Inflatie weer extreem hoog, maar we zijn nog niet terug in de seventies

Nadat het CBS het inflatiecijfer 9,8% voor april had gepubliceerd, leek de doelstelling van het kabinet om de prijsstijging dit jaar onder de 8% te houden onhaalbaar. FNV-voorzitter Wim Kok stelde daarom een algemene prijsstop voor. Minister van Economische Zaken Ruud Lubbers zag hier echter geen reden voor. Er was nog kans dat het inflatiedoel wel gehaald werd.

Maar nee, het zou niet lukken. De inflatie kwam voor heel 1976, want uit dat jaar komt dit nieuws, uit op 8,8%. April bleek wel de maand waarin de inflatie piekte. Daarna minderden de prijsstijgingen wat vaart. In de decennia na 1976 was de inflatie zelfs nooit meer zo hoog als in april van dat jaar. Maar afgelopen maand kwamen we wel in de buurt. In maart 2022 bedroeg de inflatie 9,7%. ‘Dat is het hoogste percentage sinds april 1976’, stelde het CBS donderdag.

Dat vraagt natuurlijk om een vergelijking tussen toen en nu. Al was het maar omdat, naarmate de inflatie in Nederland verder oploopt, meer mensen somberen over ‘stagflatie zoals in de jaren zeventig’.

Er zijn dan ook opvallende overeenkomsten. Net als nu werd de inflatie 46 jaar geleden aangewakkerd door hoge energieprijzen. In 1976 zat men nog met de naweeën van de eerste oliecrisis, toen de olieprijs meerdere keren over de kop ging. De hoge inflatie die dat veroorzaakte, leidde tot hoge lonen. Automatische prijscompensatie was toen nog de regel, waardoor een loon-prijsspiraal ontstond. In 1976 stegen de cao-lonen zelfs met 9%. De beleidsdiscussie ging dan ook vooral over de vraag: wie moet als eerste z’n verlies nemen? De ondernemers, door hogere kosten niet langer door te berekenen in de prijzen? Of de werknemers, door genoegen te nemen met onvolledige prijscompensatie. Wim Kok koos met zijn prijsstop voor de eerste optie.

Dat is een eerste verschil tussen 1976 en nu: automatische prijscompensatie bestaat niet meer, de macht van de vakbond is afgenomen, dus het gevaar voor een loon-prijsspiraal is nu kleiner. De energieschok zou dan niet tot langdurige inflatie hoeven te leiden.

En een overeenkomst: een kabinet met een gat in de hand. De hoge inflatie werd in 1976 ook aangewakkerd door snel stijgende collectieve uitgaven. Het kabinet-Den Uyl wilde de uitkeringen verhogen en investeren in volkshuisvesting, welzijn en onderwijs. Rutte IV heeft minstens zulke grote ambities. Naast woningbouw en onderwijs gaan er miljarden naar klimaat, stikstof en defensie. Het gevaar bestaat dat dit de inflatie, en de lonen, verder opdrijft. Overigens stonden de staatsfinanciën er tijdens Den Uyl beter voor dan nu, met een kleiner tekort en een kleinere staatsschuld.

Werkloosheid werd ook als een probleem gezien in 1976. Al lag het met 4,6% bepaald niet extreem hoog, de eerste golf babyboomers kwam de arbeidsmarkt op en zij vonden al moeilijker werk. Een voorbode van de hoge jeugdwerkloosheid in latere jaren. Die situatie is onvergelijkbaar met nu. In 2022 is de werkloosheid extreem laag en de arbeidsmarkt structureel krap, doordat de babyboomers die nu juist massaal verlaten.

Andere opvallende verschillen: in 1976 knalde de arbeidsproductiviteit omhoog met bijna 4% en dat vonden we toen nog doodgewoon. De loonstijgingen waren dus deels terecht, want werknemers presteerden steeds meer. Anno 2022 stijgt de productiviteit nauwelijks meer. Prijscompensatie in de lonen is daardoor pijnlijker voor werkgevers.

Tegelijk kunnen werknemers een periode met koopkrachtdaling makkelijker aan. De financiële buffers van de gemiddelde Nederlander (nee, niet van iedereen) zijn nu groter dan in 1976. De particuliere spaarquote was toen zelfs negatief en is nu met bijna 7% heel gezond. Dat geldt ook voor het bedrijfsleven. Zoals DNB-president Klaas Knot onlangs stelde: in de jaren zeventig had Nederland een probleem met winstgevendheid en concurrentiepositie. Daar is nu geen sprake van.

In de vergelijking met 1976 zie ik economisch daarom meer verschillen dan overeenkomsten. Dat neemt niet weg dat in de maatschappelijke discussie over prijscompensatie, loonkosten en uiteindelijke bezuinigingen op de ambitieuze uitgavenplannen van het kabinet, de echo van de jaren zeventig steeds weer zal doorklinken.

FD