Kinderopvangsubsidie is fiasco van Griekse proporties

Stel: u bent wethouder van een kleine gemeente. Net voor de kredietcrisis heeft u een leuk bedrijventerreintje laten aanleggen, waarop zich een handvol bedrijven heeft gevestigd.

Het zijn prima bedrijven, die ondanks de recessie stevig doorgroeien. Het aantal openstaande vacatures loopt gestaag op en dat begint te wringen. Ondernemers doen bij u hun beklag over het geringe arbeidsaanbod in de gemeente. ‘We kunnen geen mensen krijgen, onze bedrijven kunnen niet groeien’, zeggen ze.

Tijd voor politieke actie. In potentie zijn er werknemers genoeg. Uw gemeente is wat traditioneel en veel moeders werken niet, of slechts enkele dagen per week. Hoe krijg je die aan de slag? De dorpseconoom weet raad: maak de kinderopvang goedkoper. Met wat extra subsidie wordt het voor jonge moeders veel aantrekkelijker om te gaan werken.

In theorie een steengoed idee. Maar wat kost het? Hoeveel kinderopvangsubsidie is jaarlijks nodig om de bedrijven aan een extra werknemer te helpen? De dorpseconoom belooft het in het weekend uit te rekenen. Op maandagochtend presenteert hij de uitkomst: voor één extra werknemer is jaarlijks €100.000 subsidie nodig.

Belachelijke regeling
Wát? Hoeveel? Honderdduizend euro, ieder jaar weer. Dat is de benodigde kinderopvangsubsidie voor iedere vervulde vacature. Aan u als wethouder de keus: komt de nieuwe kinderopvangsubsidie er, of niet?

Niet, natuurlijk. U gaat toch geen ton uitgeven om een bedrijf vooréén jaar aan één nieuwe werknemer te helpen? U kunt voor dat bedrag drie vuilnismannen aannemen. Of het zwembad een jaar openhouden. Op de subsidie voor zes extra werkende moeders kan de bibliobus een jaar rijden. Vijftig nieuwe werkneemsters kosten jaarlijks net zoveel als een gloednieuwe basisschool.

Het zou een belachelijke regeling zijn. De wethouder die er jaarlijks €100.000 voor overheeft om een jonge moeder aan het werk te krijgen en te houden bij een commercieel bedrijf, moet met pek en veren het dorp uitgejaagd. Of beter nog: persoonlijk worden aangeklaagd wegens verspilling van gemeenschapsgeld.

Op gemeenteschaal is de absurditeit van zo’n regeling direct duidelijk. Maar op landelijk niveau kan de geldverspilling rustig jaren overleven. In 2005 voerde het toenmalige kabinet-Balkenende II, van CDA en VVD, de Wet kinderopvang in. Die wet moest de combinatie van zorg en werk makkelijker maken, en zo de arbeidsdeelname van vooral vrouwen met jonge kinderen vergroten. Er gingen miljarden extra naar kinderopvangtoeslagen, vooral voor midden en hogere inkomens. Ook verhoogde het kabinet de combinatiekorting voor ouders.

Een mislukking
Dinsdag publiceerde het Centraal Planbureau een diepgravende analyse. De conclusie van de onderzoekers luidt: het beleid heeft gezorgd voor 32.000 werkende vrouwen extra. Daarvoor was jaarlijks €3 mrd aan extra subsidies en belastingaftrek nodig. Dat is ongeveer € 100.000 per werkende vrouw per jaar. Het effect op de arbeidsparticipatie van mannen was op z’n best nul, en mogelijk negatief.

Is de Wet kinderopvang daarmee een mislukking? Ja, natuurlijk! De regeling is een geldverslindend fiasco van Griekse proporties. De kosten zijn enorm, de baten nihil. De overheid had nog beter honderd procent loonsubsidie kunnen geven aan iedere werkgever die een jonge moeder in dienst nam. Dan waren er voor hetzelfde bedrag twee of drie vacatures vervuld.

Het waren zeven dolle, dwaze jaren in de kinderopvang. Maar nu is het mooi geweest. Het mes moet er in. Of liever: de hakbijl. Dit kabinet gaat al wat wieden in de kinderopvang, maar doet dat nog veel te voorzichtig. In een tijd van enorme bezuinigingen kun je geen miljarden besteden aan subsidies die meetbaar niet werken.