Ben ik soms naïef en onwetend? Nou reken maar. Een voorbeeld: toen ik politici hoorde over ‘bestaanszekerheid’ voor iedereen, dacht ik: ‘Hoe kun je dat nou beloven?’ Het bestaan is fundamenteel onzeker, noodlot ligt altijd op de loer. Alleen het einde is zeker.
Maar een jurist zei dat het gewoon in de Grondwet staat. ‘De bestaanszekerheid der bevolking (…) is voorwerp van zorg der overheid’, zegt artikel 20 sinds 1983. Wist ik niet. Dom van mij. Ik was nog een keer naïef. Want vervolgens dacht ik: voor wie is het bestaan het meest onzeker?
Voor daklozen, lijkt me. Krijgen die straks gegarandeerd een woning? Krijgen doodzieke patiënten hun peperdure medicijnen voortaan automatisch vergoed? En die experimentele levensreddende operatie in de VS? Gratis drugs voor verslaafden? Een pardon voor alle statusloze vreemdelingen, die nergens recht op hebben?
Veel bestaansonzekerder krijg je het niet. Maar ik had het weer mis, want in geen verkiezingsprogramma vond ik die beloftes. Bestaanszekerheid, dat betekent hogere AOW voor gepensioneerden en lagere benzineaccijns voor automobilisten. Natuurlijk, had ik kunnen weten.