Alle berichten van Mathijs

Geruchten en principes

Er doen vreemde geruchten de ronde over de begrotingsplannen van de formerende partijen. Het zijn maar geruchten, dus ik ga er verder niet op in. Maar het is wel een mooie aanleiding om wat principes in herinnering te brengen.

Zo is het uiterst onverstandig om de zalmnorm los te laten. Strikte scheiding tussen inkomsten en uitgaven is juist bij een kabinet ‘op afstand van de Kamer’ onmisbaar. Permanente ruzie over wie de meevallers mag uitgeven en de tegenvallers moet ophoesten ondermijnt de samenwerking.

Over meevallers gesproken: het is nog veel onverstandiger om er bij voorbaat van uit te gaan dat er meevallers zullen komen. Het is niet alleen taalkundig onzin – meevallers komen altijd onverwacht – maar staat ook haaks op het principe van behoedzaam begroten.

Ten slotte: dat het begrotingstekort niet boven de 3% mag komen is geen vrijbrief om op 3% te mikken. Dat percentage mag alleen in noodsituaties in zicht komen. Ver van wegblijven dus.

Formateur Richard van Zwol was secretaris-generaal bij Financiën en weet dit allemaal heel goed. Dat is een geruststelling. Nee, die geruchten zullen wel niet kloppen.

FD

Zonder buitenlandse kenniswerkers en studenten missen we de boot

Van alle opmerkelijke verkiezingsuitkomsten is deze toch wel het meest frappant: Nederland gaat z’n best doen om minder kennis te importeren. Minder kennismigranten en minder buitenlandse studenten staat hoog op het verlanglijstje van de verkiezingswinnaars en lijkt geen strijdpunt tijdens de formatie. Er is althans nog niets over uitgelekt.

Terwijl de hele wereld vecht om talentvolle werknemers met schaarse vaardigheden, trekt Nederland zich vrijwillig terug uit de strijd. Het moet voor talent juist duurder en minder eenvoudig worden om zich hier te vestigen.

Niet dat Nederland nu al zo enorm aantrekkelijk is voor de kennismigrant. Volgens het Oeso-rapport Talent Attractiveness 2023 staat Nederland voor kenniswerkers slechts op plaats 9, ver achter landen als Zwitserland, Zweden en Nieuw-Zeeland. Voor buitenlandse studenten is ons land nog minder aantrekkelijk. We komen niet verder dan plaats 19, achter bijvoorbeeld Spanje, Frankrijk en Denemarken.

De Oeso keek niet alleen naar wat je in een land kunt verdienen en hoe gunstig de belastingregels zijn. De ranglijst is ook gebaseerd op de kwaliteit van kansen (kan de migrant zich vestigen, hoe gunstig is de arbeidsmarkt voor talent, hoe goed zijn de universiteiten) en op de toekomstvooruitzichten (snelle integratie, kans op burgerschap). De werkomstandigheden voor talenten, de kansen voor familieleden, de kwaliteit van leven en de openheid naar buitenlanders nam de Oeso ook mee.

Eigenlijk scoorde Nederland alleen goed bij kansen voor familieleden en de kwaliteit van leven. Bij veel andere indicatoren zitten we in de achterhoede. En misschien nog zorgelijker: Nederland scoort vaak ook slechter dan in 2019, toen de Oeso het ook onderzocht.

Logisch dat ASML onlangs de alarmbel luidde. De boodschap kwam aan, maar de politiek bedacht vooral maatregelen voor het chipbedrijf zelf. Van een veranderde kijk op kennismigratie lijkt geen sprake.

Daarom komt het overzichtsartikel in de laatste editie van de Journal of Economic Perspectives precies op tijd. De Amerikaanse econoom Britta Glennon zet daarin de recente onderzoeken naar het effect van kennismigratie op bedrijven en innovatie op een rijtje. De eerste zin van het artikel vat haar conclusie bondig samen: ‘Kenniswerkers zijn een cruciale en schaarse input voor de productieve en innovatieve processen van bedrijven. De relevante talentenpool voor deze werknemers is mondiaal.’ Een kenniseconomie kan niet zonder kennismigranten.

De meeste onderzoeken tonen aan dat kenniswerkers een sterk positief effect hebben op bedrijfsprestaties, innovatie, productiviteit en investeringen. Voor start-ups zijn deze effecten het duidelijks en grootst. Toen bijvoorbeeld Zwitserland meer vakmensen en kenniswerkers toeliet, stegen de productiviteit en innovatiekracht bij de bedrijven die daar gebruik van maakten. Zelfs de lonen van Zwitserse kenniswerkers stegen mee.

Met kennismigratie halen multinationale bedrijven ook kennis binnen over de herkomstlanden. Daardoor kunnen ze beter handel drijven met die landen, er eenvoudiger investeren en zijn ze concurrerender op die markt.

En als de overheid drempels opwerpt voor kennismigranten? Dan verminderen de bovengenoemde voordelen. Maar de gevolgen gaan verder. Toen de VS het aantal kennismigranten beperkten, leidde dat tot meer outsourcing van Amerikaanse bedrijven. Ook investeerden Amerikaanse multinationals extra in buitenlandse dochters. Als de kennismigrant niet naar het werk mocht komen, dan moest het werk naar de migrant.

De gevolgen daarvan komen in een onderzoek uit 2022 naar voren. Migratiebeperkingen in 15 ontwikkelde landen leidden tot een verschuiving in de ‘geografie van kennisproductie’ richting opkomende economieën. Daardoor verliezen de ontwikkelde economieën niet alleen de innovatieve investeringen van de multinational, maar, minstens zo belangrijk, ook de spill-over van deze activiteiten naar de rest van de economie. Succesvolle innovaties kunnen zorgen voor een kennisecosysteem dat tot ver buiten de bedrijfspoort reikt. Geen beter voorbeeld hiervan dan ASML.

Geen wonder dat men overal ter wereld probeert om het schaarse talent te lokken. Als Nederland de neus ophaalt voor slimme werknemers en studenten, missen we de boot.

FD

Nederland Waterland

Nederland waterland, maar in deze eeuw van de schaarste blijkt zelfs in onze delta het water op te kunnen. Vooral als burgers hun zwembaden vullen, iedere avond het gazon besproeien en elke zaterdag de auto wassen, kunnen de waterbedrijven het niet meer bijhouden.

Gelukkig is er een oplossing. Net als bij andere tekorten luidt die: bestrijd de verspilling met slim prijsbeleid. Maak water duurder en het gebruik zal dalen. Is het zo simpel? Nee, er is een kleine complicatie: water is ook een eerste levensbehoefte. Drinken en wassen moet niet te duur worden, en omdat drinkwater uit dezelfde kraan komt als het zwembadwater kan het waterbedrijf geen onderscheid maken.

Maar niemand drinkt honderd liter per dag, dus het zwembadwater kun je gewoon aflezen op de watermeter. Stel een verhoogd tarief in boven het gemiddelde gebruik en je remt verspilling zonder chronische dorst te veroorzaken.

Geheel tegen de trend in lijkt de watersector deze eenvoudige oplossing te omarmen. Althans, het ministerie gaat er onderzoek naar doen. Dat kan een uiterst kort rapport worden: ‘Uitstekend idee. Niet wachten. Meteen mee beginnen.’

FD

Exit Nexit

GroenLinks wil toch nieuwe kolencentrales bouwen. De VVD pleit voor hogere belastingen, de SP juist voor minder lasten voor de rijken. Het CDA stelt voor alle drugs te legaliseren. En de SGP is voortaan voor abortus.

Het zouden revolutionaire koerswijzigingen zijn, waar lange discussies en diepgravende analyses aan voorafgingen. En vooral: de partijleiders zouden door journalistiek en maatschappij intensief bevraagd worden over hun ommezwaai. Zaten ze er dan eerder naast? Wat veranderde hun inzicht? Hoe betrouwbaar zijn de andere standpunten nu nog?

Maar toen de PVV vorige week afscheid nam van het ‘nexitstandpunt’, bleef het stil. Wilders heeft nergens uitgelegd waarom Nederland opeens niet meer uit de EU hoeft. Is lidmaatschap toch in ons belang? Hoeveel mag dat Nederland dan kosten? Waarom hoeft de gulden niet terug? Klopte zijn onnozele anti-euro-rapport uit 2012 niet? Was brexit een grote vergissing?

Wilders belooft nu de EU ‘van binnenuit te veranderen’, maar dat is het versleten argument van iedere opportunistische meeloper. Dit is een historische draai waarover hij uitleg aan zijn kiezers verplicht is.

FD

Wie zich maatschappelijk nuttig wil maken, begint een innovatiefonds

Of u zich wat nuttiger kunt maken. Niet voor uzelf, maar voor de maatschappij. Verlaat die toren aan de Amsterdamse Zuidas en ga de wereld verbeteren. Moralist des Vaderlands Rutger Bregman doet die oproep, en alle zwevers op LinkedIn roepen het hem na.

Prachtig toch? Ik weet het niet. Objectief beoordelen welke banen het algemeen belang dienen en welke niet, is lastig. Het oordeel van de werknemer zelf kan in elk geval niet leidend zijn. In onze tijd is de arbeidsverdeling zo ver doorgevoerd, dat de eigen rol in de complexe economie niet altijd duidelijk is. We zijn een klein radertje in de kapitalistische welvaartmachine. Leidt dat soms tot een gevoel van zinloosheid? Ongetwijfeld, maar dat is geen bewijs van nutteloosheid. De marketingassistent van een farmacieconcern levert uiteindelijk ook een bijdrage aan de volksgezondheid, en de bankier aan het begin van de financieringsketen zorgt uiteindelijk voor geld voor windmolens. Of kerncentrales, zo u wilt. Of een munitiefabriek, want over wat ‘nuttig’ is, veranderen de meningen snel.

Dit misverstand leidde eerder al tot de onzinnige discussie over ‘bullshitbanen’; een term die ook door Bregman werd omarmd. Technologische vooruitgang zou zorgen voor een veel kortere werkweek, beloofde de econoom John Maynard Keynes ooit. Maar in plaats van minder werken zijn we de gewonnen tijd gaan vullen met onzinnige activiteiten. Dat zou blijken uit enquêtes waarin werknemers twijfelen over het nut van het eigen werk. ’Bevrijd je van je onzinbaan!’ adviseren de bullshitters. Weer die vergissing: werk dat nutteloos voelt, hoeft dat niet ook te zijn.

Toch is de vraag die onder deze bullshit ligt wel interessant: wat doen we met de door technologie vrijgespeelde tijd? Of anders geformuleerd: hoe kan hogere productiviteit helpen bij het oplossen van de schaarsteproblemen van onze tijd (zoals de krappe arbeidsmarkt, financiering van de energietransitie en de houdbaarheid van pensioenbeloftes). De hoop is dat technologie (AI, robotisering) de productiviteit een impuls geeft, maar onduidelijk is hoe dat uiteindelijk neerslaat in de economie.

Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de vraag naar arbeid als de productiviteit toeneemt? Op korte termijn neemt die af, omdat AI en robots werk uit handen nemen. De winst van de technologie gaat dan – letterlijk – naar de werkgevers. Maar op termijn zorgt technologie voor meer welvaart, en dus voor herstel van de arbeidsvraag. Bij een krappe arbeidsmarkt kan dat snel gaan. Werknemers zijn dan meer waard, want productiever, en verdienen een hoger loon. De winsten worden zo via hogere lonen afgeroomd.

Wat doen die hogere lonen vervolgens met het arbeidsaanbod? Als werk beter betaalt, zullen mensen meer willen werken. Maar tegelijkertijd geldt: als mensen rijker zijn, hoeven ze minder te werken en kunnen ze meer vrije tijd ‘consumeren’. In een nieuw artikel op de website VoxEU laten drie Franse economen zien dat het tweede effect domineert. Ze keken naar 21 landen, over een periode van meer dan een eeuw en concluderen dat de werkweek korter wordt als de productiviteit (en dus de lonen) stijgt. Technologie leidt tot meer vrije tijd, zoals Keynes al voorspelde, al is het effect kleiner dan hij dacht. Goed nieuws voor het ‘maatschappelijk nut’, want in die vrije tijd kunnen we mooi Bregmans goede doelen nastreven. Maar slecht nieuws voor de krappe arbeidsmarkt, want het positieve effect van hogere productiviteit wordt deels ongedaan gemaakt door de kortere werkweek.

Maar er is ook een positieve feedback van korter werken: het maakt ons productiever. Ook hier werken twee mechanismen tegen elkaar in. Een kortere werkweek zorgt voor uitgeruste werknemers met minder stress, die productiever zijn. Aan de andere kant: korter werken betekent minder leren en minder ervaring opdoen. Dat vermindert de productiviteit. Welk effect wint? Het eerste, concluderen de Franse economen. Per saldo stijgt de productiviteit.

Meer welvaart, hogere lonen, minder stress en meer vrije tijd. Investeringen in hogere productiviteit betalen zichzelf dubbel en dwars terug. Wie werk zoekt met echt maatschappelijk nut gaat de techniek in, of begint een investeringsfonds dat versnelling van arbeidsbesparende innovatie mogelijk maakt. Of dat dan vanuit een kantoor op de Zuidas gebeurt, maakt daarbij echt niet uit.

FD

Doodsteek voor de koopkrachtplaatjes

Als de verschillen binnen een groep groter zijn dan de verschillen tussen groepen, dan heeft het groeperen geen zin gehad. Een waarheid als een koe, maar wel een waarmee het CPB zich geconfronteerd ziet. Als prijzen stijgen – bijvoorbeeld tijdens een energiecrisis – zijn de koopkrachtgevolgen binnen inkomensgroepen groter dan ertussen, bleek deze week uit onderzoek van het CPB.

Er waren al onoverkomelijke problemen met de koopkrachtplaatjes, die bijvoorbeeld dalende werkloosheid negeren. De paniekerige reparatiepogingen van de politiek als de koopkracht van een bepaalde groep lijkt te dalen, zorgen voor inefficiënte, marktverstorende geldsmijterij. Deze nieuwe ontdekking zou de doodsteek moeten zijn voor het Nederlandse koopkrachtfetisjisme. Het micromanagen van koopkracht per inkomensgroep is zinloos als de gevolgen binnen de groep zo verschillend uitpakken.

Als we een nieuw kabinet krijgen dat alles anders gaat doen, begin dan hiermee: stop met koopkrachtbeleid. Richt je op de ontwikkeling van netto-inkomens, werkgelegenheid en armoede. Laat de fictie van de koopkrachtplaatjes het beleid niet langer domineren.

FD

Stilstand

De New Yorkers gaan het doen. Wie overdag met de auto de stad in wil moet vanaf juni gaan betalen. Overdag kost dat $15, laat in de avond en ‘s nachts een fractie daarvan. De nieuwe tol moet de files verkleinen, luchtvervuiling verminderen en zorgen voor geld om de verouderde infrastructuur op te knappen.

Het is de meest simpele vorm van beprijzing en niet erg subtiel. Vervoerseconomen zien liever een slimmere heffing die varieert naar plaats en tijd. Maar het is in elk geval een stap in de goede richting. Schaarse wegruimte en vervuiling krijgt een prijs, zodat bovenmatig autogebruik wordt afgeremd. Londen, Stockholm en Singapore gingen New York al voor. Met gunstige resultaten.

En gidsland Nederland? Daar wordt lang en veel gepraat over beprijzen van weggebruik, maar er gebeurt niets. Rutte-IV dacht in 2030 een werkend systeem te hebben en beloofde aan Brussel vaart te maken in ruil voor de miljarden uit het coronafonds. Maar er komt vast weer niets van. De PVV is tegen iedere vorm van rekeningrijden, net als NSC en BBB. De VVD was ook nooit enthousiast. Nederland is gidsland voor iedereen die stil wil staan.

FD

Het succes van zon en wind mag best gevierd worden

Veel bedrijven verkleinen de budgetten voor verduurzaming, concludeert ING. Europese boeren spuiten wat mest in Brussel en de klimaatdoelen voor de landbouw worden weggestreept. De grootste partij van Nederland wil de kolencentrales heropenen. Slechts vier van de tien Nederlanders denken dat we nog op tijd zijn om iets te kunnen doen tegen klimaatverandering.

Het klimaatnieuws volgen was al nooit iets voor optimisten. Maar de laatste tijd gaat het slechte nieuws niet alleen over de versnellende opwarming en stijgende kosten van adaptatie, maar ook over afzwakking van het klimaatbeleid zelf. Na jaren van toenemende aandacht en urgentie lijkt het afgelopen jaar een kentering opgetreden: beleggers keren zich af van ‘ESG-beleggingen’, politici vinden koopkracht vandaag belangrijker dan een leefbare planeet morgen en bedrijven klagen over dure duurzaamheid.

Je zou er pessimistisch van worden. Hoog tijd voor een tegengeluid: het gaat verrassend goed met de energietransitie. Vooral de opwekking van elektriciteit verschuift ongekend snel van fossiel naar hernieuwbaar. ‘Kan niet’, ‘wil niet’, en vooral ‘doen we niet’, riepen de critici jarenlang. Maar we deden het wel, omdat we het wilden en het bleek ook nog te kunnen.

Aan het begin van de eeuw werd ruim een kwart van de Nederlandse stroom opgewekt in kolencentrales. In 2015 was dat gestegen naar meer dan een derde. We hadden nieuwe kolencentrales nodig, dacht Den Haag, want het gas raakte op. Dat was een vergissing, want juist kolenstook is CO2-intensief. Het roer ging om en vorig jaar werd minder dan 7% van de elektriciteit opgewekt met kolen. Binnen tien jaar. Revolutionair.

Werd kolen simpelweg vervangen door gas? Dat is minder vervuilend, maar nog altijd fossiel. Nee, is het antwoord. Begin van de eeuw kwam meer dan 58% van onze stroom uit gascentrales. Vorig jaar was dat gedaald naar nog geen 38%.

Kernenergie dan? Het loket voor nieuwe kerncentrales staat al heel lang open bij het Ministerie van Economische Zaken, maar we doen het nog steeds met die ene uit 1973 in Borsele. Die levert een vrij stabiele 3 tot 4% van de Nederlandse elektriciteit.

Wat veranderde er dan wel? Wind- en zonnestroom uiteraard. En niet zo’n beetje ook. In 2000 kwam pakweg 1% van de elektriciteit uit deze hernieuwbare bronnen. Grote investeringen in wind, plus heel veel kleine investeringen in zon zorgden voor een spectaculaire stijging in korte tijd. In 2017 werd de 10% gepasseerd. Vier jaar later kwam al bijna een kwart van de stoom van molens en panelen. Vorig jaar steeg dat door naar meer dan 40%, blijkt uit cijfers van dataverzamelaar Ember.

Nederland kwam van ver, dus onze groei is nog wat spectaculairder dan elders in Europa. Maar ook daar is dezelfde trend te zien. Duitsland sloot kerncentrales (nee, niet erg slim), en de vrees was dat daar fossiel voor in de plaats zou komen. Gelukkig niet: het verlies aan atoomstroom werd vooral opgevangen door duurzame bronnen. Van vrijwel niets in 2000 tot ruim 39% zon en wind in 2023. Het aandeel stroom uit gas steeg iets, die uit kolen daalde flink. Voor de EU als geheel hetzelfde beeld: fors minder kolen, een beetje meer gas, maar vooral veel meer wind en zon.

Natuurlijk, de snelle opmars van duurzame stroom geeft ook problemen. Het net is vol en de stroomprijs is soms zelfs negatief. Maar een optimist ziet dat als een goed teken, want je botst tijdens een transitie altijd tegen bottlenecks op. Dat die niet meer liggen bij het aanbod van groene stroom, maar bij de netcapaciteit betekent dat de transitie sneller gaat dan gedacht.

Nu is het zaak snel die bottleneck uit de weg te ruimen. Daar is veel geld voor nodig. En dat hebben we. Onze vijf grootste pensioenfondsen trekken miljarden uit om in het Nederlandse stroomnet te investeren, zo meldden zij deze week. Niet alleen uit goede wil, maar vooral omdat daar geld valt te verdienen.

De stroomtransitie gaat snel. Helaas geldt dat niet voor de warmtetransitie. Er is voortgang maar industriële processen blijken lastig te verduurzamen. Hetzelfde geldt voor onze huizen. Ook de opmars van de elektrische auto dreigt te stagneren. Zo ziet u, er is altijd wel slecht nieuws te vinden. Dat negeer ik niet, maar laten we vooral ook de successen niet vergeten.

FD

Duur plastic

Advies van DNB aan de politiek: als het nieuwe kabinet het gat op de begroting wil dichten met hogere belasting, kies dan voor hogere heffingen ‘in het klimaat- en milieudomein’.

Ik doe daar een adviesje bij: begin met een plasticbelasting. Niet op frietbakjes en koffiebekers; die ‘plasticheffing’ is mislukt, want die veranderde het gedrag niet. Nee, wat we moeten belasten is het gebruik van primair plastic. Dat is nieuw plastic dat even eerder nog aardolie was. Maak primair plastic duurder, zodat producenten meer secundair, gerecycled plastic gaan gebruiken.

Nederland heeft een uitgekiend systeem van afvalscheiding en recycling, maar op de markt kan de secundaire grondstof moeilijk concurreren met te goedkoop nieuw plastic. Recyclebedrijven hebben het daardoor zwaar en gaan soms zelfs failliet. Zo verzuipt Nederland in het plastic.

In 2021 deed CE Delft een studie naar zo’n heffing op primair plastic. Conclusie: prima te doen, vooral als die wordt geheven aan het begin van de keten, op de grondstof. Liefst Europees, maar het kan ook nationaal. Zeker als een kabinet op zoek moet naar nieuwe inkomsten.

FD

Werklust

De jeugdwerkloosheid loopt op. In februari was 8,7% van de beroepsbevolking tussen 15 en 25 jaar op zoek naar werk. Daarmee is de werkloosheid veel hoger dan die onder oudere groepen.

Je kunt eenvoudig verkeerde conclusies trekken uit de stijgende jeugdwerkloosheid. Zoals de Telegraaf deed toen de krant kopte: ‘Generatie-Z veeleisend, te duur, en wiebelig.’ Uit een enquête onder lezers van dezelfde krant bleek dat 91% het eens is met de omschrijving: ‘Een verwende generatie, die denkt met weinig werken veel geld te kunnen verdienen.’

Het is precies andersom. Uit het hoge percentage blijkt werklust. Als het CBS langskomt met de vragenlijst, antwoorden juist veel jongeren dat ze graag willen werken. Bijna 83,5% werkt of wil werken, in veel gevallen naast hun opleiding. Dat percentage lag twintig jaar geleden een stuk lager. Werklust definieert de Gen-Z’s. Wij dwingen ze in flexbaantjes, dus moeten ze vaker tussentijds op zoek.

Maar zijn ze dan niet lastig en veeleisend? Niet meer dan oudere werknemers. De arbeidsmarkt is extreem krap, dus alle werknemers hebben wat te eisen, ook de jongeren. Het is simpelweg een kwestie van vraag en aanbod.

FD