Alle berichten van Mathijs

Ranglijsten: Nederland handhaaft zich als een na beste land ter wereld (en loopt in op Zwitserland)

Een concurrerende, innovatieve economie met een hoogontwikkelde bevolking die ook nog eens behoorlijk gelukkig is. Het klinkt als Utopia, maar ik heb het over Nederland. Ons land scoort op een brede waaier van indicatoren buitengewoon goed. Alleen Zwitserland doet het nog beter.

Dat blijkt uit de optelsom van internationale ranglijsten die ik voor het tweede jaar op rij opstelde. Vorig jaar stond Nederland ook al op plaats twee, maar toen met ruimere achterstand op Zwitserland dan in 2017.

Mijn ‘Ranglijst der Ranglijsten’ bestaat uit vijf veelgebruikte, internationale indicatoren die op verschillende wijze en met verschillende doelstellingen landen sorteren. De eerste is de ‘World Competitiveness Ranking’ van het Zwitserse onderzoeksbureau IMD. Hierin worden 340 variabelen die iets zeggen over de concurrentiekracht van een land gecondenseerd tot een enkele index en ranglijst. Het gaat bijvoorbeeld om informatie over R&D, patenten, scholing, venture capital, ICT, bezit van smartphones, gebruik van big data door bedrijven en de mate van kennisoverdracht.

Schermafbeelding 2017-07-20 om 21.55.17

Volgens de Zwitsers heeft Nederland de op vier na meest concurrerende economie ter wereld. We moeten alleen Hongkong, Zwitserland, Singapore en de Verenigde Staten voor laten gaan. Vorig jaar stond Nederland nog op plaats 8 op deze lijst. En in 2015 zelfs op plaats 15. We schieten de afgelopen jaren dus als een raket omhoog in de ranglijst van IMD.

Hetzelfde geldt voor het andere concurrentielijstje, de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum (WEF). Ook deze index gebruikt een lange lijst van indicatoren (onder andere: kwaliteit van infrastructuur, van de instituties, van de arbeidsmarkt, maar ook de kwaliteit van het management van bedrijven) om concurrentiekracht te meten. Volgens het WEF is Nederland het op drie na meest concurrerende land, achter Zwitserland, Singapore en de VS. Vorig jaar stonden we nog op plaats 5 en in 2015 zelfs op plaats 8. Ook op deze lijst stoomt Nederland dus snel op, vooral dankzij onze infrastructuur en de goede samenwerking tussen universiteiten en bedrijven. Dat laatste is een punt waar het kabinet zich de afgelopen jaren expliciet op heeft gericht, dus die kan Den Haag in z’n zak steken.

Met de concurrentiekracht zit het dus wel goed. Maar hoe staat het met onze innovatiekracht? Ook daar is sprake van een opmars door Nederland. Het Franse Insead stelt jaarlijks de Global Innovation Index op. In 2017 is Nederland op de derde plaats beland. Alleen in Zwitserland en Zweden zijn ze nog innovatiever. Ons bedrijfsleven is ‘sophisticated’ en we produceren veel kennis en technologie. Daarbij moet worden aangetekend dat de opmars van Nederland in deze index deels komt doordat er andere (betere) cijfers worden gebruikt en dat pakte goed uit.

Er is echter ook een lijstje waarop we al een paar jaar dalen. Dat is de Human Development Index (HDI) van de VN-ontwikkelingsorganisatie UNDP. Deze brede index meet niet alleen harde economische gegevens zoals inkomen per hoofd van de bevolking, maar ook het aantal jaren dat inwoners naar school gaan en de gezondheid en levensverwachting van de bevolking. Nederland is het afgelopen jaar gezakt van de zesde naar de zevende plaats. We werden gepasseerd door Denemarken. De HDI-lijst wordt aangevoerd door Noorwegen, Australië en – ja hoor – Zwitserland. In 2014 stonden we nog op 4.

Op het vijfde lijstje dat ik gebruik voor de Ranglijst der Ranglijsten steeg Nederland weer wel. Nederlanders werden weer iets gelukkiger en staan nu een positie hoger, op plaats 6 van de Happiness-index van economen Richard Layard en Jeffrey Sachs. Alleen in Noorwegen, Denemarken, IJsland, Zwitserland en Finland zijn de mensen nog gelukkiger.

Erg wetenschappelijk is het natuurlijk niet, maar als we vervolgens de rangnummers bij elkaar optellen, komt Nederland op de tweede plaats in de algemene ranglijst; achter, maar wel weer iets dichterbij Zwitserland. De VS zakt naar plaats 4, en werd ingehaald door Denemarken. Daarmee bestaat de top-3 geheel uit Europese landen. We doen hier blijkbaar toch iets goed.

Is de WRR goed bezig?

Kijk, dat is nou aardig van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR): met een enkel rapport leveren ze de wetenschappelijke onderbouwing voor twee journalistieke ervaringsregels. Wij journalisten dachten al dat het zo zat, maar dankzij de WRR weten we het nu zeker.

De eerste regel staat bekend als ‘Betteridge’s law of headlines’, en luidt: het antwoord op een titel met een vraagteken is altijd ontkennend. Als krant kopt: ‘Is het ultieme kankermedicijn gevonden?’, dan is het antwoord zeker nee. Anders had men wel geschreven: ‘Het ultieme kankermedicijn is gevonden!’ Vragende titels worden ook vaak gebruikt bij alarmistische verhalen waarvan de onderbouwing rammelt. ‘Zijn alle buitenlanders crimineel?’, ‘Ga je dood van blowen?’. Het antwoord is telkens nee, maar de toon is toch maar mooi gezet.

De val van de middenklasse? luidt de titel-met-vraagteken van het WRR-rapport dat vorige week verscheen. De Wet van Betteridge gaat weer op, want het antwoord is inderdaad ontkennend. Er is geen sprake van een val van de middenklasse, concluderen de onderzoekers. Als groep hield onze middenklasse (inkomens tussen 60% en 200% van het mediane inkomen) juist opvallend goed stand. Het middensegment wordt niet uitgehold, weet sociale daling te voorkomen en de koopkracht staat niet onder druk.

Voor het FD was dit het belangrijkste nieuws. ‘Middenklasse zit helemaal niet in het nauw’, opende deze krant. Maar andere media sloegen alarm. ‘Middenklasse in zwaar weer’ (Volkskrant), ‘Onzekerheid en druk op middenklasse groeit’ (NOS). Waar komen die alarmverhalen vandaan? Ook uit het WRR-rapport. Zo blijkt dat tegenwoordig vaak twee inkomens nodig zijn om tot de middenklasse te behoren. Vroeger was een kostwinner genoeg.

Maar dat komt vooral door de gekozen definitie van ‘middeninkomens’. Die is relatief ten opzichte van het mediane huishoudinkomen. Als er meer tweeverdieners zijn, stijgt het mediane inkomen en val je als eenverdiener automatisch eerder uit de bandbreedte. Dit bewijst allerminst dat de middenklasse al harder moet ploeteren. Het kan net zo goed vrije keuze zijn. Emancipatie van de vrouw, om maar wat te noemen.

Toch heeft de WRR het zelf ook over ‘kwetsbaarheid van de middengroepen’, over ‘gevoelens van onzekerheid’. De Raad roept de overheid zelfs op om onzekerheden te verminderen. Waar komt die oproep vandaan? Uit het laatste hoofdstuk van het rapport. Daarin staat het verslag van gesprekken met 46 Nederlanders met een middeninkomen. Die klagen hardop over werkdruk, helpen op school, verplichte mantelzorg voor ‘opoe’ en uiteraard over de politiek die niet luistert. ‘We worden genaaid’.

Daarmee bewijst de WRR een andere journalistieke regel. De ‘Wet van de vox-pop’. Deze luidt: Als je je verhaal niet kunt onderbouwen met feiten, ga dan de straat op om bij willekeurige voorbijgangers bevestigende meningen op te halen. Werkt altijd.

(FD)

Zie ook: Bedreigen globalisering en robotisering de middenklasse? 

Nog 33 dagen formeren en Rutte II is het langst zittende kabinet van de afgelopen 100 jaar.

Het derde kabinet van Ruud Lubbers trad aan op 7 november 1989. Het werd demissionair op 10 mei 1994 en zou op 22 augustus opgevolgd worden door het eerste kabinet Kok. In totaal – missionair en demissionair – zat Lubbers III maar liefst 1.748 dagen  op het pluche.

In de afgelopen honderd jaar was er geen kabinet dat het meer dagen volhield. (En mogelijk daarvoor ook niet, maar verder dan het kabinet van Ruijs de Beerenbroeck (1918-1922) heb ik niet teruggerekend.)

Lubbers III staat dus op nummer 1. Maar de nummer 2 nadert met rasse schreden.

Het huidige kabinet Rutte II stond op het bordes op 5 november 2012 en was vervolgens 1.591 dagen missionair. Inmiddels komen daar al 124 demissionaire regeringsdagen bij. Totaal: 1.715 dagen.

Rutte II ligt daarmee al ruim voor op Van Agt I (1.575 dagen), kabinet De Jong (1.552 dagen) en De Quay (1,526).

Schermafbeelding 2017-07-18 om 13.00.14

Als er vandaag over 33 dagen,  nog geen nieuw kabinet is beëdigd, gaat Rutte II definitief over Lubbers III heen en is het het langstzittende kabinet van de afgelopen honderd jaar. De maar in de agenda: over 33 dagen is het op 20 augustus 2017.

Als u dus de indruk krijgt, de komende weken, dat Mark Rutte wat aan het talmen is, dan weet u de reden: de premier is op recordjacht. Eerst Lubbers van de troon stoten, dan pas met een nieuwe ministerploeg naar de Koning.

Toegift: hier alle kabinetten

Schermafbeelding 2017-07-17 om 10.14.28

 

UPDATE: 

Het is volbracht. Op 20 augustus 2017 werd Rutte II het langst zittende kabinet van de afgelopen honderd jaar.

Hier de nieuwe grafieken:

Schermafbeelding 2017-08-20 om 21.54.53

Schermafbeelding 2017-08-20 om 21.55.09

Britse bankiers lokken met bonussen, is dat vragen om een nieuwe crisis?

De bonus is het kwaad. De extravagante zelfverrijking van de financiële elite was de oorzaak van de financiële crisis. Bankiers dachten niet meer aan de klant of aan het landsbelang, maar alleen nog aan de bonus die aan het einde van het kwartaal op hen lag te wachten.

Zo denken we er in Nederland toch over? De bonuscultuur veroorzaakte de financiële crisis en om een volgende crisis te voorkomen moeten we een einde maken aan de bankiersbonus. De Nederlandse politiek wist het in 2015 in elk geval zeker. Brussel kwam in 2014 met een plafond voor de bankiersbonus van 100% van het jaarinkomen, Den Haag bood daar flink overheen en zette het maximum op 20%. Dat zal ze leren, die bankiers.

Maar inmiddels heeft de twijfel toegeslagen in Den Haag. Reden is de aanstaande brexit. Honderden, misschien wel duizenden Londense bankiers zoeken een veilig heenkomen voordat de Britse grenzen sluiten. Ze kunnen naar Frankfurt, naar Parijs, naar Dublin, of naar Amsterdam.

De ‘brexodus’ belooft nieuwe economische activiteit en werkgelegenheid voor de stad die het verleidelijkst met de billen schudt

De ‘brexodus’ belooft nieuwe economische activiteit en werkgelegenheid voor de stad die het verleidelijkst met de billen schudt. Onze extra strenge bonusregel maakt Amsterdam tot het lelijke eendje van Europa. Vandaar dat de Tweede Kamermeerderheid afgelopen week een motie wegstemde waarin de regering werd opgeroepen het bonusplafond te handhaven.

Daarmee is de 20%-regel nog niet weg, maar voor het volgende kabinet ligt de weg in elk geval open om het bonusplafond naar het Europese niveau op te trekken en zich aan te sluiten bij de enthousiast twerkende Europese politici. Grootverdieners kom naar Amsterdam!

Want dat de Britse bankiers van grote bedragen houden is evident. De European Banking Authority, die de Europese bonusregel moet handhaven, publiceerde vorig jaar een uitgebreid onderzoek naar grootverdieners in de bancaire sector. Het onderzoek (pdf) heeft betrekking op cijfers over 2014, dus net rond het ingaan van de Europese bonusregels en net vóór de Nederlandse 20%-regel, maar de conclusies zijn toch veelzeggend.

Bij banken in Nederland werkten in 2014 een behapbaar aantal grootverdieners; 38 om precies te zijn. Daarvan verdienden 36 meer dan een miljoen euro, en twee meer dan twee miljoen. Onze grootverdieners zijn relatief kleintjes. In Duitsland bijvoorbeeld zijn er bankiers die drie of vier miljoen euro verdienen. Er is er zelfs een die meer dan vijf miljoen incasseerde.

De 38 Nederlandse grootverdieners vallen in het niet bij de 2923 bancaire grootverdieners in het Verenigd Koninkrijk

Maar dit valt in het niets bij Londen. Daar wonen 2923 bancaire grootverdieners; meer dan in alle andere Europese landen samen. Maar liefst 64 van hen hebben een inkomen van (omgerekend) meer dan zes miljoen euro, met uitschieters boven de 20 miljoen. Daarvan bestond in 2014 meer dan de helft uit variabele beloning (bonussen). Dat is veel meer dan in Nederland, maar relatief minder dan in Luxemburg, Parijs en Dublin.

Wie Britten wil lokken, zal dus inderdaad flink met de geldzak moeten rammelen, ze zijn in Londen niet anders gewend. Profiteren van de brexodus, vergt soepelere beloningsregels. En zo zetten we de deur open voor een nieuwe financiële crisis.

Althans, dat laatste leek mij logisch. De afgelopen dagen ben op zoek gegaan naar onderzoek om die bewering te staven. Tot mijn verrassing: er is geen duidelijk wetenschappelijk bewijs voor de stelling dat bonussen de kredietcrisis veroorzaakten.

Ik vond in de academische literatuur vooral zinnen als: ‘Deze studie vond geen bewijs dat beloningsstructuur de bankentop prikkelde tot het nemen van meer risico.’ En: ‘Er is geen wetenschappelijke consensus over het causale verband tussen bankbeloningen en de financiële crisis.’ Of deze: ‘We concluderen dat het onwaarschijnlijk is dat de bonusstructuur bankbestuurders ertoe verleidde om zich vooral op de korte termijn te richten.’ (Meer hier)

Natuurlijk, er zijn ook onderzoeken die laten zien dat bonussen het gedrag van bijvoorbeeld beurshandelaren wel degelijk sturen richting risico. Maar ook die onderzoekers leggen geen direct verband met de kredietcrisis.

Hm. Britse bankiers lokken, zonder een nieuwe crisis te veroorzaken. Het kan misschien dus toch.

(FD)

Hervormen met slappe knieën

Hervormen van de economie; middenin de eurocrisis leek het belangrijk en onontkoombaar. Maar sinds de ECB de euro redde en staatsobligaties begon op te kopen, wordt de noodzaak in de Europese hoofdsteden veel minder gevoeld. Het principe staat nog recht overeind, want iedereen ziet dat alleen structurele hervormingen — vooral van de arbeidsmarkt, maar ook van pensioen- en belastingstelsels — houdbaar economisch herstel kunnen opleveren.

Maar de druk is er af, dus alle Europese politici dreigen terug te vallen in hun oude reflex om de structurele hervormingen uit te stellen. De Fransen moeten hervormen, maar willen het niet. De Belgen willen het wel, maar kunnen het niet. De Duitsers kunnen het wel, maar proberen het niet. En de Grieken proberen het wel, maar houden het in de regel nog geen dag vol.

En de Nederlanders? Die lieten zich de afgelopen jaren zien als de dapperste hervormers van Europa. Twee kabinetten Rutte leverden een indrukwekkende lijst van taboedoorbrekende moderniseringen op. Nederland verhoogde de AOW-leeftijd drastisch, we versoberden de hypotheekrenteaftrek en dwongen starters op de woningmarkt volledig af te lossen. Het ontslagrecht ging op de schop en de Participatiewet maakte bijstand minder vrijblijvend. Nederland is de ongekroonde hervormingskoning van Europa. Wij gebruikten de crisis om onze economie te moderniseren. Chapeau!

Maar hervormen moet je niet alleen doen, je moet het vooral volhouden. Ook als de gevolgen ervan voelbaar worden. Hervormen doet per definitie pijn. Nu het snel beter gaat met de economie en het geld weer tegen de plinten lijkt te klotsen, komt het erop aan: draaien we de hervormingen terug of zetten we juist door? De eerste tekenen zijn niet best: Nederland lijkt geschrokken van de eigen hervormingszin.

Verhoging van de AOW-leeftijd ligt onder vuur, want hoge inkomens blijken zichzelf vaker een jaartje eerder pensioen te gunnen dan lage inkomens. Dat vinden critici niet eerlijk. Op de huizenmarkt hebben starters last van de strenge hypotheekregels, waardoor ze niet kunnen concurreren met rijke babyboomers. De Hoge Raad vindt de nieuwe transitievergoeding bij ontslag niet rechtvaardig genoeg en laat werkgevers in sommige gevallen toch weer extra betalen voor het afkopen van vaste contracten. En de nieuwe Participatiewet wordt met toestemming van het kabinet omzeild, door vijf gemeenten te laten experimenteren met soepele bijstandsregels. We zijn dapper als we hervormen, maar laf zodra de hervormingen pijn doen.

Ondertussen wachten we nog op hervorming van de belastingen, van het toeslagencircus en van ons pensioenstelsel. Allemaal zaken die eigenlijk niet meer kunnen wachten, maar waar we — nu het beter gaat — ongetwijfeld nog heel lang op gaan zitten kauwen. Zonder urgentie neemt de polder alle tijd van de wereld. Je zou bijna gaan hopen op een nieuwe crisis.

(FD)

Zalm, verzin een list!

De pre-informatie is voorbij. Er wordt eindelijk weer over inhoud gepraat in Den Haag. Wie weet slagen de onderhandelaars er zelfs in nog voor het einde van de zomervakantie bij de koning op het bordes te staan. Ze zouden dan nog net op tijd zijn om een eigen miljoenennota te schrijven en hun plannen op Prinsjesdag te presenteren.

Wordt dat makkelijk? Zeker niet. Want hoewel het goed gaat met de Nederlandse economie, zijn er weer eens veel meer plannen dan geld. De lasten moeten omlaag, lonen juist omhoog. Men wil flink ‘investeren’ in defensie, in duurzame energie, in onderwijs en infrastructuur.

En dat allemaal zonder dat de begroting weer in het rood komt. Formeren in tijden van overvloed is misschien wel moeilijker dan in tijden van schaarste. Vandaar dat de partijen ’s lands handigste rekenmeester hebben uitgenodigd om het gesprek te leiden.

Gerrit Zalm neemt het stokje over van Tjeenk Willink als informateur. En daarmee is Den Haag definitief op nostalgietoer naar de nineties. Naar de zomer van 1994, om precies te zijn, toen Zalm met een slimme truc de begroting voor vele jaren naar z’n hand zette.

Ook in 1994 hadden we een lange, moeizame formatie, die ook toen in eerste instantie werd geleid door informateur Tjeenk Willink. Het CDA wilde niet in een links kabinet (met PvdA en D66) en D66 zag het niet zitten om het enige progressieve geluid te zijn in een conservatieve coalitie (met VVD en CDA). Net als nu duurde de formatie daardoor lang en pas diep in de zomer, een paar weken voor Prinsjesdag, werd het eerste kabinet-Kok (Paars 1) van PvdA, VVD en D66, beëdigd.

Daags daarna haalde Gerrit Zalm, de kersverse minister van Financiën, zijn truc uit. Er lag al een eerste versie van de miljoenennota die op de derde dinsdag van september gepubliceerd zou worden. Maar Zalm besloot een deel eigenhandig te herschrijven. Al sinds de jaren tachtig pleitte Zalm voor nieuwe, strenge begrotingsregels, eerst als ambtenaar bij Financiën, later als directeur van het Centraal Planbureau.

In zijn autobiografie beschrijft Zalm hoe hij listig zijn begrotingsregels toevoegde aan de Miljoenennota, deze vervolgens liet goedkeuren door de ministerraad – de nieuwe ministers hadden wel wat anders aan hun hoofd dan alle wijzigingen uitpluizen — waarna ‘de Zalm-norm’ de norm werd voor het begrotingsbeleid. De ministers zouden er pas later achter komen hoeveel macht ze Zalm hiermee hadden gegeven, want zeuren om meer geld bij de minister van Financiën had voortaan weinig zin meer. Zalm kon altijd wijzen op zijn regels.

Niet helemaal netjes, wel buitengewoon praktisch. Precies de listigheid die de politiek nu nodig heeft om uit de impasse te komen. Laat Zalm maar schuiven: Rutte III staat in augustus op het bordes.

(FD)

De arbeidsmarkt boekt drie records tegelijk. Maar waar zijn al die bankiers gebleven?

Nog nooit sinds de stichting van het Koninkrijk de Nederlanden — of beter: nog nooit sinds de Bataafse Republiek… Nee, opnieuw: nog nooit sinds de Batavieren bij Lobith in holle boomstammen de Rijn afzakten, was de werkgelegenheid in ons land zo hoog als nu.

Volgens de laatste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) werken er in Nederland nu 9.018.000 mensen (gecorrigeerd voor seizoenseffecten en inclusief zzp’ers). Dat is het officiële aantal ‘werkzame personen’ in het eerste kwartaal van dit jaar. Nooit eerder in de Nederlandse geschiedenis waren er zoveel mensen aan het werk.

Het aantal banen ligt op een nog hoger peil, want sommige mensen hebben meer dan één baan. In het eerste kwartaal kwam het aantal banen uit op 10,121 miljoen. Alweer: een absoluut record. In de herfst van 2016 passeerden we voor het eerst de grens van 10 miljoen banen en sindsdien heeft de toename alleen maar doorgezet.

3238 miljoen uur

Maar zijn dat dan niet vooral kleine baantjes, hoor ik u denken? Half Nederland werkt in deeltijd en flex- en nulurencontracten rukken op. Mis. Want niet alleen het aantal mensen met werk en het aantal banen is hoger dan ooit, hetzelfde geldt voor het totaal aantal gewerkte uren. In het eerste kwartaal van 2017 werkten we met z’n allen 3238 miljoen uur. Ook dit getal was voor Nederland nog nooit hoger.

Drie records op de arbeidsmarkt. Dat klink geweldig, maar het mocht natuurlijk ook wel weer eens. Het begin van de crisis ligt inmiddels al weer een klein decennium achter ons en het aantal inwoners dat kan en wil werken (de beroepsbevolking) is sinds begin 2008 met pakweg een half miljoen toegenomen. Zonder de kredietcrisis en de dubbele-dip-recessie die daarop volgde waren de records nu ongetwijfeld een stuk hoger geweest.

Schermafbeelding 2017-07-04 om 11.24.48

Schermafbeelding 2017-07-04 om 11.25.37

Miezerige percentages

Waar staan dan we nu, pakweg negen jaar na het begin van de crisis? Het aantal mensen met werk is 1,5% hoger dan in het eerste kwartaal van 2008. Het aantal banen is met 2,5% gestegen en we werkten in de eerste drie maanden van dit jaar 1,6% meer uren dan in hetzelfde kwartaal in 2008. Dat zijn stuk voor stuk miezerige percentages voor zo’n lange periode. De arbeidsmarkt is hersteld, maar wel na een decennium van stagnatie.

Wie dieper in de cijfers kijkt ziet echter dat er geen sprake is van stagnatie, maar juist van ongekende dynamiek. Want terwijl het totale aantal werkzame personen sinds 2008 slechts een beetje is gestegen, waren de verschuivingen tussen sectoren juist bijzonder groot. Op sectorniveau ziet de arbeidsmarkt er anno 2017 heel anders uit dan negen jaar geleden.

Veel minder bankiers

In sommige sectoren is de werkgelegenheid enorm gestegen, dwars door de crisis heen. Dat geldt — niet verrassend — vooral voor de techsector. In 2008 werkten er 263.000 mensen in de ICT, inmiddels is dat 291.000, bijna 11% meer. Ook in de cultuur- en recreatie kwamen er banen bij: in deze sector werken nu 6,5% meer mensen dan voor de crisis.

De gezondheidszorg is een andere groeisector. Terwijl het in Den Haag alleen maar ging over bezuinigen en zowel oppositie als de zorgsector zelf, moord en brand schreeuwde, steeg het aantal werkenden in de zorg met 6,5%. Hetzelfde geldt voor het onderwijs waar de arbeidspool met ruim 4% groeide.

In andere sectoren was er juist sprake van groot baanverlies. Bijvoorbeeld bij het openbaar bestuur en overheidsdiensten. Daar daalde het aantal werkenden met zo’n 13.000 personen, omgerekend 2,6%. Tijdens de bezuinigingen sneed de overheid dus vooral in het eigen vlees.

De industrie zag het aantal werkenden met 8,8% afnemen, waarschijnlijk door een combinatie van recessie, de-industrialisatie en robotisering. In de bouw was het verlies aan werkgelegenheid met bijna 15%, nog hoger. Maar de grootste klap werd gevoeld bij de banken. Er werken nu maar liefst 19,9% minder mensen in de financiële sector dan in 2008.

Meer verplegers en meer onderwijzers, maar veel minder bankiers. Er zitten toch wel positieve kanten aan zo’n kredietcrisis.

(FD)

Bol punt dom

Werkgevers moeten niet piepen, de lonen in Nederland kunnen best omhoog

Nu is iedereen voor hogere lonen. Alle werknemers waren er natuurlijk altijd al voor, hun cao-onderhandelaars ook. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) preekt al jaren dat Nederland zou opknappen van een verfrissende loongolf. En deze week voegden het Centraal Planbureau (CPB) en De Nederlandsche Bank (DNB) zich ook in het Koor der Looninflatie. In harmonieuze tweestemmigheid bezongen zij de voordelen van een flinke inhaalslag voor de inkomens van Nederlandse werknemers.

De economie herstelt sneller dan gedacht, bedrijfswinsten zijn meer dan gezond, terwijl de inflatie juist ziekelijk laag is. Tel daarbij op dat Nederland structureel meer exporteert dan het importeert, dus dat we onszelf de facto op de wereldmarkt presenteren als een lagelonenland waarvan iedereen mag profiteren, behalve de hardwerkende Nederlander, en de case voor een fikse inhaalslag van de loonkosten is gemaakt.

Alleen de feitelijke bewijsvoering moet nog even gepresenteerd worden en de doodstraf voor het Hollandse model van loonmatiging kan worden uitgesproken. Zijn die feiten er? Op zich wel, maar bij feiten over lonen en loonmatiging hoort een bijsluiter. Er zijn namelijk vele manieren om het loon van werknemers te berekenen. Je kunt kijken naar het nettoloon dat werknemers maandelijks op hun bankrekening gestort krijgen, of naar de koopkracht die dit loon de gemiddelde werknemer in de winkel oplevert. In beide gevallen ziet het beeld er niet fraai uit: sinds het begin van de crisis is de gemiddelde werknemer er netto en in koopkracht niet al te veel op vooruitgegaan. Vandaar dat IMF, CPB en DNB denken dat er ruimte is voor een loongolf.

Je kunt ook aan de andere kant beginnen, en kijken naar de arbeidskosten. Wat kost het een werkgever om iemand een uur aan het werk te zetten? Met die laatste vraag weet VNO-NCW wel raad. De werkgeversvereniging was afgelopen week de dissonante stem. Voorzitter Hans de Boer vertelde in De Telegraaf dat de loonkosten juist fors stijgen, met bijna 3% per jaar. De collectieve sector pakt een steeds groter deel van de taart af, dus wie hogere nettolonen en meer koopkracht wil voor hardwerkende Nederlanders, die moet vragen om lastenverlichting en niet om loonsverhoging. Jeroen Dijsselbloem is rijk, niet het Nederlandse mkb.

Wie heeft er gelijk? Iedereen! Ik vroeg VNO-NCW naar onderbouwing van de beweringen van De Boer en men leverde mij een keurige CPB-tabel waaruit inderdaad blijkt dat de arbeidskosten dit en volgend jaar met een 2,8% stijgen. Dat de hardwerkende Nederlander daar weinig van merkt, komt door de iets oplopende inflatie en door de overheid die een deel van de stijging afroomt.

Maar er zijn ook andere cijfers. Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekent jaarlijks de ‘prijs van arbeid’, de totale loonkosten van het bedrijfsleven gedeeld door het aantal gewerkte uren. De prijs van arbeid is sinds 2014 – het jaar dat het economisch herstel begon – nauwelijks gestegen. Er kwam in drie jaar in totaal slechts 1,2% bij. Dat is maar net meer dan de inflatie in die periode.

Wie heeft er gelijk? Ik zoek de waarheid bij een onpartijdige bron. De Oeso heeft een eigen indicator voor de prijs van arbeid: de loonkosten per eenheid product. Voor Nederland geeft deze indicator een duidelijk beeld: tussen 2000 en 2008 lopen de loonkosten per eenheid product stevig op, met ruim 20%. Maar vanaf het begin van de kredietcrisis is er weinig toename meer. De laatste jaren is de stijging nihil.

Schermafbeelding 2017-06-24 om 22.52.46

Dat is bij onze buurlanden duidelijk anders. Terwijl de Nederlandse loonkosten per eenheid product sinds 2008 in totaal met 3% zijn gestegen, is dat in Duitsland meer dan 10%. Frankrijk en België doen het met 7% ook een stuk beter. We blijven ook achter bij het gemiddelde van het eurogebied.

Schermafbeelding 2017-06-24 om 22.52.52

Doe dus maar, werknemers! Ga het loonoverleg in met een stevige inzet. Vraag om een forse inhaalslag en eis een behoorlijke inkomenssprong. De Oeso staat aan jullie kant!

(FD)