‘Fat, dumb and happy’. ASML-topman Peter Wennink maakte van zijn hart geen moordkuil toen hij de Nederlandse mentaliteit omschreef. We zijn blije, dikke dommeriken die niet inzien dat voor een innovatieve, concurrerende economie opofferingen nodig zijn. Zijn opmerking kwam aan. Zeker omdat die vergezeld ging van de omineuze waarschuwing dat ASML ons luilekkerland misschien wel zou verlaten.
Op Wenninks opmerking valt overigens wel wat af te dingen. Op de ranglijst van de World Obesity Observatory staat Nederland laag, op plaats 129 (mannen) en 159 (vrouwen), net voor Afghanistan en Sri Lanka. Dom zijn we ook niet echt: Nederland staat in de top tien van het mondiale IQ-lijstje. En gelukkig? We zakten dit jaar een plaats op de World Happiness-ranglijst. Als nummer zes doen we het nog altijd goed, maar onze ‘average life evaluation’ ging van 7,4 naar 7,3.
Slank, slim en ontevreden zou misschien een betere omschrijving zijn. Blij met ons eigen leven, ontevreden over het land als geheel. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau laat het telkens zien: de Nederlander is content met het leven maar somber over Nederland. Nog geen 10% geeft het eigen leven een onvoldoende, meer dan de helft vindt dat Nederland duidelijk de verkeerde kant op gaat. We zijn individueel blij, maar collectief boos.
Die dubbelhartige houding zie je ook terug in economische cijfers. Dan maakt iedereen zich grote zorgen over de collectieve koopkracht, maar trekt in het reisbureau of restaurant toch enthousiast de portemonnee. Tijdens de energiecrisis in 2022 belandde het consumentenvertrouwen op het laagste peil ooit gemeten, maar knalde de consumptie juist omhoog met een zelden vertoonde 6,6%.
Inmiddels is het vertrouwen van de consument weer opgekrabbeld. Maar volgens meest recente stand van -22 zijn de pessimisten nog wel in de meerderheid. Ter vergelijking: in april 2020 toen Nederland al een maand in coronalockdown was, lag het vertrouwen nauwelijks lager. Vooral over de economie als geheel blijven we pessimistisch. Op de vraag ‘wat denkt u van de algemene economische situatie in de komende twaalf maanden’, antwoordt 44% dat die zal verslechteren. Slechts 18% denkt dat het met de economie beter zal gaan. Een derde verwacht geen verandering. Het Centraal Planbureau voorspelt dit jaar een versnelling van de economische groei naar 1,1%, vooral door fors hogere consumptie, maar daar zie je in de antwoorden weinig van terug.
Van alle vijf deelvragen die samen het consumentenvertrouwen bepalen, is er maar één met een positieve uitslag. Er zijn meer mensen die verbetering van de eigen financiële situatie verwachten, dan die tegenvallers voorzien. De cao-lonen stijgen sneller dan de prijzen, de koopkracht zal volgens het CPB voor bijna alle groepen fors toenemen, dus dit is een logische uitslag. Geen vertrouwen in de economie, wel in de eigen portemonnee; het is weer een typisch geval van ‘het gaat slecht met ons, maar goed met mij’.
Dat we per saldo optimistischer zijn geworden komt vooral doordat minder mensen denken dat hun bankrekening het komende jaar leger wordt. Twee jaar geleden zag nog 38% dat gebeuren, inmiddels is dat percentage gehalveerd. De opmars van de duidelijke optimisten ging veel langzamer: in 2022 verwachtte 17% verbetering van de financiën, nu is dat 23%. Dat de financiële verwachting gemiddeld is verbeterd komt dus vooral doordat veel mensen van ‘negatief’ naar ‘neutraal’ gingen en niet omdat er massaal optimisten bij kwamen.
Stemmingsomslag
Volgens het CPB zal de consumptie dit jaar met 2,7% stijgen en volgend jaar zou daar nog eens 2,4% bijkomen. In beide jaren groeien de bestedingen van huishoudens dan sneller dan de economie als geheel. Wie naar de koopkracht kijkt, begrijpt die voorspelling. Maar afgaande op het consumentenvertrouwen, is daar nog wel een stemmingsomslag voor nodig. Anders dreigt de hogere koopkracht vooral weer te leiden tot extra besparingen.
Of we nou dik of dun, dom, slim, gelukkig of ongelukkig zijn, we zijn in Nederland momenteel vooral tobberig. De onverwacht snelle daling van de inflatie, de extreem lage werkloosheid, de stijgende beurskoersen en hogere huizenprijzen, het wordt genegeerd of geproblematiseerd. Onze roze bril is zoek en zelfs Wennink kan ‘m niet vinden.
FD