Pensioen zonder belofte

Je aan een belofte houden, door de belofte te breken. Dat klinkt onmogelijk, maar in het spiegelpaleis van het Nederlandse pensioen kan alles.

Voormalig ABP-bestuurders Jelle Mensonides en Jean Frijns schreven op Mejudice een artikel waarin ze dit keurig aantonen. Pensioenfondsen kunnen zich aan hun beloftes houden, stellen de oudgedienden op de debatwebsite, juist door zich er niet aan te houden.

Om deze paradox te ontrafelen volgt hier eerst (sorry) een superkort college pensioenbeloftes. Pensioenfondsen hebben hun deelnemers jarenlang een bepaald nominaal pensioen beloofd; een pensioen in euro’s, dus zonder inflatiecorrectie. Dit is een harde belofte. Om zeker te zijn dat een fonds dat ook kan waarmaken, zou de premie van werknemers eigenlijk risicoloos moeten worden belegd, bijvoorbeeld in veilige staatsobligaties. Want gokken met geld dat je later zeker moet uitkeren, dat kan natuurlijk niet.

Maar behalve die harde belofte van een nominaal pensioen, formuleerden de meeste fondsen ook een ambitie om voor inflatie te corrigeren. Hiervoor wordt echter geen extra premie geïnd. Nee, om deze zogenoemde indexatie te kunnen betalen zijn fondsen toch wat risicovoller gaan beleggen, in de hoop op meer rendement.

De toezichthouder vindt dat op zich prima, mits het fonds de harde belofte maar garandeert. Want als een fonds na zeven vette jaren op de beurs te enthousiast gaat indexeren, zou er tijdens de zeven magere jaren wel eens te weinig in kas kunnen zitten voor de nominale toezegging.

Vandaar dat als wordt gekeken of een fonds genoeg geld heeft, de toezichthouder met de risicovrije rente rekent, en niet met het werkelijke rendement. Pas als er volgens deze berekening voldoende in kas zit, mag een fonds beginnen met indexeren. Komt uit deze berekening dat er zelfs niet genoeg is voor de harde belofte, dan kan een fonds verplicht worden om te korten, zowel op de huidige (nominale) uitkering van gepensioneerden als op de toekomstige pensioenen van werkenden.

Op die laatste bepaling bouwen Mensonides en Frijns hun paradox. Er kan in het uiterste geval wel degelijk gekort worden op het nominale pensioen, redeneren ze. Het is de facto dus geen harde belofte. En dan is het ook niet nodig om te rekenen met de risicovrije rente, maar kan een hogere rekenrente worden gebruikt. Zo is er op papier meer geld in kas, hoeft er nu niet te worden gekort en kan er wel worden geïndexeerd. Door in theorie te korten, hoeft dat in de praktijk juist niet!

Het is een knap staaltje redeneerkunst. Maar met retorica komt er natuurlijk geen cent extra in de pensioenpotten. Een hogere rekenrente betekent: nu geld uitkeren in de hoop op rendement later. Als ik een jonge, premiebetalende werknemer was, zou ik me zorgen maken.

(FD)

Naschrift:

ESB-hoofdredacteur Jasper Lukkezen schreef dit stuk als reactie.

En 50Plus vond – uiteraard – dat ik er helemaal niets van snapte.
Wat dan weer tot dit getwitter leidde.