Nederlandse industrie euforisch over orderpositie. Op zoek naar harde stukjes in een zachte indicator

Voor de een zijn het de liedjes van de jonge Gerard Joling, voor de ander alle afleveringen van ‘Say yes to the dress’ van tv-zender TLC, iedereen heeft zo zijn eigen ‘guilty pleasures’, gênante pleziertjes die eigenlijk niet kunnen, maar waar we toch stiekem van genieten. En de econoom, wat is zijn heimelijke genoegen? Die van mij maak ik met gepaste schaamte openbaar: mijn guilty pleasure is de zachte indicator.

Ik heb het dan over macro-economische informatie, die niet voortkomt uit harde metingen van onbetwistbare feiten, maar gebaseerd is op gevoelens en vage inschattingen. Het consumentenvertrouwen, bijvoorbeeld, het gemiddelde saldo van positieve en negatieve antwoorden van Nederlandse consumenten op een aantal vragen over de economisch situatie en de eigen financiële. Ik ken eerlijk gezegd geen onderzoek waaruit blijkt dat deze zachte indicator een puike voorspeller is van de daadwerkelijke consumptie, maar toch veer ik iedere maand op als het CBS weer een nieuwe aflevering van dit boeiende feuilleton publiceert. Gaat het vertrouwen omhoog, dan krijgt de econoom een kleine dopaminekick. Gaat het omlaag, dan voelt het als een teleurstelling.

Smakelijke harde stukjes

Zachte indicatoren geven hoogstens een richting aan, maar zijn vrij onbetrouwbaar als echte voorspellers. Die stelling baseer ik niet op diepgravend onderzoek, maar op ervaring. Het is mijn persoonlijke ‘zachte’ conclusie. Dat gezegd hebbende: vaak zit er toch interessante informatie verstopt in de indicatoren. Als je niet naar de algemene index kijkt, maar naar de antwoorden op de afzonderlijke vragen, zijn er wel degelijk smakelijke harde stukjes te ontdekken.

Een deel van het consumentenvertrouwen wordt bepaald door antwoorden over de algemene economische situatie. Alsof de gemiddelde Nederlander zich daar eenvoudig een goed beeld van kan vormen. Maar van de eigen bankrekening weet een consument wel veel. De antwoorden op vragen over de eigen financiële situatie zijn in die zin wel degelijk harde info.

Orderposities

Hetzelfde geldt voor het producentenvertrouwen, de maandelijkse CBS-indicator die de stemming in de industrie meet. Deze indicator kwam in oktober uit op 8,2. Dat is net wat lager dan een maand eerder, maar wel flink boven het meerjarige gemiddelde. De interessante informatie zit echter verscholen achter dit geaggregeerde cijfer. Want het producentenvertrouwen is vooral zo hoog, omdat de deelindicator over de orderpositie het buitengewoon goed doet. Het oordeel daarover staat met 13,9 op de hoogste stand sinds eind 2007. De afgelopen twintig jaar waren er maar een handvol maanden waarin de industrie nog contenter was met de eigen orderportefeuille.

Schermafbeelding 2017-11-16 om 10.28.20 Schermafbeelding 2017-11-16 om 10.29.02

De orderpositie is typisch zo’n hard stukje in de zachte indicator: hoe het met het aantal orders staat, weet de ondernemer zelf het beste. Daarom voelt een hoog producentenvertrouwen beter als het door tevredenheid over het aantal orders komt, dan door bijvoorbeeld de verwachte bedrijvigheid in de komende maanden.

Feest bij de bouw

We kunnen nog een stap dieper graven in de indicator. Zijn alle sectoren tevreden over de orders, of wordt dit positieve oordeel beïnvloed door euforie in een enkele sector? Uit de cijfers blijkt het laatste. Vooral in de conjunctuurgevoelige sector hout- en bouwmaterialen zijn ze opgetogen. Nu de woningmarkt weer lekker richting hysterie gaat, aangemoedigd door een gulle ECB, is het feest bij producenten van bouwmaterialen. In de elektrotechnische industrie, bij de raffinaderijen en chemische bedrijven en vooral in de voedingsindustrie is men een stuk minder opgetogen over de orderportefeuille. Niet negatief, want ook die sectoren voelen de conjuncturele meewind, maar ze zijn minder euforisch dan de bouw.

De vorige keer dat het producentenvertrouwen op een hoogtepunt stond, in juni 2006, was het optimisme over de orders veel gelijkmatiger verdeeld. Toen waren alle industrieën bovengemiddeld enthousiast. Dat zegt misschien iets over de kracht van het huidige herstel: toch eerder op de vleugels van het rentebeleid van de ECB, dan echt op basis van breed, intern gedreven optimisme?

Of trek ik nu te makkelijk conclusies uit een paar toevallige cijfers? Zou goed kunnen, want ook dat is een guilty pleasure van veel economen.

(FD)