Als de iPhone een fiets was, mocht niemand opstappen

John Kemp Starley, de Britse uitvinder, bouwde in 1885 de eerste fiets met twee gelijke wielen en kettingaandrijving. Het was direct een grote hit. De jaren negentig van de 19de eeuw gingen de geschiedenis in als de ‘gouden jaren van de fiets’.

De snelle marktintroductie van de fiets lijkt op die van de televisie in de jaren zestig, de mobiele telefoon aan het eind van de vorige eeuw en — recenter — de tabletcomputer. Een briljante uitvinding verkoopt zichzelf.

Maar vergeleken met 130 jaar geleden is het voor uitvinders moeilijker geworden om de markt te bereiken. Hordes advocaten, woest wapperend met patenten, staan tegenwoordig tussen de uitvinder en zijn klant. De juridisering van de innovatie neemt vooral in de VS zulke groteske vormen aan dat het patent zijn doel inmiddels ruim voorbij schiet en innovatie afremt, in plaats van stimuleert.

Starley heeft nooit patent aangevraagd op zijn fiets. Iedereen kon het rijwiel namaken en verbeteren. In deze eeuw had hij zijn uitvinding ongetwijfeld beschermd met patenten. Net zoals een bedrijf als Apple zijn iPhone met zo veel mogelijk patenten van de concurrentie afschermt — niet alleen het product zelf, maar ook het gebruik ervan.

Vorige week won Apple in Duitsland een rechtszaak die het had aangespannen tegen Motorola. Smartphones van het laatste bedrijf, die op Google’s besturingssysteem Android draaien, schenden het ‘slide to unlock’-patent van Apple, vond de rechter. Ja, u leest het goed: met je vinger op een aanraakscherm een schuifje omzetten om je telefoon te ontgrendelen, daar heeft Apple het alleenrecht op. Eerder kreeg Apple in een soortgelijke zaak tegen Samsung gelijk van een Nederlandse rechter.

Als Apple de fiets had uitgevonden, had het bedrijf patent aangevraagd op het concept ‘middels in tegenfase ronddraaien van beide benen op aan een as bevestigde krukken, een rijwiel in beweging brengen’. Concurrent Google liet het er niet bij zitten en vroeg patent aan op ‘opstappen’. Alleen gebruikers van Google-fietsen mochten voortaan ‘met de linkervoet op de linkertrapper enkele stepbewegingen maken, dan het rechterbeen over het zadel zwaaien en direct daarna de rechtervoet op de rechter trapper plaatsen’.

Decennialang konden Google-fietsers hun rijwiel slechts als loopfiets gebruiken. Apple-fietsers ware gedwongen vanuit stilstand weg te fietsen, wat voor veel nare ongelukken zorgde. Alleen de advocaten profiteerden van deze situatie. Zij factureerden duizenden dure uren in rechtszalen, waar ze de patenten van de bedrijven verdedigden. De fietser had daar niets aan. Pas toen de patenten waren verlopen, konden de gouden jaren van de fiets beginnen.

Het patent gaat ten onder aan zijn eigen succes. Bedrijven gebruiken patenten om concurrenten het leven zuur te maken, markten af te grendelen en innovatie te vertragen. De kostbare rechtszaken brengen kleine uitvinders in geldproblemen, waardoor de innovatiekracht van de economie afneemt.

Er zijn sluwe bedrijfjes die niets anders doen dan patenten opkopen om eerlijke uitvinders af te persen. Uit onderzoek blijkt dat dergelijke opportunistische ‘patent trolls’ het bedrijfsleven de afgelopen twintig jaar zo’n $ 500 mrd aan advocatenkosten, afkoopsommen en verloren productie hebben gekost. Verspild vermogen dat niet in innovatie en groei kon worden gestoken.

De politicus die midden in de recessie op zoek is naar nieuwe groei, moet de grondige sanering van wetgeving rond het patent niet vergeten. De lobbyisten van gevestigde bedrijven zullen moord en brand schreeuwen. De advocaten ongetwijfeld ook. Maar beperken van het patentrecht kan zorgen voor vele nieuwe gouden jaren voor de economie.