Streven naar geluk is prachtig, behalve als de overheid dat voor ons gaat doen

Eens in de drie jaar looft het Nederlandse Pierson Fonds de Pierson Penning uit. Dit is – met een beetje overdrijving – de Nederlandse Nobelprijs voor de Economie en werd eerder gewonnen door illustere economen als Jan Tinbergen, Jan Pen en Arnold Heertje. Dit jaar gaat de prijs naar Arie Kapteyn en Bernard van Praag (gefeliciteerd, heren!), voor hun onderzoek naar de meting van welzijn. Kapteyn en Van Praag waren misschien wel ’s werelds eerste ‘gelukseconomen’.

Het voert te ver om hun werk hier te bespreken. Op de website www.mejudice.nl staat een mooie samenvatting. Waar het mij om gaat, is dat hun huldiging perfect past in de tijdgeest. Want geluk is in. Gelukkig zijn, dat is waar we het allemaal voor doen.

 

Daarom lezen we de Happinez, stemmen we op een politicus die ‘economisme’ wil uitbannen en worden we enthousiast als onderzoekers het bruto binnenlands product vervangen door een ‘Brede Welvaartsindicator’. En als – zoals deze week – uit die indicator blijkt dat mensen in Assen veel beter af zijn dan in Amsterdam, knikken we instemmend: ‘Inderdaad, echt gelukkig word je pas in Assen’, om vervolgens toch maar een half miljoen te bieden op een kleine etage in het centrum van Amsterdam.

Wethouder voor Geluk

Geluk, we zijn er gek op. Jeroen Smit en Hans Sibbel trekken volle zalen met hun theatershow over het ‘Bruto Binnenlands Geluk’. Weg met al die spullen, laten we nu eindelijk gaan genieten van het leven. De gemeente Schagen heeft inmiddels zelfs een Wethouder Geluk benoemd, die het welbevinden van de West-Friese bevolking moet bevorderen.

En daar gaat het volgens mij fout. Het is prima om waar te nemen dat mensen streven naar een gelukkig leven, het is heel wat anders om dat uitgangspunt van beleid te maken. Neem de bijgaande grafiek. Daarin staan de resultaten van de halfjaarlijkse ‘geluksmeting’ in de Europese Unie. Aan burgers wordt gevraagd hoe tevreden ze zijn met hun leven. Te zien is dat de Denen het meest tevreden zijn, gevolgd door (jawel) Nederlanders en Zweden. Italianen zijn het ontevredenst.

Maar wat meet je eigenlijk als we mensen vragen naar hun ‘tevredenheid’? Misschien wel vooral verschillen in taal en cultuur. Wie weet zeggen Denen dat ze erg ‘tilfreds’ zijn bij een voortkabbelend gevoel van voldoening, terwijl een Italiaan pas zegt dat hij ‘soddisfatto’ is, als hij iedere dag chianti drinkend en parmaham etend in de Toscaanse zon kan liggen. Tevredenheid (geluk) is per definitie subjectief.

Subsidie voor levensgenieter?

Dat is de eerste reden waarom ik denk dat sturen op geluk onverstandig is. Maar er is nog een belangrijker bezwaar: hoe voer je beleid gericht op tevredenheid en geluk? Door iedereen zo gelukkig mogelijk te maken? Zo simpel is het niet. Economisch beleid gaat over keuzes maken, over herverdelen. Geluksbeleid zou dus de beperkte middelen zo moeten inzetten dat het binnenlands geluk maximaal is, door ze terecht te laten komen bij mensen die echt genieten van consumptie en dus goed zijn in het produceren van geluk. De levensgenieter krijgt subsidie, de zwartkijker een belastingaanslag. Onzin natuurlijk, maar wel de logische consequentie van beleid gericht op maximaal geluk.

Dergelijk beleid zou in Europa zelfs tot een subsidiestroom van zuid naar noord moeten leiden. Want nieuw onderzoek suggereert dat de Denen niet gelukkiger zijn dan de Italianen omdat ze hun zaakjes beter voor elkaar hebben, maar omdat ze daadwerkelijk beter zijn in het produceren van tevredenheid. In het prestigieuze wetenschappelijke tijdschrift Economic Journal verscheen dit jaar een opzienbarend artikel waarin tevredenheid wordt gelinkt aan een bepaalde genmutatie die in Denemarken veel voorkomt. Naarmate een bevolking genetisch meer lijkt op die van Denemarken, zijn de mensen gelukkiger, blijkt uit het onderzoek. Denen (en in mindere mate Nederlanders) zijn tevreden omdat ze betere geluksmachines zijn en dat is genetisch bepaald.

In zo’n wereld moet de overheid nooit proberen het totale geluk te maximaliseren. Burgers zoveel mogelijk een gelijke kans geven op het nastreven van hun eigen geluk, is het hoogst haalbare. Gelukkig maar.