Hoogste tijd voor CO2-belasting op vuile import, ook als we daarvoor handelsregels moeten aanpassen

Uitstoot van broeikasgassen wordt snel duurder in Europa. Afgelopen week tikte de prijs van een recht om een ton CO2 uit te stoten even de €44 aan. Daarmee ligt die prijs een derde hoger dan begin dit jaar. Sinds het dieptepunt in maart 2020 kwam er zelfs bijna 170% bij.

Deze prijzen komen tot stand binnen het emissiehandelssysteem van de Europese Unie. ‘EU ETS’ is de afkorting van de Engelse benaming. Grote vervuilers in Europa hebben CO2-rechten nodig om het broeikasgas uit te mogen stoten. Een deel van de rechten krijgen ze cadeau, de rest moeten ze bijkopen op de ETS-markt.

De bedoeling hiervan is uiteraard dat de vervuilende bedrijven hun emissies verminderen en investeringen in schonere technologie rendabel worden. Lange tijd was de ETS-prijs daarvoor eigenlijk te laag, maar met een prijs van boven de €40 beginnen de kosten nu toch echt te bijten. Misschien zit er inmiddels zelfs wel wat lucht in die prijs. De stijging heeft beleggers aangetrokken, zoals alles wat omhoog gaat dat tegenwoordig doet. Sommige fondsmanagers denken dat de prijs dit jaar nog wel een keer kan verdubbelen, terwijl de huidige €44 al een niveau is dat analisten nog niet zo lang geleden pas voor de tweede helft van dit decennium verwachtten.

De relatief hoge prijs doet pijn bij de bedrijven die de rechten moeten kopen om te mogen produceren. Dat is ook precies de bedoeling, natuurlijk. Maar het zet de Europese industrie mogelijk ook op achterstand ten opzichte van concurrenten elders ter wereld. Want de meeste landen buiten Europa hebben geen systeem om CO2-uitstoot te beprijzen. Niet-EU-landen als Noorwegen, Zwitserland en IJsland doen overigens wel mee aan EU ETS. Het Verenigd Koninkrijk stapte er met de brexit uit, maar is bezig een eigen handelssysteem op te zetten.

Er zijn nog een paar landen die CO2-uitstoot een prijs geven. Canada, Australië, Zuid-Korea en Kazachstan hebben een eigen handelssysteem, maar dat gaat meestal minder ver dan het Europese. China heeft geëxperimenteerd met lokale CO2-handel en is bezig om een nationaal systeem uit te rollen dat mogelijk deze zomer al van start gaat. In Japan, Zuid-Afrika, Mexico en drie Zuid-Amerikaanse landen wordt een CO2-belasting geheven. Er zijn overigens ook Europese landen die naast het EU ETS ook nog een vorm van nationale CO2-belasting hebben.

De overige landen hebben geen landelijke CO2-prijs. In de VS, bijvoorbeeld, proberen alleen een aantal staten (o.a. Californië en staten in het noordwesten) de uitstoot een prijs te geven. Naarmate de Europese CO2-prijs stijgt, komt onze industrie dus steeds verder op concurrentieachterstand te staan.

Om een gekkehenkiecomplex te voorkomen, wil de EU een compenserende heffing op CO2-intensieve import uit landen zonder klimaatbeleid invoeren. Dit ‘carbon border adjustment mechanism’ (CBAM) krijgt al meer vorm. In juni moet de Europese Commissie met een werkbaar voorstel komen.

Belangrijk daarbij is vooral dat de CBAM moet passen binnen de regels van de Wereldhandelsorganisatie. Vrijhandel en importheffingen gaan nu eenmaal niet goed samen. Er zijn de afgelopen tijd stapels artikelen geschreven door handelsjuristen over hoe CBAM WTO-compliant kan worden gemaakt en wat de problemen zijn. Ik probeer die te lezen, maar word er als eenvoudige econoom niet altijd veel wijzer van.

De juristen beschrijven hoe het Europese klimaatbeleid kan passen binnen de handelsregels. Maar vreemd genoeg heeft bijna niemand het over het omgekeerde: hoe de handelsregels zich moeten aanpassen aan de noodzaak van klimaatbeleid. Wat we hier zien zijn twee internationale afspraken die met elkaar botsen: de handelsafspraken en de afspraken van het Parijs-akkoord. Welke van de twee moet er wijken?

Als we niets doen wint automatisch de handel, want die afspraken zijn bindend en veel beter institutioneel ingebed, met een WTO-hoofdkantoor, -directeur-generaal en -rechtbank. Dat heeft het niet-bindende Parijs-akkoord allemaal niet. Maar objectief gezien zou het klimaatbelang natuurlijk moeten winnen: in een onleefbare wereld is het immers lastig handeldrijven. Daarom zou niet het Europese klimaatbeleid zich moeten plooien zodat het past binnen de regels van de WTO, maar moeten we het handelsakkoord zo aanpassen dat het meest optimale klimaatbeleid er binnen past.

FD