Allemaal naar de stad, of kunnen er op het Nederlandse platteland toch ook mooie dingen ontstaan?

Allemaal naar de stad, of kunnen er op het Nederlandse platteland toch ook mooie dingen ontstaan? In de stad willen we wonen. In de stad willen we werken. En vooral netwerken. Want in de stad komen we al die interessante mensen tegen waarmee we brainstormen over start-ups en fintechs en de laatste nieuwtjes over kunstmatige intelligentie, cryptovaluta en big data uitwisselen. De stad is de broedplaats voor ideeën, waar technici en kunstenaars elkaar toevallig ontmoeten en samen tot nieuwe denkbeelden komen. Daarom is de trend van urbanisatie niet te keren. Wereldwijd trekt de bevolking naar de stad en in Nederland is dat niet anders.

Begin vorige maand gaf de Amerikaanse econoom Edward Glaeser een lezing tijdens de Nederlandse Economendag. Hij is de auteur van het boek Triumph of the City, met als ondertitel: How Urban Spaces Make Us Human. Dus u begrijpt het al: zijn lezing was een lofzang op de stad die fungeert als ontmoetingsplaats, kenniscentrum en ideeënmachine. Experts van het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) kwamen tijdens deze dag met soortgelijke beelden. De stad is waar het de komende jaren gaat gebeuren. Daar ontstaan in onze post-industriële economie de kennisnetwerken, daar komt de groei vandaan, daar moeten we dus gaan werken en wonen.

Nu heb ik zelf een nogal grote voorliefde voor het platteland en de regio, dus ik vrees dat ik de hele dag nogal vervelend was. Het internet zou toch ‘de dood van afstand’ betekenen, sputterde ik. Waarom zouden mensen juist nu dicht tegen elkaar aan moeten wonen om de kruisbestuiving op gang te brengen? In cyberspace zitten we toch allemaal op elkaars lip?

De onderzoekers waren er allerminst van onder de indruk, en legden me nogmaals geduldig uit dat de fysieke nabijheid van andere mensen en de toevallige ontmoetingen die in de stad plaatsvinden, een dynamiek brengen die het internet niet kan evenaren. Zet veel slimme mensen vlak bij elkaar en er ontstaat iets moois. Urbanisatie is wenselijk en noodzakelijk voor welvaartsgroei.

Dat is ook de boodschap van het College van Rijksadviseurs in hun deze week verschenen Panorama Nederland. Het college bestaat uit de Rijksbouwmeester en twee Rijksadviseurs voor de Leefomgeving en adviseert de regering over ruimtelijke ordening. In het rapport veel adviezen over bijvoorbeeld ecologische landbouw, verplichte zonnepanelen en watermanagement. (Er is zelfs ook een app bij, voor op de smartphone, waarin de adviseurs persoonlijk hun bevindingen toelichten.) Over woningbouw adviseert het college: bouw niet meer in het groen, maar alleen nog in de stad. Daar willen mensen wonen en werken, met alle voorzieningen op loop- en fietsafstand.

Weer krijg ik de neiging om tegen te spartelen. Hoezo alleen in de stad bouwen? Moet de regio dan in z’n sop gaarkoken? Volgens voorspellingen van het CBS en het PBL groeit de bevolking tot 2030 ook in veel gemeenten buiten de Randstad nog door. En in andere regio’s is sprake van gelijkblijvende bevolking. Alleen aan de randen van Nederland is er bevolkingskrimp. Een bouwstop in groeiende gemeenten gaat veel problemen opleveren. En ook in stagnerende gebieden kan er grote behoefte zijn aan nieuwbouw, omdat de bevolking ouder wordt en er meer eenpersoonshuishoudens ontstaan. Daar zijn andere, dus vaak nieuwe huizen voor nodig.

Dat laatste geldt ook voor na 2030, als de groei er in de meeste gemeentes wel uit is en er alleen in de grotere stedelijke gebieden mensen bij komen. Ook dan moet bouwen buiten de stad mogelijk blijven, lijkt mij. Al is het maar om toch nog wat jonge gezinnen aan te trekken of te behouden, met een aanbod van moderne, zuinige huizen, zodat het voorzieningenniveau op het platteland (scholen, zwembaden, verenigingen) op peil kan blijven.

Zit ik er weer helemaal naast? Of kan Nederland zich een verzetten tegen de onverbiddelijke urbanisatie? Wij zijn altijd een land geweest van relatief kleine steden en een welvarend platteland, dus is er geen groeimodel te bedenken waarbij we wel de voordelen kennisnetwerken en toevallige ontmoetingen binnenhalen, zonder allemaal op een kluitje te moeten wonen? Wie denkt mee?

(FD)