Klimaatschade beprijzen lukt niet als we met subsidies blijven smijten

Milieueconomen zeggen het al decennia: om CO2-uitstoot snel omlaag te krijgen is beprijzing noodzakelijk. Pas als vervuilers een flink bedrag moeten neerleggen voor elke kilo CO2 die uit hun schoorsteen of uitlaat komt, is er een prikkel om die uitstoot snel te reduceren. Goede voornemens en groene bedoelingen zijn ook nodig, maar pas als het pijn doet op de winst- en verliesrekening gaat men tot directe actie over. Iets kan belangrijk zijn, maar pas als het geld kost wordt het ook urgent.

Goed nieuws daarom dat volgens onderzoek van de Oeso in 2021 40% van de CO2-uitstoot onder een of andere beprijzing viel. Dat is een flinke verbetering sinds 2018, toen de teller op 32% bleef steken.

Voor dit optimistische beeld moet de club van rijke industrielanden wel een ruime definitie van CO2-beprijzing gebruiken. Behalve directe CO2-belastingen en emissiehandelssystemen, telt men bijvoorbeeld ook brandstofaccijns en belasting op elektriciteit mee. Bovendien bedraagt de gemiddelde CO2-prijs in de 71 landen die werden onderzocht, slechts €4 per ton. Dat is niet hoog genoeg om serieuze gedragseffecten te bereiken. In het emissiehandelssysteem van de Europese Unie, het EU ETS, wordt op dit moment €76 betaald. Bij zo’n hoge prijs zie je wel een effect op de beslissingen van industrie en energiesector. Een gemiddelde van €4 is nauwelijks serieus te nemen.

Waarom komt impactvolle beprijzing toch zo moeilijk van de grond? Het simpele antwoord: omdat politici die prijzen en belastingen verhogen niet populair zijn. In de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, bestaat geen nationaal emissiehandelssysteem. Er zijn wel wat staten met een emissiehandelssysteem (Californië voor industrie, energie, vervoer en gebouwen, een groep staten aan de oostkust voor de energiesector), maar van president Joe Bidens belofte voor de verkiezingen dat hij CO2-beprijzing zou invoeren, is na zijn inauguratie niets meer vernomen. Zijn klimaatplannen gaan nu uit van grote subsidies om de Amerikaanse industrie te vergroenen. Geld weggeven aan vervuilers, in plaats van afpakken.


Puur politiek opportunisme. Maar er is ook iets anders aan de hand. De discussie over belasting en subsidie om milieuschade te voorkomen, is een hele oude. Al in 1920 legde de Britse econoom Arthur Pigou uit hoe het zit met milieuproblemen. Hij stelde dat het in principe gaat om een gebrek aan eigendomsrechten. Niemand kan de schone lucht (of het stabiele klimaat) claimen. De oplossing van Pigou is simpel: de overheid moet milieubelastingen invoeren, zodat de vervuilers betalen.

Maar veertig jaar na Pigou schreef een andere Britse econoom, de latere Nobelprijswinnaar Ronald Coase, dat Pigou’s oplossing te kort door de bocht was. Moet de vervuiler wel betalen? Waarom betaalt de burger die waarde hecht aan schone lucht, niet een afkoopsom aan de vervuiler, zodat die zijn vervuiling staakt? Dat is misschien moreel minder bevredigend, maar leidt in economische zin tot dezelfde oplossing. Belasten van de vervuiler is prima, maar afkopen kan ook, vond Coase.

Deze laatste optie blijkt in de praktijk populair. We trekken miljarden uit om stikstofboeren te compenseren. Er is een opkoopregeling voor overbevissende vissers. De industrie vraagt en krijgt subsidie om minder te vervuilen. En ook op klimaatgebied strooit men liever met geld, dan dat de schade netjes wordt beprijsd.

De meeste economen zijn aanhanger van Pigou, maar de politiek kiest meestal voor Coase. Zonde, want met de stok van Pigou kun je veel harder slaan. Mensen reageren nu eenmaal meer op verlies (belasting) dan op winst (subsidie). Een milieubelasting levert inkomsten voor de staat op, die je kunt inzetten om andere belastingen, bijvoorbeeld op inkomen, te verlagen. Voor subsidies moet je dit soort verstorende belastingen juist verhogen.

Bovendien zorgt een subsidie op bijvoorbeeld groene energie voor meer energieverbruik, terwijl een belasting op grijze energie het totale verbruik doet afnemen. De beleidsvrijheid van een milieubelasting is ook veel groter, want subsidies zijn moeilijk af te schaffen. Bij belastingen is dat heel eenvoudig.

Alle reden dus om Pigou te volgen, en Coase te negeren. Behalve dan dat alleen economen dit vinden. De kiezers denken juist: weg met belastingen, leve de subsidie. De politiek komt hen graag tegemoet.

FD