Inkomens worden niet ongelijker

(verschenen in: Het Financieele Dagblad, 14-6-2014)

De chaos is compleet. Is de Nederlandse inkomensongelijkheid het afgelopen decennium nu wel of niet toegenomen?

Vorige week dinsdag stelde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat de inkomensverschillen stabiel en relatief klein zijn. Zelfs de crisis heeft niet geleid tot een toename in de ongelijkheid, schreef het CBS in het rapport ‘Welvaart in Nederland’.

Twee dagen later trok de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in het rapport ‘Hoe ongelijk is Nederland’, een heel andere conclusie. De grote meerderheid van de huishoudens ervaart wel degelijk “een toenemende ongelijkheid.” En: “het idee van een stabiele inkomensongelijkheid berust op een defecte maatstaf.”

Ik voorzie jaren met mislukte politieke debatten, waarin de VVD met CBS-cijfers zwaait, en de SP met WRR-grafieken wappert. Iedereen heeft gelijk, en niemand. Of valt er een objectieve keuze te maken tussen de analyses? Volgens mij wel.

Allereerst de maatstaf: het CBS gebruikt de Gini-coëfficiënt, een veelgebruikte indicator van ongelijkheid. Sinds 2000 bleef de Gini min of meer gelijk.

Schermafbeelding 2014-06-21 om 17.30.36

Andere CBS-indicatoren (hoe ze verschillen laat ik hier onbesproken), geven hetzelfde beeld. De Theil-coëfficiënt en de polarisatie-index daalden of bleven gelijk. Conclusie: geen groeiende ongelijkheid.  

Schermafbeelding 2014-06-21 om 17.32.10

Maar de WRR gebruikt wéér een andere indicator. Men wil vooral de veranderingen aan de randen van de inkomensverdeling beschrijven en gebruikt daarvoor de zogenoemde S10:S1-verhouding. Dat is de verhouding tussen het inkomen van de rijkste 10% en dat van de armste 10%.

Volgens het rapport is deze indicator sinds 1977 flink gestegen. Ook in deze eeuw neemt S10:S1 structureel toe. Sinds het begin van de crisis in 2008 is de verdeling tussen rijk en arm 5% schever geworden.

Is dat de verklaring van de verschillende conclusies, CBS en WRR gebruiken een andere indicator? Nee, dat is het niet. Want met de cijfers van het CBS kun je ook de S10:S1 berekenen.

Ik heb dat gedaan: de verhouding tussen het inkomen van de rijkste en armste 10% ligt continu rond de zeven. Geen stijging in zicht. In de grafiek ziet u de ontwikkeling van de S10:S1 volgens de WRR en het CBS. Volgens de eerste stijgt de ongelijkheid, volgens de tweede niet.

Schermafbeelding 2014-06-21 om 17.30.12

Wat is er aan de hand? De oorzaak van dit opvallende verschil ligt in de manier waarop men de rijkste en armste groepen indeelt.  Het CBS neemt de netto-inkomens, dus na belasting en subsidies, en corrigeert deze voor de huishoudsamenstelling. Gezinnen met één kostwinner worden zo vergelijkbaar gemaakt met tweeverdieners. Vervolgens worden die gecorrigeerde netto-inkomens op een rij gezet, van laag naar hoog. De armste 10% vormt de eerst groep (S1), de rijkste 10% de laatste (S10).

De WRR — en nu komt het — doet het net even anders. Men neemt eerst alle bruto-inkomens, en selecteert daaruit de 10% armste en 10% rijkste Nederlanders. Pas dan corrigeert de WRR voor belastingen en huishoud­samenstelling. Dat klinkt als een subtiel verschil, maar dat is het zeker niet. Mensen die behoren tot de groep met de laagste, ongecorrigeerde, bruto-inkomens, hoeven niet ook het laagste netto-inkomen te hebben. Studenten, zelfstandige ondernemers die een slecht jaar draaiden, gepensioneerden (die netto meer overhouden omdat ze minder sociale premies betalen), nemen de plaats in van de echte armen in de onderste inkomensgroep.

De WRR-cijfers laten zien dat de groep met het laagste brutoloon er netto minder op vooruit is gegaan dan de groep met het hoogste brutoloon. De CBS-cijfers tonen aan dat dit niet betekent dat de werkelijke inkomensverdeling tussen Nederlanders met een laag en die met een hoog netto-inkomen ook is verschoven.

Wie wil weten of het werkelijke verschil tussen arm en rijk in Nederland is toegenomen, moet naar de CBS-cijfers kijken, niet naar die van de WRR.