Weg met de koopkrachtplaatjes!

Trek het bier maar open, want het is feest. We krijgen er volgend jaar anderhalf procent koopkracht bij. Het dreigde even slechts 1,3% te worden, maar het kabinet greep snel en daadkrachtig in, door er net voor Prinsjesdag een extra pakket aan maatregelen uit te persen. Welke maatregelen dat zijn, is nog niet bekend – ik gok iets met een hogere ouderkorting en wat extra toeslagen voor minima – maar wel het zegenrijke effect ervan op de koopkracht: 0,2 procentpunt extra erbij.

Vooral voor uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden is dat van belang, want die groepen dreigden achter te blijven bij de werkenden. De laatste groep kon door de hoogconjunctuur een stevige opslag tegemoet zien. Het kabinet moest ongetwijfeld een flink ruk aan het nationale dekbed geven om al deze plooien van onrechtvaardigheid recht te trekken. Maar het is gelukt: in de koopkrachtsommen van het Centraal Planbureau ligt iedereen er in 2019 weer warmpjes bij. Bijna iedereen gaat erop vooruit en naast de werkenden profiteren ook de gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden van de oplevende economie.

Iedereen blij? Een handvol mopperende economen niet. Die zien een kabinet dat voor de zoveelste keer in de valkuil van de koopkrachtplaatjes trapt. In plaats van echt fiscaal en economisch beleid te formuleren waarmee de welvaart op langere termijn wordt bevorderd, gaat het weer om procentjes erbij voor de een of andere belangengroep. De taart wordt keurig verdeeld, maar niemand maakt zich zorgen over de omvang van de taart zelf.

De Nederlandse fixatie op koopkrachtplaatjes zorgt voor suboptimaal beleid en maakt de bevolking permanent ontevreden. We zouden eens moeten afspreken om een hele kabinetsperiode geen koopkrachtplaatjes te maken. Mijn voorspelling: het beleid wordt beter en de bevolking zeurt minder.

Vooral omdat we de koopkrachtplaatjes niet de werkelijkheid verbeelden, maar een kunstmatig Nederland met 10.000 virtuele Nederlanders die allemaal in een computer van het Centraal Planbureau wonen. Op deze denkbeeldige inwoners wordt de voorspelling voor de economische ontwikkeling en de voorgenomen beleidsmaatregelen van het kabinet losgelaten. Als het CPB meldt dat ‘de koopkracht daalt’, dan is dat dus de koopkracht van deze niet-bestaande, digitale huishoudens.

Sterker: het is de koopkracht van slecht één van deze huishoudens. Want het CPB rapporteert de koopkrachtontwikkeling van de ‘mediaan’. Dat is het percentage van het middelste huishouden, als je alle 10.000 virtuele huishoudens op een rij zet, van laag naar hoog. Op basis van dat ene, virtuele huishouden gaat de Tweede Kamer straks een dag debatteren. Ik kan me een nuttigere tijdsbesteding voorstellen. Natuurlijk, het CPB geeft zelf volledige transparantie over de beperkingen van de berekeningen, maar de politiek negeert dat soort kanttekeningen in de praktijk volkomen.

Zo zal er in de debatten ook niet worden gesproken over het verschil tussen de statische koopkracht die het CPB berekent, en de dynamische koopkracht die mensen in werkelijkheid ervaren. Het CPB gaat er in de berekeningen van uit dat Nederlanders met werk blijven werken, zonder promotie te maken, en werklozen werkloos blijven. Alleen veranderingen van lonen, prijzen, uitkeringen en het beleid van de overheid worden meegenomen.

Volgend jaar vinden volgens de ramingen 125.000 Nederlanders een baan. Maar hun inkomenssprong zie je in de statische koopkrachtplaatjes van het CPB niet terug. Net zomin als de promoties (met bijbehorende loonstijging) die veel Nederlanders vanwege de hoogconjunctuur krijgen.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek neemt deze ontwikkelingen wel mee in de historische koopkrachtcijfers. In de grafiek is te zien dat deze werkelijke (‘dynamische’) koopkracht zich bijna altijd gunstiger ontwikkelt dan de statische van het CPB. We denken op basis van de statische CPB-cijfers dus altijd minder te krijgen dan we terugkijkend (op basis van de dynamische CBS-cijfers) hebben gekregen. Zo hou je het volk wel ontevreden.

Koopkrachtplaatjes vertellen niet de waarheid, zijn niet te vertrouwen en houden iedereen dom en boos. Laten we er mee stoppen.