Alle berichten van Mathijs

Mijnbouw in de ruimte: van wie is het platina in een asteroïde?

Niet alle economen zullen het willen toegeven, maar de bron van onze welvaart is niet economisch, maar juridisch. Je kunt de slimste ondernemers hebben, de meest efficiënte markten en best opgeleide bevolking, zonder juridisch verankerde eigendomsrechten wordt het niets. Van wie zijn de grondstoffen, van wie is het land, hoe wordt de winst verdeeld?

Pas als er een helder en onweerlegbaar antwoord is op deze vragen, kan de kapitalistische machine worden opgestart en kan het welvaartsgroei beginnen. Ondernemers moeten eerst zeker weten dat ze de opbrengst van hun inspanningen mogen houden — na afdracht van redelijke belasting — anders heeft het geen zin een bedrijf te beginnen.

Amerikaanse ruimtewet
Op aarde zijn deze zaken zeker nog niet perfect geregeld, maar zijn we een eind op de goede weg. Maar buiten de aarde, in de ruimte, moet de juridische strijd over eigendomsrecht nog helemaal worden gestreden. Maar de eerste stappen zijn gezet.

Het Amerikaanse Congres nam eind vorig jaar een speciale ruimtewet aan die het juridisch mogelijk moet maken om commerciële mijnbouw te plegen op asteroïden in de ruimte. Deze U.S. Commercial Space Launch Competitiveness Act stelt dat grondstoffen gewonnen op asteroïden het eigendom zijn van degene die ze heeft gemijnd. Dit is de eerste keer dat particuliere eigendomsrechten in de ruimte zo duidelijk zijn vastgelegd.

Ruimtemijnbouw in de stijgers
Voor buitenstaanders lijkt de nieuwe wet misschien een logische stap. In de Verenigde Staten zijn inmiddels meerdere commerciële partijen serieus bezig met het ontwikkelen van plannen voor mijnbouw in de ruimte. Het bedrijf Planetary Resources noemt zichzelf, misschien wat voorbarig, al ‘the asteroid mining company’. Onder andere Larry Page en Eric Schmidt van Alphabet (het moederbedrijf van Google) en Richard Branson van Virgin hebben geld in het bedrijf gestoken.

Van concurrent Deep Space Industries zijn geen investeerders bekend, maar het bedrijf (‘We are miners’ luidt het motto) haalde wel al geld op in twee investeringsrondes. Ongetwijfeld hebben deze bedrijven flink gelobbyd in Washington voor de nieuwe ruimtewet.

Inmiddels heeft Luxemburg aangekondigd ook met een ruimtewet te komen, ongetwijfeld in de hoop om mijnbedrijven aan te trekken.

Binnen handbereik
In de wereld van het ruimterecht werd er op de Amerikaanse wet met veel opwinding gereageerd. Volgens sommige juristen is de ruimtewet in strijd met het Ruimteverdrag uit 1967. Dat verdrag bepaalt juist dat niemand soevereiniteit kan opeisen over hemellichamen. De ruimte is van ons allemaal, net als de zeeën op aarde. Vlaggen planten heeft geen zin.

Dat klinkt nobel. Maar voor economen ook behoorlijk naïef. Zonder eigendomsrechten wordt exploratie van de ruimte nooit rendabel, en verspillen we in feite de enorme hoeveelheid grondstoffen die rond de aarde zweven. Want de afgelopen jaren zijn er enorm veel asteroïden ontdekt die hun rondjes de zon relatief dichtbij de aarde draaien.

Rond de eeuwwisseling waren dat er ongeveer duizend, inmiddels staat de teller al op bijna 14.000. Dat zijn veel grote asteroïden met een diameter van meer dan een kilometer, maar ook veel handzamere van 30 tot 300 meter. De metalen platina, nikkel, en palladium zijn op veel asteroïden aanwezig, met in potentie grote opbrengsten. (Ik laat hier de enorme technische problemen bij de winning maar even buiten beschouwing).

Schermafbeelding 2016-04-17 om 11.49.05

Gokje
De oplossing voor het juridische steekspel ligt ongetwijfeld in internationaal overleg. Afgelopen week is er in Wenen gepraat over dit onderwerp door de leden van het Committee on the Peaceful Uses of Outer Space (ja, die bestaat) van de Verenigde Naties. De komende week wordt er verder gesproken.

De belangrijkste juridische werkgroep wordt geleid door de Leidse juriste Tanja Masson. Volgens haar valt de Amerikaanse Ruimtewet wel degelijk te rijmen met het Ruimteverdrag, omdat het bij mijnbouw niet gaat om het toe-eigenen van hemellichamen, maar het exploiteren ervan. Zij ziet de Amerikaanse en Luxemburgse wetten als een mooi drukmiddel om echte internationale afspraken hierover te maken.

En dan is het wachten tot het eerste ruimteschip vol platina terugkeert op aarde. Lang wachten, gok ik.

(FD)

Zie ook:

 

Gokhypotheek

Draai aan de roulette en halveer uw hypotheekschuld. Het stond met grote letters op de vrolijke banier op het bankgebouw. De tekst trok veel geïnteresseerden. Huizenkopers die bij deze bank een hypotheek afsloten, werden direct na ondertekening meegenomen naar een feestelijk zaaltje waar ze de roulettetafel een slinger mochten geven. Kwam het balletje op wit terecht, dan werd direct de helft van de hypotheekschuld kwijtgescholden. Bankmedewerkers sloegen de fortuinlijke huizenkoper op de schouders. Gefeliciteerd! Dat is snel verdiend!

Maar er stond nog iets op de banier. In veel kleinere letters, bijna niet te lezen: ‘Let op, het blijft een gok’. De huizenkoper die het rouletteballetje op rood zag eindigen had pech. De hypotheekschuld ging direct 50% omhoog. All in the game.

De bank heette Staalbankiers en de roulettetafel stond op de valutamarkt. Voor avontuurlijke huizenkopers had Staalbankiers bedacht dat het een spannend idee zou zijn om de hypotheek af te sluiten in Zwitserse franken. Spannend, want in euro’s gemeten zijn zowel de rentebetalingen als de hoofdsom dan iedere maand weer een verrassing. De valutamarkt is zo ongeveer de meest volatiele en minst voorspelbare markt die er is, dus de perfecte roulettetafel voor deze spectaculaire gokhypotheek. Wie weet daalt de frank wel in waarde, en zijn je hypotheeklasten opeens veel lager.

Uiteraard waren de bankiers in de bijsluiter duidelijk over de risico’s. ‘In feite gaat u een speculatieve valutapositie in Zwitserse franken aan. U loopt daarbij zowel valutarisico als renterisico.’ Ze hadden daar wat mij betreft aan kunnen toevoegen: ‘U speculeert dus met geleend geld en het huis waarin u en uw gezin wonen dient als onderpand.’

Met die toevoeging zou volgens mij meteen duidelijk zijn waarom een hypotheek in Zwitserse frank voor niemand een geschikt product is — behalve misschien voor iemand die in Nederland een huis koopt, maar zijn inkomen in Zwitserland verdient. Wie wil gokken op valutabewegingen kan dat gewoon doen op de valutamarkt; zoiets koppelen aan een hypotheek is nergens goed voor.

De ‘CHF Hypotheek’ van Staalbankiers is in het nieuws omdat de variabele rente in Zwitserland inmiddels zo negatief is, dat Staalbankiers nu rente op de hypotheek betaalt in plaats van ontvangt. Een unieke situatie, die veel aandacht oplevert.

Maar slechts een schrale troost voor de huizenkopers die zo’n CHF Hypotheek afsloten. De Zwitserse frank is enorm in waarde gestegen, dus de schuld in euro’s ook. Daar helpt een rentecadeautje van de bank nauwelijks aan.

Daarom is voor mij niet de negatieve hypotheekrente opvallend, maar het feit dat er nog steeds bankiers zijn die zo’n roulettehypotheek een verantwoord product vinden.

(FD)

Het geld klotst weer tegen de plinten; het schrijven van verkiezingsprogramma’s wordt straks een feest

Zolang als het Centraal Planbureau (CPB) verkiezingsprogramma’s doorrekent, is er gemopper in Den Haag. Maar dit jaar klinkt het gebrom en geklaag luider dan ooit tevoren. CDA, PvdA en D66 twijfelen voor de komende Tweede Kamerverkiezingen in 2017 hardop over hun deelname aan deze uniek Nederlandse traditie. En ook SP, GroenLinks en de SGP weten nog niet of ze meedoen, zo meldde deze krant onlangs.

Nou heb ik zelf ook altijd een dubbel gevoel gehad bij de doorrekeningen. Om te voorkomen dat partijen beloond worden voor spilzucht, rekent het CPB naast de kortetermijneffecten ook de gevolgen van de verkiezingsplannen op lange termijn uit. Het gevolg van deze logische keuze is dat politici elkaar tijdens de campagne om de oren slaan met cijfers over de banengroei in 2040. Dat levert vaak onzindiscussies op.

Het CPB eist precisie
Aan de andere kant zorgt de doorrekening wel voor discipline bij de opstellers van de programma’s. De politieke partij die de belastingen verlaagt, de uitgaven verhoogt en toch beweert dat het begrotingstekort daalt, wordt in Nederland door het CPB genadeloos ontmaskerd. Bovendien worden partijen gedwongen om hun plannen precies te formuleren. Met ‘we gaan de zorgkosten verlagen’ kom je bij het Planbureau niet ver. Hoeveel lager dan? Met welke maatregelen precies? Wanneer en voor wie? Het CPB eist precisie. Wie echt wil weten wat politieke partijen van plan zijn, kan daarom vaak beter de doorrekening lezen, dan het verkiezingsprogramma zelf.

Ik zou het daarom zonde vinden als de programma’s voor 2017 niet meer zouden worden doorgerekend — op wat voor manier dan ook. Gelukkig is de kans groot dat de partijen uiteindelijk toch meedoen. Allereerst omdat ze tijdens de campagne anders telkens om hun oren krijgen dat ze hun plannen niet eens durfden te laten doorrekenen. Maar ook omdat er dit keer veel te winnen is bij een doorrekening. Het geld klotst de komende jaren namelijk tegen de plinten.

 

Voor elk wat wils
Dat blijkt in elk geval uit de nieuwe economische voorspelling voor de komende kabinetsperiode, die het CPB afgelopen week uitbracht. Deze raming kun je zien als de nulmeting voor de verkiezingen: hoe zou de economie zich ontwikkelen bij ongewijzigd beleid? Het is belangrijke input voor de opstellers van de verkiezingsprogramma’s, want er blijkt onder andere uit hoeveel ruimte er is voor extra uitgaven en lastenverlichting.

Die ruimte blijkt ditmaal behoorlijk groot. Na jaren van bezuinigingen en lastenverzwaringen is de rijksbegroting zeer gezond. Zo gezond zelfs dat Nederland in 2021 aan alle Europese begrotingsregels voldoet. Het begrotingstekort slaat om in een overschot en de staatsschuld daalt tot onder de 60% van het bbp. Ook andere regels over bijvoorbeeld het structurele tekort en de groei van de overheidsuitgaven worden niet geschonden. Dat geeft linkse partijen de financiële ruimte om met plannen voor minder inkomensongelijkheid te komen, terwijl rechts stevige lastenverlichting kan beloven. Voor elk wat wils.

27 mrd extra uitgeven
Hoeveel geld is er precies voor dit soort hobby’s? Dat is moeilijk exact te zeggen; het is maar aan welke begrotingsregels je wilt blijven voldoen. Ik doe toch een poging. Het structurele tekort mag in 2021 officieel niet hoger dan 0,5% van het bbp liggen. Volgens het CPB komt het uit op 0,1% overschot. Dat geeft 0,6% ruimte, of omgerekend zo’n €5 miljard voor nieuw beleid.

Dat klinkt leuk, maar is nog niet fantastisch. Als we uitgaan van de maximaal toegestane toename van de collectieve uitgaven (0,9% per jaar), mag de overheid in 2021 maar liefst €24 miljard extra uitgeven. Dat klinkt al beter. Daarbij loopt het tekort wel op, maar blijft nog onder de maximale 3%. Om dat percentage te halen, mag er zelfs €27 miljard extra worden uitgegeven. Brussel wordt dan natuurlijk wel onrustig, maar een boete riskeert Nederland nog niet.

De snoeppot staat open bij het CPB. De miljarden liggen klaar. Knappe politicus die dat kan negeren. Nee, die doorrekeningen komen er ook deze verkiezingen wel weer.

(FD)

Helicoptergeld

Denk je je lollig te zijn, blijkt de werkelijkheid nog veel maller. Anderhalf jaar gelden schreef ik op deze plaats: ‘Laat Mario Draghi geen staatsobligaties opkopen, maar de Opel Kadett van Jan Modaal’.

Het was eind 2014 en de Europese Centrale Bank was nog niet begonnen met kwantitatieve verruiming (QE), maar Draghi had wel duidelijk gemaakt dat hij in 2015 met zo’n opkoopprogramma zou beginnen. Ik dacht grappig te zijn door te suggereren dat opkopen van oude auto’s effectiever zou zijn. Dan krijgen alle Europanen direct geld in hun zak. Of — nog leuker — print genoeg euro’s om alle 18 miljoen werklozen een basisinkomen te geven zodat ze nooit meer hoeven te werken. Reken maar dat de inflatie dan stijgt.

Economenhumor van de bovenste plank, dacht ik. Maar de werkelijkheid wist een paar betere grappen. Het opkoopprogramma van de ECB ging van start en werd — wegens gebrek aan succes — uitgebreid naar een bedrag van € 80 mrd per maand. Dat smaakt naar meer, likkebaarden de monetaire activisten, dus wordt er sinds een aantal maanden hardop gespeculeerd over het volgende gerecht dat de ECB zou kunnen opdienen: gratis geld voor iedereen!

Helikoptergeld. Schuldenvrije geldcreatie. De centrale bank strooit bankbiljetten uit een helikopter, of — praktischer — stort duizend euro op de bankrekening van iedere Europeaan. Zonder tegenprestatie of verplichting tot terugbetalen. Jan Modaal krijgt geld én mag z’n auto houden. Niet alleen werklozen krijgen geld, maar iedereen. Dat is pas lachen!

De grappenmakers zelf kijken er trouwens heel serieus bij. Ze noemen helikoptergeld ‘QE for the people’ en stellen dat gewone kwantitatieve verruiming alleen de banken helpt, die, zoals u ongetwijfeld weet, de crisis veroorzaakt hebben. Het geld moet daarom direct naar de burgers. Het zijn niet de minsten die staan te popelen om in de helikopter te klimmen. De invloedrijke FT-columnist Martin Wolf, bijvoorbeeld, pleit er voor zonder lachen.

Maar ik vind het — dat zal u niet verbazen — een lachwekkend slecht idee. Wie wil dat iedereen duizend euro krijgt moet niet bij de centrale bank aankloppen, maar bij de minister van Financiën. Die kan de belastingen verlagen zodat iedereen meer geld overhoudt. De minister kan naar iedere Nederlander een waardecheque opsturen, of een tegoedbon, zoals af en toe in Japan is gedaan. Het begrotingstekort stijgt dan, maar vanwege het QE-programma van de ECB hoeft daardoor de rente niet op te lopen.

Een centrale bank die gratis geld uitstrooit over de burgers voert geen monetair beleid, maar begrotingsbeleid. Zo’n centrale bank wordt politiek en raakt terecht zijn onafhankelijkheid kwijt. Dat is waar helikoptergeld toe leidt: een politiek afhankelijke centrale bank die het werk doet van de minister van Financiën. Wat een grap.

(FD)

Meer baby’s? Verhoog niet de kinderbijslag, maar de kinderopvangsubsidie

Zeventien miljoen inwoners. Maandag, waarschijnlijk ergens in de avond, is het zo ver. Dan springt de bevolkingsteller van het Centraal Bureau voor de Statistiek naar zeventien miljoen geregistreerde Nederlanders. Natuurlijk valt niet te zeggen of Nederland op dat moment ook precies zo veel inwoners telt, want de teller tikt met een geschat tempo vooruit. Maar het is toch een memorabel moment.

Piek in 1964
Het is alweer veertien jaar geleden dat de grens van zestien miljoen inwoners werd doorbroken. Vroeger groeide de bevolking veel sneller. Om bijvoorbeeld van elf naar twaalf miljoen inwoners te groeien, was begin jaren zestig van de vorige eeuw slechts zes jaar nodig. Dat was de tijd van de babyboom en werden er jaarlijks meer dan 240 duizend nieuwe Nederlanders geboren. In 1964 piekte het aantal pasgeborenen zelfs boven de 250 duizend. Dat was ook het jaar dat de pil in Nederland op de markt kwam.Schermafbeelding 2016-03-29 om 10.50.52

Daarna ging het vruchtbaarheidscijfer (het gemiddeld aantal kinderen per vrouw) snel omlaag, van 3,1 in 1964 naar 1,7 nu. Na 1972 – toevallig het jaar dat de pil in het ziekenfonds kwam – dook het aantal kinderen per vrouw onder de 2,1. Dat aantal is volgens demografen het ‘vervangingsniveau’: onder de 2,1 gaat de bevolking op de lange duur krimpen, tenzij er een positief immigratiesaldo is.

Schermafbeelding 2016-03-29 om 10.51.00

Met de daling van het vruchtbaarheidscijfer, nam ook de omvang van gezinnen af. De kans dat een baby bij geboorte al een broertje of zusje had lag in 1950 op bijna driekwart. In 2014 was dit iets meer dan de helft. De kans op twee broertjes en zusjes (of meer) was in 1950 nog 46%, in 2014 was het slechts 17%. Schermafbeelding 2016-03-29 om 10.52.44

 

Pleidooi voor meer kinderen
Dat de bevolking tegenwoordig nog groeit met gemiddeld tweehonderd per dag, komt dan ook voornamelijk door immigratie. De natuurlijke bevolkingsgroei (geboortes minus sterfte) staat nu op een daggemiddelde van zestig. De rest van de aanwas komt doordat er meer mensen naar Nederland immigreren dan er vertrekken.

Wanneer gaan we de 18 miljoen halen? Pas in 2044 verwacht het CBS in de laatste bevolkingsprognose. En daarna is de groei er helemaal uit. Is dat erg? Die vraag gaat de reikwijdte van dit artikel te boven. De transitie van bevolkingsgroei naar -stagnatie en van groen naar grijs brengt in elk geval flinke problemen met zich mee. De opgewonden pensioendiscussie van de afgelopen week is daarvan een duidelijke illustratie.

Een pleidooi voor meer kinderen wordt in Nederland nog niet zo vaak gehoord. Maar bijvoorbeeld in Duitsland, waar het geboortecijfer nog veel lager is, is stimuleren van het kindertal inmiddels een geaccepteerd beleidsdoel. Tot nu toe overigens met weinig succes.

Stel je wilt het kindertal stimuleren. Hoe moet je dat dan doen? Deze maand verscheen nieuw onderzoek met een antwoord op die vraag. ‘Bargaining over babies’, heet het artikel van twee Duitse economen. Kinderen komen in de regel pas als moeder en vader dat allebei willen, schrijven de onderzoekers. Daarom gingen zij spitten in een grote dataset met resultaten van een enquête onder (potentiële) moeders en vaders in negentien landen. De kinderwens van vrouw en man blijkt vaak uiteen te lopen en de onderzoekers zien – logischerwijs – dat de kans op het krijgen van een kind in dat geval een stuk lager ligt.

Bij ruim 27% van de ondervraagde koppels wil minstens een van de partners (nog) een kind. Bij slechts 16% van de koppels hebben beide partners een kinderwens. Het is vaker de vrouw dan de man die geen, of niet meer, kinderen wil en dat verschil is het grootst in landen met een laag vruchtbaarheidscijfer. Bovendien vinden de onderzoekers dat naarmate de man minder zorgtaken op zich neemt, de kans toeneemt dat de vrouw geen kinderen meer wil. Dat laatste klinkt natuurlijk logisch, maar was nog niet eerder met harde cijfers aangetoond.

19 miljoen?
Het leidt ook tot een duidelijk beleidsadvies: overheden die het kindertal willen stimuleren, kunnen zich het best richten op de vrouw en proberen haar zorgtaak te verlichten. Subsidies gericht op de vrouw zijn zelfs tot drie keer zo effectief als die gericht op de man. Zo lang vrouwen het grootste deel van de zorg op zich nemen, werkt goedkope kinderopvang dus beter dan hogere kinderbijslag. Als we tenminste ooit 19 miljoen inwoners willen halen.

Zie ook:

De ECB maakt ons niet arm

Nee, ook van mij had het niet gehoeven. Het monetaire beleid is ruim genoeg en de Europese economie staat niet op instorten. De nog lagere rente en het nog grotere opkoopprogramma dat ECB-president Mario Draghi vorige week bekendmaakte verstoort de prijzen op financiële markten en neemt de druk om echt te hervormen weg.

Maar daar werd in Nederland niet over geklaagd. Nee, hier ging het over de pensioenen. Mario Draghi straft verstandige landen met volle pensioenpotten, zoals Nederland, en helpt kortzichtige schuldenlanden, zoals Italië.

Maar hoe dan precies? Pensioenvermogen wordt in principe door twee gevaren bedreigd: onverwacht hoge inflatie, waardoor de koopkracht van het vermogen tegenvalt, en lage beleggingsrendementen waardoor het vermogen zelf te weinig groeit. De inflatie is de afgelopen jaren alleen maar meegevallen. Sinds de invoering van de euro bedroeg de inflatie in het eurogebied gemiddeld 1,8%. Dat is precies de ‘onder-maar-dichtbij-2%’, die de ECB beloofde, dus dat kan het pensioen niet hebben geschaad. Sinds het aantreden van Draghi in 2011 was de inflatie slechts 1,1%, een regelrechte meevaller voor ons pensioen.

Dan het beleggingsrendement: gaat dat omlaag door het ruime monetaire beleid van de ECB? In principe niet, want dat rendement hangt niet af van de rente, maar van het rendement van kapitaal. Het ECB-beleid maakt krediet goedkoper en beïnvloedt zo het relatieve rendement van verschillende beleggingen (bijvoorbeeld van spaargeld ten opzichte van aandelen), maar niet het absolute rendement. Hoeveel kapitaal oplevert hangt af van zaken als economische groei, van technologische ontwikkeling, van arbeidsproductiviteit en ondernemerschap. Mocht het ECB-beleid daar al invloed op hebben, dan is die positief. Als Draghi’s lage rente de economie aanzwengelt, dan stijgt het rendement op kapitaal. Je hoort dan ook geen pensioenfondsen klagen dat de ECB hun beleggingsrendement schaadt.

Waarom brengt het ECB-beleid onze pensioenfondsen dan toch in problemen? Dat is vanwege de rekenrente. Pensioenfondsen moeten hun verplichtingen berekenen aan de hand van de marktrente. Hoe lager de rente, hoe lager de dekkingsgraad en hoe groter de kans op kortingen. Dat komt niet door Draghi, maar door de onhandige manier waarop wij ons pensioen hebben georganiseerd. De combinatie van collectieve pensioenpotten en nominale pensioenbeloftes, maakt rekenen met de marktrente noodzakelijk. Bovendien hebben veel pensioenfondsen in het verleden de dekkingsgraad niet of te weinig verzekerd tegen rentedalingen. Ze gokten ten onrechte op hogere rente en betalen daarvoor nu de prijs.

We hebben een pensioenstelsel gebouwd dat zeer kwetsbaar is voor lage rente. Dat is niet de schuld van Draghi, maar echt alleen van onszelf.

(FD)

Er is er wel degelijk grote schaarste op de Nederlandse arbeidsmarkt

Maar liefst twee miljoen werkzoekenden heeft Nederland. Veel meer dan het officiële werkloosheidscijfer van een kleine 600.000. Dat bleek vorige maand uit onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB). Door dat overschot aan arbeid zou het nog lange tijd duren voordat de aantrekkende economie zorgt voor grote loonstijgingen, beredeneerde DNB.

Ik verbaasde mij twee weken geleden over de hoogte van de cijfers en de stelligheid waarmee DNB beweerde dat een globaal arbeidsoverschot in Nederland zorgt voor lage lonen. Rekende DNB niet veel te ruim, door iedereen die de wens uitsprak meer uren te willen werken mee te nemen als werkzoekende, ook als diegene al voltijds werkt? Waarom werden de half miljoen Nederlanders die juist minder willen werken genegeerd? En zou schaarste aan mensen met specifieke opleiding of talent (lassers, ICT’ers) niet toch kunnen leiden tot stijging van het gemiddelde loonpeil?

Mail van de Intelligence Group

Ik eindigde met de stelling: ‘Wie echt wil weten hoe het zit met de loondruk, moet daarom ook onderzoeken hoeveel moeite bedrijven hebben bij het vinden van het juiste personeel.’ U denkt misschien: zoek dat dan uit! Maar dat is niet zo makkelijk als het lijkt. Betrouwbare gegevens over de krapte op de arbeidsmarkt voor specifieke beroepen, zijn niet zomaar te vinden. Iedereen weet wel dat er tekorten zijn, maar waar precies?

Toen kreeg ik mail. Van de Intelligence Group, een onderzoeksbureau voor de arbeidsmarkt dat onderzoek doet naar schaarste op de Nederlandse arbeidsmarkt. Zij hadden de cijfers, en wilden die wel met mij delen. Nou, graag.

 

Schaarste neemt toe

Het gaat om een jaarlijkse enquête onder 16.000 Nederlandse werknemers. Zij werden gevraagd of ze de afgelopen tijd zijn benaderd door een headhunter of een potentiële werkgever, om te solliciteren op een andere baan, en zo ja, hoe vaak. Uiteraard werd de steekproef netjes gewogen aan de hand van de totale Nederlandse werknemerspopulatie, zodat de resultaten representatief zijn.

Mijn conclusie op basis van deze enquête luidt: de schaarste op de Nederlandse arbeidsmarkt neemt duidelijk toe en voor sommige beroepen zijn de tekorten nijpend aan het worden.

Telefoontje van een headhunter

Uiteraard krijgt niet iedere Nederlander regelmatig een telefoontje van een headhunter. Ruim 60% van de ondervraagden werd in 2015 niet één keer gebeld. Maar 39% werd het afgelopen jaar wel minimaal eenmaal benaderd voor een andere baan. Voor 21% van hen ging het zelfs om een keer of meer per kwartaal. Bij 8% ging het om een of meer keren per maand. En 2% wordt minstens een keer per week benaderd door een headhunter of werkgever.

Dat is meer dan een jaar eerder. In 2014 kreeg 36% van de Nederlandse werknemer minimaal een keer een aanzoek van een andere dan de huidige werkgever. Weer een jaar eerder was dat 32%. En in 2012 werd slechts 29% minimaal een keer benaderd. Al vier jaar op rij stijgt dus het aantal werknemers dat een verzoekje krijgt tot vreemdgaan op de arbeidsmarkt. Een duidelijk teken van toenemende schaarste.

LinkedIn offline

Voor de mogelijke opwaartse druk op de lonen zijn vooral de beroepsgroepen interessant die wekelijks worden aangezocht. Welke talenten worden door de headhunters het ergst gestalkt? Uw eerste gok is correct: het zijn de programmeurs.

Met ‘smart industry’ in opkomst zijn het niet meer alleen de ICT-bedrijven die programmeurs zoeken, maar is de hele industrie ernaar op zoek. Maar liefst 38% van de programmeurs wordt een of meer keer per week gevraagd naar interesse in een andere baan (sommigen hebben daarom zelfs al hun LinkedIn-account offline gehaald). Onder ingenieurs, constructeurs en technici is dat met 32% nauwelijks beter. Systeemontwikkelaars staan op de derde plaats. En op vier staan – jawel – de economen (al vrees ik dat het hier eerder om econometristen gaat dan om brave macro-economen).

Dit zijn echte tekorten die voor echte loonstijgingen zullen zorgen. Ongeacht of iemand anders, in een andere sector wel of niet graag een paar uur extra wil werken.

Nieuwe belasting

Je hebt een analyse geschreven. Die staat vol scherpe observaties en puike voorstellen. Je bent er trots op, maar om een of andere reden wil je dat iedereen je conclusies negeert. (Nee, ik zou ook niet weten waarom je dat zou willen, maar stel even dat dat zo is.) Wat doe je dan?

Hier is het antwoord: je stopt er een voorstel in voor een nieuwe belasting. Het liefst een belasting op een iets dat veel mensen bezitten. Zo’n voorstel levert direct een heftige discussie op tussen verhitte koppen zonder argumenten. Over de zinvolle aanbevelingen in je rapport heeft niemand het meer.

Een fraai voorbeeld van hoe effectief deze tactiek werkt — nogmaals, ik zou niet weten waarom je ervoor zou kiezen — werd deze week gegeven door de economen van het Centraal Planbureau. Zij schreven een artikel over hoe Nederlanders gedurende hun leven sparen en ontsparen, om zo hun consumptie te spreiden. Dat doen we in ons land namelijk nogal onhandig. In het begin van onze carrière, als het inkomens nog relatief laag is en consumptiebehoefte hoog, moeten we veel sparen. Jongeren betalen relatief veel pensioenpremie en moeten meteen beginnen met aflossen van de hypotheek, waardoor ze permanent krap zitten. Later, als we meer verdienen en het besef is ingedaald dat bezit niet gelukkig maakt, houden we juist geld over. Terwijl de op- en afbouw van vermogen zou moeten zorgen voor wat meer ruimte in de jonge jaren en wat minder aan het einde van ons werkzame leven, gebeurt in Nederland precies het omgekeerde.

Dat moet slimmer kunnen. Het CPB bedacht daarom vier manieren om de situatie te verbeteren. Een daarvan luidt: hef vermogensbelasting op het (afgeloste) eigen huis (van ouderen), en de belasting op inkomen (van jongeren) kan omlaag. Dit was de belastingverhoging waar iedereen het vervolgens alleen nog maar over had.

Zonde, want er staan veel verstandigere voorstellen in het stuk. Vooral het idee om pensioen en hypotheek met elkaar te ‘verknopen’ verdient veel meer aandacht. Een huiseigenaar die zijn hypotheek aflost, heeft minder pensioenopbouw nodig dan een huurder. Dat is zo logisch als wat, maar de regels verbieden nu om bij de pensioenopbouw rekening te houden met huiseigendom. Daardoor sparen jonge huiseigenaren dubbel. De oplossing: sta huiseigenaren toe om af te lossen met de pensioenpremie. Zo simpel is het. (Ik schreef er ook al een paar keer over, bijvoorbeeld hier, hierhier en hier)

Bovendien doen we dan wat aan de belachelijk lange balansen van huishoudens, waarop zowel grote hypotheekschulden als grote pensioenbezittingen staan. Die lange balansen maken Nederland kwetsbaar voor economische schokken. Een rentestijging of -daling, een huizencrisis of een aandelenkrach, het raakt Nederlanders midscheeps. En om daar wat aan te doen heb je gelukkig geen nieuwe belasting nodig.

(FD)

Parijse echoput herhaalt Nederlandse zzp-sprookjes, maar ontkracht die meteen ook

Niet veel toeristen weten het, maar Parijs heeft een beroemde echoput. Hij staat aan de Rue André Pascal, net binnen de Boulevard Périphérique, aan de westkant van de stad. De echoput heeft de vorm van een kantoorgebouw. Het is een gebouw vol economen.

Iedere twee jaar bezoeken deze economen Nederland. Ze spreken dan met ambtenaren, toezichthouders en andere experts — soms zelfs met een journalist — en luisteren naar de economische zorgen, problemen en mogelijke oplossingen. Het geeft de experts alle mogelijkheid om hun laatste frustraties over de economische politiek te ventileren, en dat doet men dan ook enthousiast.

Handig, zo’n denktank
De economen maken geduldig aantekeningen, keren terug naar Parijs en schrijven dan een boekje met de titel: OECD Economic Surveys: Netherlands.

Alle Nederlandse experts bladeren door het boekje en — warempel! — vinden hun eigen zorgen en stokpaardjes vrijwel letterlijk terug. De echoput heeft weer goed gefunctioneerd. In beleidsdiscussies zullen zij voortaan zeggen: ‘Dit zeg ik niet; het is de mening van de Organisatie voor Samenwerking en Ontwikkeling in Parijs.’ Handig, zo’n onafhankelijke denktank!

Goed, ik chargeer. De Oeso kan ook heus wel voor zichzelf denken. Maar veel van de adviezen die door de Oeso over Nederland worden uitgestort, vinden hun oorsprong toch echt in Den Haag, en niet in Parijs. Vooral beleid waarvan iedereen weet dat het eigenlijk nodig is, maar dat politiek niet opportuun is, wordt door de Nederlandse experts vaak via de Parijse echoput nogmaals ingebracht in de beleidsdiscussie.

Dus roepen de Oeso-economen Nederland al jaren op de arbeidsmarkt te hervormen, de hypotheekrenteaftrek (versneld) te verlagen, een vorm van rekeningrijden in te voeren en het lage btw-tarief af te schaffen, beleid waarvan we in Nederland ook wel inzien dat het moet, maar waar de politiek de vingers nog niet aan wil branden.

Zzp-discussie via de band
Deze week verscheen weer zo’n Economic Survey van Nederland. Naast de oude echo’s weerkaatst er ditmaal ook een nieuw thema via Parijs terug naar Nederland: de zzp-discussie. De snelle opkomst van de ‘self-employed’ is een opvallende ontwikkeling, schrijft de Oeso, die het systeem van sociale verzekeringen in Nederland zou kunnen ondermijnen. Zzp’ers verzekeren zich vaak niet tegen arbeidsongeschiktheid, krijgen een forse belastingkorting en kunnen zo zorgen voor oneerlijke concurrentie.

Daarom, zo adviseert de Oeso, moet de zelfstandigenaftrek worden heroverwogen. Ook zou de overheid beter moeten kijken of zzp’ers wel echte ondernemers zijn, en de relatie met de opdrachtgever niet lijkt op die van een afhankelijke werknemer. Dit zonder te grote administratieve lasten te veroorzaken, natuurlijk.

Het is net alsof je de ambtenaren van Sociale Zaken en de experts van het CPB en de vakbonden hoort praten. De Parijse echoput doet zijn werk weer perfect. Nu is daar op zich niets op tegen, mits de Oeso-economen de echo ook met een degelijke analyse ondersteunen.

Maar daar gaat het dit jaar mis. De cijfers die de Oeso zelf in het rapport publiceert, geven helemaal niet de indruk van een door een belastingvoordeeltje opgeblazen Nederlands zzp-ballon. Integendeel.

Minder zzp’ers dan in Italië
Kijk maar naar de cijfers over het aantal Nederlandse zzp’ers als percentage van de totale werkgelegenheid. Dat staat volgens de Oeso in Nederland op zo’n 15%. Dat is ongeveer net zoveel als in het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Portugal. Nederland zit boven Duitsland en Frankrijk, maar onder Polen en Italië. De 15% is net wat hoger dan het gemiddelde in Europa. De groei van het aantal zzp’ers is misschien hoog, het niveau is niet uitzonderlijk.

Schermafbeelding 2016-03-14 om 08.23.45

Als het gaat om de fiscale steun die zzp’ers in krijgen, zit Nederland zelfs relatief laag. Als percentage van het gemiddelde loon, krijgen Nederlandse zzp’ers 18% belastingvoordeel. Dat is meer dan een Britse of Poolse zzp’er krijgt, maar een stuk minder dan een uit België, Duitsland, Italië of Frankrijk. In dat laatste land bedraagt het voordeel zelfs 34%, stelt de Oeso.

Schermafbeelding 2016-03-14 om 08.23.54

Als de economen Parijs nooit uit waren gegaan, niet naar Nederlandse experts hadden geluisterd en alleen op basis dan deze cijfers hun analyse hadden geschreven, dan waren de zzp-paragrafen een stuk minder paniekerig geweest.

 

Twee miljoen mensen op zoek naar werk. Staat de arbeidsmarkt er echt zo slecht voor?

Het lijkt een simpele vraag: hoe hoog is de werkloosheid in Nederland? Maar voor het antwoord is altijd een wedervraag nodig: waarom wil je dat weten? Wil je weten hoeveel mensen actief op zoek zijn naar werk? Wil je weten hoe krap of ruim de arbeidsmarkt is? Of ben je benieuwd naar het aantal mensen met een WW-uitkering? Bij iedere invalshoek hoort een ander cijfer, want ‘de werkloosheid’ bestaat niet.

Onbenut potentieel
Dat bleek afgelopen donderdag maar weer eens, toen de Nederlandsche Bank (DNB) een korte studie publiceerde waaruit bleek dat er veel meer werkzoekenden zijn dan het officiële werkloosheidscijfer laat zien. Dat officiële cijfer is nu 578.000, maar er zijn wel 3,5 keer meer mensen op zoek naar werk. Het ‘onbenutte arbeidspotentieel’ bedraagt meer dan twee miljoen.

Dat was even schrikken: twee miljoen mensen in Nederland zijn op zoek naar werk. De pers schreef paniekerig: ‘Het gaat slechter met de arbeidsmarkt dan alleen de hoge werkloosheid doet vermoeden’, en ‘De werkloosheid ligt veel hoger dan de officiële cijfers zeggen.’ Maar die conclusies kun je uit het DNB-onderzoek niet trekken.

Actief zoeken
DNB kijkt naar de arbeidsmarkt met een zeer specifiek vraag in het hoofd: hoe ruim is de arbeidsmarkt? Als inflatiebestrijder is de centrale bank geïnteresseerd in mogelijke loonstijging door krapte op de arbeidsmarkt. Wat is de kans op een loongolf? Voor die vraag is het officiële werkloosheidscijfer ongeschikt, want dat vertelt alleen hoeveel mensen actief zoeken naar werk en direct beschikbaar zijn om aan de slag te gaan. Er zijn ook mensen die wel willen werken maar niet direct beschikbaar zijn, die wel beschikbaar zijn maar nu even niet actief zoeken en mensen die al werk hebben maar graag meer uren zouden werken.

Al deze groepen bepalen mede het potentiele arbeidsaanbod, en daarmee de loondruk. Voor het beantwoorden van de specifieke vraag van DNB, is het onbenutte arbeidspotentieel een beter cijfer dan de officiële werkloosheid. Maar wie wil weten hoeveel leed er is op de arbeidsmarkt, hoeveel mensen ongewenst zonder werk zitten en zich dagelijks inspannen om weer aan de slag te komen, kan beter het officiële werkloosheidscijfer gebruiken.

 

Schermafbeelding 2016-03-06 om 12.52.36

Schermafbeelding 2016-03-06 om 12.52.44

Schermafbeelding 2016-03-06 om 12.52.50

 

Gezonder beeld
Ook op de vraag: hoe staat het met de arbeidsmarkt, geeft het DNB-cijfer geen goed antwoord. Daarvoor is niet alleen het potentiele aanbod, maar ook de vraag naar arbeid van belang. De werkgelegenheid groeit al twee jaar en staat weer bijna op het niveau van 2012. Het aantal vacatures neemt ook snel toe, en is zelfs al weer hoger dan in 2012. Het is allemaal nog niet fantastisch, maar geeft wel een veel gezonder beeld dan de twee miljoen werkzoekenden van DNB.

Bovendien rekent DNB mijns inziens wel erg ruim. Met name de miljoen werkenden die graag meer uren zouden willen maken, lijkt me een overschatting. Het cijfer komt uit een enquête van het Centraal Bureau voor de Statistiek, maar een deel dit miljoen heeft al een voltijdbaan. Als die meer gaan werken, worden dat dure overuren, die de loonkosten wel degelijk opdrijven. Een ander deel wil wel meer uren werken, maar is daarvoor niet direct beschikbaar. Het CBS zelf spreekt daarom van 585.000 werkenden die meer uren willen werken.

Rustiger aandoen
Daarnaast zijn er ook veel mensen die juist minder willen werken. Volgens de enquête zou maar liefst 582.000 werkenden het graag wat rustiger aandoen. In de redenering van DNB heeft deze groep een potentieel opdrijvend effect op de lonen. Maar in de analyse komen ze niet voor.

Grootste beperking van het DNB-onderzoek is dat men niet kijkt naar arbeidsschaarste in specifieke sectoren en beroepen. Lonen dalen zelden in Nederland, dus ook in een ruime arbeidsmarkt kan specifieke schaarste leiden tot een hoger algemeen loonpeil. Tien werkloze winkelbedienden wegen niet op tegen tien onvervulbare vacatures voor een lasser. Wie echt wil weten hoe het zit met de loondruk, moet daarom ook onderzoeken hoeveel moeite bedrijven hebben bij het vinden van het juiste personeel.