds eind 2012 ruim 200.000 van bij. Ondernemerschap, roept Rutte blij, maar vicepremier Lodewijk Asscher ziet vooral schijnzelfstandigen.

schermafbeelding-2016-09-18-om-22-23-19

Minder bedrijven
Grotere ondernemers hadden geen makkelijke vier jaar. Er zijn nu 12.800 minder bedrijven (exclusief zzp-ers) dan in 2012. Maar het aantal faillissementen vertoont al sinds mei 2013 een duidelijk dalende trend, dus daar lijkt het lek ook boven.

De overheid zelf staat er financieel duidelijk beter voor dan in 2012. Door bezuinigingen, lastenverzwaringen en natuurlijk het herstel, is het begrotingstekort gedaald van 3,9% van het bbp in 2012 tot 1,2% dit jaar. Zelfs de staatsschuldquote daalt weer. Bij aanvang van het kabinet stond die op 66,4% bbp. Nu is dat 63,5%.

Een knappe prestatie. En precies als beloofd in 2012. Het op orde brengen van de overheidsfinanciën was een van de drie doelstellingen. De andere waren: duurzame economische groei en eerlijke verdeling van de lasten. Daarover volgende week meer.

 

De Puinhopen van vier jaar Rutte-Asscher
Deel 2: geslaagde en mislukte hervormingen

Vorige week besprak ik de macro-economische ontwikkelingen tijdens de afgelopen vier jaar Rutte 2. Deze week reken ik af met de hervormingen van het kabinet. Want bij de start in 2012 maakten Mark Rutte en Diederik Samsom er geen geheim van: dit zou een echt hervormingskabinet worden. ‘Dus reiken wij elkaar de hand en halen we het beste uit elkaar’, schreven ze in het regeerakkoord. ‘Dat maakt grote hervormingen en doorbraken mogelijk: in de zorg, op de woningmarkt, op de arbeidsmarkt, in het buitenlands beleid en op energiegebied. Hervormingen en doorbraken waardoor Nederland sterker uit de crisis kan komen.’

Mooie woorden, maar zijn ze daarin geslaagd? Van zorg en buitenlands beleid heb ik weinig kaas gegeten. Beoordelen of daar echt is hervormd laat ik graag aan anderen over. Maar over de drie economische hervormingen: woningmarkt, arbeidsmarkt en energie, durf ik wel een oordeel te formuleren.

AOW-leeftijd
En over een vierde hervorming ook. Want Rutte en Samsom vergaten in de inleiding van het regeerakkoord een belangrijke hervorming te benoemen: de verhoging van de AOW-leeftijd. Op zich is die omissie te begrijpen, want er stond vóór de vorming van het kabinet al een verhoging in de stijgers. Maar Rutte 2 deed er een schepje bovenop: de AOW-leeftijd gaat nu sneller omhoog en zal al in 2021 de 67 jaar bereiken. Daarna wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting. Als we langer leven, gaan we later met pensioen.

Dit is een buitengewoon geslaagde hervorming. Met één beweging werd de vergrijzing betaalbaar en — zo blijkt uit de sommetjes van het Centraal Planbureau — de begroting op lange termijn houdbaar, zowel door de lagere kosten van de AOW als de hogere premieopbrengst doordat Nederlanders langer werken. Verdere maatregelen zijn op dit dossier niet meer nodig. (Het pensioenstelsel moet natuurlijk nog wel worden hervormd, maar dat is iets voor het volgende kabinet.)

Hypotheekrenteaftrek

De hervorming van de woningmarkt valt ook als geslaagd te beoordelen, al blijft er wat te wensen over. Het tarief waartegen hypotheekrente mag worden afgetrokken wordt in jaarlijkse stapjes van een half procent verminderd, totdat het tarief van de derde schijf is bereikt. Nieuwe hypotheken moeten voortaan worden afgelost en mogen vanaf 2018 niet meer dan 101% van de woningwaarde bedragen. Lenen wordt dus minder gesubsidieerd en de kwetsbaarheid van huishoudens wordt — in theorie — minder. De lage rente maakt echter dat niemand de beperkingen nu al echt voelt. Het volgende kabinet kan er daarom wel een schepje boven op doen, vooral als het gaat om het tempo waarin de renteaftrek wordt afgebouwd. Het eindtarief kan ook omlaag.

schermafbeelding-2016-09-18-om-22-25-35

Windenergie
Het kabinet deed ook een poging om de energiemarkt te hervormen. Als het om duurzame energieopwekking gaat, is Nederland al jaren het lachertje van Europa. Het energieakkoord dat het kabinet sloot met energiebedrijven en de milieubeweging moet dat veranderen, onder andere via meer windenergie op land en op zee, en de sluiting van oude kolencentrales. Een geslaagde doorbraak? Kwantitatief niet, want ook met het Energieakkoord wordt de doelstelling van 14% hernieuwbare energie in 2020 niet gehaald. Maar kwalitatief blijken de prijsprikkels in het Energieakkoord wel te leiden tot een ongekend snelle daling van de kosten van wind op zee. Wie de minste subsidie nodig heeft, wint de aanbesteding, en die methode werkt goed. Dat smaakt naar meer: meer prijsprikkels, om precies te zijn.

Faliekant mislukt
Over de vierde en misschien wel belangrijkste hervorming — die van de arbeidsmarkt — kan ik kort zijn: deze hervorming is faliekant mislukt. De Wet Werk en Zekerheid moest flexwerkers een vaste baan bezorgen, maar lijkt ze vooral op te jagen en weg te pesten van de arbeidsmarkt. Hetzelfde geldt voor de Wet DBA, die de rechtpositie van zzp’ers had moeten verbeteren. Het tegendeel gebeurt: de zzp’er is opgejaagd wild geworden. Hervorming mislukt, dus uithuilen en opnieuw beginnen — zo snel mogelijk graag.

De Puinhopen van vier jaar Rutte-Asscher
Deel 3: Eerlijk delen

Iedereen gaat erop vooruit, volgend jaar. Ouderen, jongeren, werkenden, uitkeringsgerechtigden, allemaal krijgen ze een ‘boost’ in hun koopkracht. Want het gaat beter met de economie, het begrotingstekort daalt en – vooral – de verkiezingen komen eraan. Geen zeurpieten in het stemhokje a.u.b., denkt het kabinet, dus de minister van Financiën opent graag de schatkist voor een gratis rondje voor iedereen, zo bleek deze week uit via RTL Nieuws gelekte Prinsjesdagstukken.

Koopkracht was vanaf de start van het kabinet-Rutte-Asscher een van de leidende thema’s. In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’, uit oktober 2012, staat het duidelijk: ‘Wij verdelen de lasten eerlijk’. PvdA-leider Diederik Samsom had in de verkiezingscampagne telkens benadrukt dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moesten dragen, dus dit punt moest hij wel binnenhalen.

Niet te pruimen
Samsom deed dat overigens zo goed, dat het kabinet er bijna direct aan ten onder ging. De inkomensafhankelijke zorgpremie die PvdA en VVD waren overeengekomen, was voor de liberale achterban niet te pruimen. Nivelleren is een feestje, lalde PvdA-voorzitter Hans Spekman dronken van geluk, maar uiteindelijk overwon het nuchtere verstand en werd dit nieuwe herverdelingsinstrument uit de kabinetsplannen geschrapt.

Voor veel PvdA-kiezers was deze valse start een teken aan de wand. Was dit wel het kabinet van eerlijk delen? Of een VVD-kabinet met steun van de sociaaldemocraten? Dat laatste, denken velen, als we afgaan op de peilingen. Zelden stond de PvdA er zo slecht voor.

Koopkrachtplaatjes
De koopkrachtcijfers vertellen echter een genuanceerder verhaal. Ik bespreek ze zo, maar eerst even dit: ik ben geen fan van koopkrachtcijfers. Ze zijn vaak misleidend, omdat mensen in hun leven veel grotere financiële schokken meemaken dan de koopkrachtplaatjes laten zien. Iemand studeert, vindt werk, wordt werkloos, gaat met pensioen, krijgt kinderen, ziet ze weer uitvliegen, trouwt, scheidt en verhuist. Niemand blijft jaar op jaar in hetzelfde koopkrachtplaatje hangen. Als we het hebben over de koopkrachtontwikkeling van een alleenverdiener met kinderen en een modaal inkomen, dan negeren we dat die persoon inmiddels misschien een nieuwe partner heeft, inmiddels een veel beter betalende functie kreeg en de kinderen misschien het huis verlieten. Statische koopkrachtcijfers zeggen iets over groepen, niet over individuen.

Oudere stellen
Met die kanttekening geef ik hier de koopkrachtontwikkelingen gedurende vier jaar Rutte-Asscher. Eerste conclusie: oudere stellen met een aanvullend pensioen zijn de verliezers. Die gingen er 3,7% op achteruit. Alleenstaande gepensioneerden verloren 2,7% koopkracht. Dit komt niet door kabinetsbeleid, maar doordat veel pensioenfondsen niet meer kunnen indexeren of zelfs moeten korten op de uitkering. Niet leuk voor wie het overkomt, maar niet direct aan het kabinet toe te rekenen.

Ook het traditionele kostwinnersgezin ging er iets op achteruit. Gezinnen waarvan maar één ouder werkt die een modaal inkomen meebrengt, zagen hun koopkracht met ruim een half procent dalen. Reden hiervoor is ongetwijfeld de afbouw van de aanrechtsubsidie (officieel: ‘uitbetaling algemene heffingskorting’.)

schermafbeelding-2016-09-18-om-22-27-13

Tweeverdieners
Verder gingen alle door het Centraal Planbureau gespecificeerde groepen er na 2012 op vooruit. Gezinnen met een (minimum)uitkering en kostwinnersgezinnen met twee keer modaal een beetje, oudere echtparen met alleen AOW en alleenstaanden zonder kinderen met twee keer modaal iets meer.

Tweeverdieners deden het nog wat beter, met koopkrachtstijgingen tussen de 4,3% en 7,1% sinds 2012. Deze gezinnen hadden geen last van de lagere aanrechtsubsidie. Opvallend is wel dat binnen deze groep de relatief armste gezinnen (1,5x modaal) er het meest op vooruitgingen, en de rijkste (3x modaal) het minst. Het ‘eerlijk delen’ van Samsom is hier terug te zien.

Overwinning
Dat geldt helemaal voor de groep die er het meest op vooruitging: alleenstaande werkenden met minimumloon. Hun koopkracht nam met bijna 11% toe. Voor hen was nivelleren echt een feestje. Zeker als ze kinderen hadden, want het kindgebonden budget ging flink omhoog, waardoor de koopkracht van deze groep na 2012 met bijna 17% steeg.

Dat kan de PvdA toch als een overwinning vieren. Nu nog een manier vinden om het de kiezers uit te leggen.

De Elite

Toen de presentator van Zomergasten het even leek op te nemen voor de demonstrerende Turkse Nederlanders die een verslaggever het werk onmogelijk maakten, reageerde Mark Rutte fel. Hij zei: ‘Wat je nu doet, is precies wat de elite in Nederland te vaak doet, zeggen: “Ach het valt wel mee. Is het nu zo erg?”’

De elite was weer eens de schuldige. De elite had het weer eens voor de rest van ons verpest. Wie deze elite precies is? Niemand die het weet, en dat maakt de term zo bruikbaar voor politici en opiniemakers die een schuldige zoeken buiten zichzelf. De elite heeft het gedaan, niet ik. Het is de plaksnor waarmee bestuurlijk en opiniërend Nederland zich probeert te vermommen als Gewone Man.

Want wie klaagt over de elite, klaagt meestal over zichzelf. Een academisch opgeleide historicus, met een carrière bij levensmiddelenconcern Unilever, die kantoor houdt in het torentje van het Haagse Binnenhof, ja, zo iemand is heus lid van de Nederlandse elite.

Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor Thierry Baudet en Jort Kelder die deze zomer de ‘deftige elite’ van Nederland aanklaagden in NRC Handelsblad. De een is een goedverdienende tv-maker die graag tegen de Nederlandse adel aanschurkt, de ander noemt zichzelf de belangrijkste intellectueel van Nederland en laat zich het liefst fotograferen, liggend op zijn zwartgelakte vleugel. Ja heren, u bent de elite.

Ikzelf hoor daar denk ik ook bij, al voelt het niet zo. Maar u ook. Als lezer van deze roze pagina’s kwalificeert u zich waarschijnlijk als lid van de elite. De top van politiek Nederland is het in elk geval, de meeste parlementariërs ook. Als Geert Wilders zegt dat ‘gewone hardwerkende burgers moeten kiezen tegen de elite in’, heeft hij het dan niet over zichzelf? Fractiemedewerker, gedogende regeringspartner, langst zittende parlementariër, dat lijkt me toch een typisch elitaire carrière.

Laten we daarom een afspraak maken. Iedereen die in de komende verkiezingscampagne ‘de elite’ ergens de schuld van geeft, zonder precies te vertellen wie hij of zij precies met de elite bedoelt, en wat ze precies verkeerd heeft gedaan, moet voor straf een maandsalaris overmaken aan de Cliniclowns. Want iedereen die we via de media zullen horen in de debatten, talkshows en andere keuvelprogramma’s, is zelf onderdeel van de elite. Je kunt je als politicus niet verstoppen achter jezelf.

Dat wist premier Rutte afgelopen zondag in de avondvullende tv-uitzending natuurlijk ook wel. Daarom zei hij later, toen hij weer de elite de schuld gaf, in een tussenzinnetje: ‘Daar horen jij en ik natuurlijk ook bij.’ Waarmee al zijn afkeer van de elite plotseling veranderde in zelfkritiek en Rutte bewees wat hij als historicus natuurlijk al lang wist: domme generalisaties bijten zichzelf uiteindelijk altijd in de staart.

 

(FD)

English, please!

Yukichi Fukuzawa was 24 jaar toen hij voor het eerst naar Yokohama reisde. Deze Japanse havenplaats was in 1859 net opengesteld voor handel met de rest van de wereld. Fukuzawa, zoon van een verarmde samurai-familie, had zijn volwassen leven doorgebracht in Nagasaki, om Nederlands te leren.

200px-FukuzawaYukichi

Nederlands was de taal van de kennis en de wetenschap voor het Japan van de eerste helft van de 19e eeuw. Vanaf 1641 mochten alleen Nederlanders handel drijven met Japan, dus alle kennis uit het westen kwam naar Japan via Nederlandstalige boeken. Wie iets wilde weten over wetenschap, militaire strategie of geneeskunde, moest eerst Nederlands leren.

In 1859, als Fukuzawa aankomt in Yokohama, waar voor het eerst niet-Nederlandse buitenlanders welkom zijn, spreekt hij vloeiend Nederlands. ‘Ik kwam tot de conclusie dat er weinig kenners van het Nederlands waren die mij in vertaalwerk konden overtreffen’, schrijft hij in zijn autobiografie De poorten gaan open.

download

Maar al snel komt de teleurstelling: Nederlands was in de zeventiende eeuw nog een van de wereldtalen. In 1859 was het niet meer dan een kwakerig Germaans dialect, gesproken in een land waar alles altijd  50 jaar later gebeurde. Fukuzawa heeft er niets aan als hij in Yokohama met buitenlanders probeert te praten.

Hij schrijft: ‘Tot mijn verdriet bleek, toen ik probeerde met hen te spreken, niemand me te verstaan. Ook kon ik hoegenaamd niets begrijpen van wat er gesproken werd door wie dan ook van alle buitenlanders die ik tegenkwam. Evenmin kon ik ook maar iets lezen van de uithangborden boven de winkels, noch de etiketten op de flessen die zij te koop hadden. (…) Het moet Engels of Frans zijn geweest, voor zover ik weet.’

Hartverscheurend, nietwaar? Een jonge, ambitieuze student komt in aanraking met de echte wereld en blijkt in al zijn ijver de verkeerde taal te hebben geleerd. Een dramatische ervaring!

En precies de ervaring die sommige Nederlanders onze eigen studenten ook nu nog gunnen. Anderhalve eeuw na Fukuzawa’s teleurstelling zijn er nog altijd mensen die vinden dat op onze universiteiten de lessen in het Nederlands moeten zijn, niet in het Engels. Volkskrant-columnist Martin Sommer noemt de ‘verengelsing’ van het universitair onderwijs ‘dom en achteloos’. Hij kan op veel bijval rekenen van zowel lezers als de hoofdredactie. Engels is de lingua franca van de wetenschap, maar onze jonge wetenschappers moeten vooral goed Nederlands leren. Dat noem ik nou dom en achteloos.

Voor straf je volgende column in het Japans schrijven, Sommer.

(PS: Met Fukuzawa kwam het goed. Hij leerde Engels, reisde naar de VS en Europa en leidde zijn land de nieuwe tijd in, onder andere als oprichter van de eerste Japanse krant en de eerste universiteit.)

(FD)

Verkiezingstijd

Hoe weet je dat de verkiezingscampagnes van start zijn gegaan? Als verstandige politici domme dingen gaan roepen. Jeroen Dijsselbloem schoot als eerste uit de startblokken. Oudere Nederlanders met een aardig pensioen gaan er volgend jaar gemiddeld flink op achteruit, omdat pensioenfondsen niet indexeren en soms zelfs korten op de uitkering. ‘Dat moeten we repareren’, vond de PvdA-minister.

Klinkt sympathiek, maar het impliceert dat de Nederlandse staat voortaan garant staat voor de koopkracht van gepensioneerden. Met een beetje pech kampen onze pensioenfondsen nog vele jaren met lage dekkingsgraden. Het is niet aan de overheid om die pensioengaten via de achterdeur van de koopkrachtplaatjes te vullen. Dan gaat Nederland de kapitaalgedekte tweede pijler garanderen met belastinggeld van huidige werkenden. Zo’n garantie op pakweg € 1400 mrd aan pensioenbeloften wil ik dan ook graag netjes terug zien op de staatsbalans. Ben benieuwd hoe gezond de overheidsfinanciën ons dan nog toelachen.

Dat Mark ‘de staat is geen geluksmachine’ Rutte zijn minister niet terugfloot, maar zelf ook wel voelde voor het met belastinggeld wegpoetsen van pensioenpech, bewijst dat ook bij de VVD verkiezingskoorts heerst. Nederland telt in 2017 ruim 443.000 65-plussers meer dan tijdens de verkiezingen in 2012. Zo’n groep kun je maar beter te vriend houden.

Ook bij de oppositie roepen verstandige politici inmiddels domme dingen. De ChristenUnie en het CDA willen graag leuke dingen doen voor huiseigenaren met een dure hypotheek. De kosten die banken rekenen voor oversluiten moeten flink omlaag, zodat iedereen kan profiteren van de lage rente. De buiten verkiezingstijd zo bekwame Carola Schouten van de ChristenUnie beargumenteerde dat zo: ‘Wij hebben zoveel voor die banken gedaan, het wordt tijd dat die banken ook iets terug doen voor de consument.’

Alsof we de banken hebben gered zodat ze aardiger zouden doen tegen de consument! De redding was een ongewenste maar noodzakelijke maatregel, uitgevoerd omdat de banken onze economie in gijzeling hielden. Wie wil dat banken klantvriendelijker zijn, moet meer concurrentie organiseren. Bijvoorbeeld door de Europese bankenunie af te maken, maar daar is de ChristenUnie tegen.

Bij het CDA wil de normaal uitstekend rekenende Pieter Omtzigt dat banken huiseigenaren geld gaan lenen tegen lage rente, zodat ze kunnen aflossen op hun hypotheek met vaste, hoge rente. Een hypotheek met lange rentevaste periode wordt zo de facto eenzijdig opzegbaar en daarmee minder aantrekkelijk voor banken om aan te bieden. Juist de voor huizenkopers veilige hypotheek met vaste rente zal daardoor uiteindelijk duurder worden.

Want gratis lunches bestaan niet. Al willen politici ons in verkiezingstijd graag anders doen geloven.

(FD)