Brexit-blues

Acht maanden na het einde van de transitieperiode beginnen de gevolgen van brexit al meer de Britse realiteit binnen te dringen. Het is een realiteit van lege schappen in de supermarkt, van oogst die verpietert op het land, van restaurants die moeten sluiten wegens tekort aan ingrediënten en van varkens die dreigen te worden geruimd vanwege personeelsgebrek in slachthuizen.

‘De voedseltekorten worden veroorzaakt door brexit, en niets anders’, zegt een transportondernemer. Dus niet door de pandemie, maar door een gebrek aan Europese chauffeurs. ‘Brexit heeft geen enkel voordeel’, stelt ondernemersclub Make UK. Een pubeigenaar die zijn zaak sluit vanwege tekort aan bier zegt: ‘Geen twijfel, dit komt door brexit, en alleen door brexit.’

Wat te doen? Militairen op de vrachtwagens? Gevangenen te werk stellen op het land en in de slachterijen? Of misschien toch maar weer Europese werknemers binnenlaten? Er wordt volgens de Britse pers allemaal over nagedacht. Van ‘take back control’, naar soldaten op de snelweg, dwangarbeid en arbeidsmigratie. Hoe zouden de brexiteers zelf vinden dat het gaat?

FD

Hoogovens sluiten? Eerst nadenken over het belang van de industrie voor onze economie

Wat als we Hoogovens gewoon sluiten? De vraag werd vorige week door deze krant als pure hypothese opgeworpen, maar lijkt inmiddels onderdeel te worden van het politieke debat.

Niet dat er al partijen zijn die openlijk pleiten voor sluiting van de productievestiging van Tata Steel in IJmuiden, met bijbehorend massaontslag. Ze kijken wel uit. Maar sinds het RIVM in een snoeihard rapport aantoonde dat de uitstoot van lood en kankerverwekkende stoffen door het bedrijf de gezondheid van jonge kinderen in de directe omgeving bedreigt, is sluiting als ultieme maatregel wel denkbaar geworden. Welke politicus durft openlijk de gezondheid van kinderen ondergeschikt te maken aan het economisch belang?

Ik ga hier die afweging ook niet maken, want ook ik kijk mooi uit. Maar het is wel een interessant gedachte-experiment, omdat het de dilemma’s illustreert waar we de komende jaren voor zullen staan. Hoe wegen we de belangen van bedrijven en omwonenden tegen elkaar af? Helpt het als we hier CO2-uitstoot verminderen, maar wel meer gaan importeren? Wat mag CO2-opslag kosten en hoe geloofwaardig zijn de optimistische toekomstbespiegelingen waarin de nog lang niet beschikbare groene waterstof onze industrie klimaatneutraal maakt? En hoe erg is het als er in een sector banen verdwijnen nu er op de arbeidsmarkt structurele schaarste heerst?

U ziet het: ook ik communiceer bij deze onderwerpen graag met vraagtekens. De vragen zijn interessant, maar duidelijke antwoorden zijn moeilijk te geven. Het moet daarom misschien beginnen met simpelweg in kaart brengen wat het belang van bedrijven als Tata voor Nederland is. Of nog wat breder: die industrie in Nederland, hoe belangrijk is die eigenlijk voor onze economie als geheel?

Dat blijkt een genuanceerd verhaal. De afgelopen halve eeuw is de industrie een redelijk stabiele factor geweest. In 1970 was de industriële productie goed voor ruim 15% van het bruto binnenlands product. Dat percentage daalde in de decennia daarna om begin deze eeuw op zo’n 13% uit te komen. Terwijl sommige economen, ondergetekende incluis, toen fantaseerden over het verdwijnen van de industrie – de toekomst was immers aan de financiële sector en het internet – bleef het belang sinds de eeuwwisseling juist opvallend constant. Nu nog steeds is de industrie goed voor ongeveer 13% van het bbp. Nederland werd wel al meer een diensteneconomie, maar dat ging ten koste van de bouwsector en in mindere mate de overheidsproductie, niet zozeer van de industrie.

Als we kijken naar de werkgelegenheid is dat beeld echter heel anders. De industrie bleef produceren, maar wel met steeds minder mensen. In 1970 was een op de vier banen in de industrie, een kwarteeuw later was dat nog maar een op de acht. Weer 25 jaar later is minder dan een op de twaalf banen te vinden in de industrie. Het is een gestage afname van werkgelegenheid die ongetwijfeld onvermijdelijk was, want alleen door groei van de arbeidsproductiviteit kon de industrie overleven in een land met hogere inkomens en lonen. De industrie is dus allang geen banenmotor meer.

Maar dat kun je ook positief uitleggen: dankzij procesinnovatie kunnen industriële bedrijven in tijden van structurele arbeidsschaarste blijven bijdragen aan de economische groei. Ten koste van alles behouden dus, die bedrijven!

Alleen ligt ook dat genuanceerder. Want onder het kopje ‘industrie’ gaat een wereld van verschil schuil. In een deel van de industrie verdween wel degelijk veel productie. Het belang van de sector elektrische apparaten – lees: Philips – daalde sinds 1995 flink. Net als dat van de metaalindustrie, de bouwmaterialen en de grafische industrie.

Dat productieverlies werd opgevangen door andere bedrijfstakken. Nederland werd na 1995 goed in machinebouw en elektrotechniek, sectoren die een groter deel van het bbp gingen uitmaken. Al nam het belang voor de werkgelegenheid ook daar af. Het aandeel in de productie van de sector basismetaal, waar Hoogovens bij hoort, bleef min of meer gelijk bij een afnemend aandeel in de totale werkgelegenheid.

De industrie als geheel bleef de afgelopen decennia dus stabiel, maar de dynamiek tussen deelsectoren was groot. Wat zegt dat over Tata-staal? Mijn voorlopige conclusie zou kunnen zijn: we kunnen als land misschien wel zonder, want elders in de industrie is genoeg groei en de arbeidsmarkt is krap. Maar ik kijk natuurlijk wel mooi uit.

FD

Vaccinatievangen

Het is vaccinatiedrang. Of misschien zelfs vaccinatiedwang. Ik snap het verschil niet zo goed, maar betalen voor een coronatoegangstest, omdat je nog steeds je gratis vaccins niet hebt gehaald, is blijkbaar schandalig.

Mij lijkt het juist een prima idee. Malle denkbeelden hebben mag in dit land, maar als je vanwege een of andere persoonlijke hersenkronkel geen vaccin wil, dan ‘nudgen’ we je toch graag de goede kant op. Jezelf en anderen in gevaar brengen (de R loopt weer op deze week) krijgt dan een echte prijs.

Schenden we daarmee grondrechten? Welnee, de overheid geeft ook geen brommerhelmen cadeau. En verplichte veiligheidsgordels worden door de autokoper gewoon zelf betaald.

Maar mensen de goede kant op nudgen kan ook op een positieve manier. Naast drang en dwang krijgen we dan ‘vaccinatievang’. Wie zich laat prikken mag vangen. Laten we zeggen: €100 per prik, uitbetaald na volledige vaccinatie. Stuur prikbussen naar Urk, de Bijlmer en Delfshaven en geef ze behalve vaccins ook een stapel bankbiljetten mee. Op kosten van de belastingbetaler, die veel liever betaalt voor vaccinaties dan voor laffe toegangstesten.

FD

Gevoelloos onderwijs

Ik mocht een reeks colleges geven aan een Amsterdamse universiteit. Geweldig natuurlijk, want niets is zo leuk als met jonge mensen praten over onderwerpen waar je zelf enthousiast over bent.

Maar toen kwam corona en moest het allemaal online. Ik heb echt mijn best gedaan, maar terwijl ik mezelf hees zat te praten voor mijn laptopje, wist ik zeker: dit is voor niemand leuk. Laat staan leerzaam. Ja, je kunt het oppimpen met onlinequizjes en groepsdiscussies. Maar er ontbreekt iets essentieels als je elkaar niet in de ogen kunt kijken.

Zo voelde het voor mij, en nieuw Amerikaans onderzoek bevestigt dat gevoel. Analyse van de studieresultaten van vijftienduizend studenten van een niet met naam genoemde universiteit laat zien dat, vergeleken met online colleges, fysiek onderwijs tot hogere cijfers, minder uitval en meer geslaagden leidt.

Daarom is het fantastisch dat het onderwijs nu weer grotendeels fysiek van start gaat. Ja, er zijn risico’s en nieuwe uitbraken liggen op de loer. Dan liever nog maar even wachten met de festivals en toch maar geen publiek op Zandvoort. Alles beter dan nog een jaar gevoelloos onderwijs.

FD

Oude politiek

De twee miljard van Rutte, het is een politiek cadeau dat de oppositie al vier jaar lang telkens opnieuw uitpakt. ‘Moet je kijken wat we hier vinden! Zomaar twee miljard euro! En weet je wat Rutte ermee wil doen? Schande!’

Het geld komt van de lastenverzwaring voor bedrijven die het kabinet de afgelopen jaren doorvoerde. Een deel daarvan zou terugvloeien naar het bedrijfsleven. Eerst via afschaffen van de dividendbelasting, toen als ‘baangerelateerde investeringskorting’, daarna als verlaging van de winstbelasting. Het ging allemaal niet door, want schandalig en oneerlijk.

De BFF’s PvdA en GroenLinks eisen dat de miljarden nu worden ingezet voor koopkrachtstijging. Er moet een lastenverlichting komen voor de burger, want die gaat er volgens de laatste CPB-berekeningen volgend jaar niet op vooruit, en ook dat is een schande. Dat de koopkracht in recessiejaar 2020 juist met 2,5% steeg, terwijl de economie 3,8% kromp, vergeet men bij de proto-fusiepartij dan maar even.

Meer geld voor de mensen! Hogere koopkracht! De nieuwe politiek van GroenRood lijkt verdacht veel op de oude.

FD

Het is jammer, maar onbenut arbeidspotentieel gaat de arbeidskrapte niet oplossen

De werkloosheid is extreem laag. Slechts 306.000 mensen zoeken actief naar werk en kunnen direct beginnen. Dat is niet genoeg om de 327.000 vacatures op te vullen. Zo krap was de arbeidsmarkt nog nooit.

Wat te doen? Probeer geen werkloze te vinden voor uw vacature, maar zoek naar een niet-werkloze. Er zijn genoeg Nederlanders die best aan het werk willen, maar die net niet onder de strenge CBS-definitie van ‘werkzoekende’ vallen. Dit ‘onbenutte arbeidspotentieel’, zoals het CBS het noemt, zou zelfs uit meer dan een miljoen mensen bestaan! Het FD tipte werkgevers om op zoek te gaan naar die ‘één miljoen mensen die (meer) kunnen of willen werken’. De Volkskrant noemde de krapte zelfs ‘een mythe’, omdat er nog zoveel mensen aan de kant staan.

Was het maar waar. Natuurlijk is het een prima idee als werkgevers op zoek gaan buiten het kringetje van direct beschikbare en zelfzoekende werklozen. Maar daar zijn er echt geen miljoen van in Nederland.

(klik voor groter)

Laten we dat getal eens afpellen. Het onbenut arbeidspotentieel bestaat uit vier verschillende groepen. Allereerst de officiële werkzoekenden (‘de werkloosheid’). Dat waren er in het tweede kwartaal ruim 300.000. Zijn die allemaal ‘onbenut’? Ik denk het niet. Veel van hen zitten kortdurend tussen twee banen. Ze zijn bij de ene baas gestopt en zoeken naar een andere. Het is belangrijk dat ze daar even de tijd voor nemen, want zo ontstaat een betere match op de arbeidsmarkt en daarvan profiteert de hele economie. Kortdurende werkloosheid is in die zin productieve tijdsbesteding. Deze ‘frictiewerkloosheid’ zoals economen het noemen, is bovendien onvermijdelijk, ongeacht de krapte van de markt.

Momenteel zijn er 207.000 mensen kortdurend werkloos, waarvan iets minder dan de helft minder dan drie maanden en iets meer dan de helft minder dan een jaar. Het lijkt er dus op dat het grootste deel van de werkzoekenden frictiewerkloos is. Bovendien is bijna een kwart van de werklozen jonger dan 20 jaar. Die zoeken eerder een bijbaantje dan echt werk. Dat geldt waarschijnlijk ook voor de 2,5% 65-plussers.

Met de officiële werkzoekenden redden we het dus niet. Maar er zijn ook 165.000 mensen die wel actief zoeken naar werk, maar niet per direct kunnen beginnen. Is dat dan geen mooie arbeidspool? Een deel daarvan misschien wel, dus probeer ze vooral te vinden, maar uit eerder onderzoek van het CBS bleek dat deze groep vaak een goede reden heeft om niet snel te kunnen beginnen. Omdat ze nog op school of universiteit zitten, bijvoorbeeld. Of op een lange reis zijn gegaan, maar alvast solliciteren. Sommigen zijn ziek. Anderen zitten vol in het vrijwilligerswerk.

De volgende groep dan: er zijn 216.000 mensen die wel direct kunnen beginnen, maar niet actief naar werk zoeken. Dat is wellicht de meest kansrijke groep om te benaderen. Een deel (79.000) zegt ontmoedigd te zijn, omdat solliciteren in het verleden weinig opleverde. Die zijn misschien op andere gedachten te brengen met een direct aanbod van werk en bijscholing. De rest van deze groep is misschien gewoon niet zo gemotiveerd om te zoeken. Opdeling naar leeftijd van deze ‘niet-ontmoedigde niet-zoekers’ laat zien dat meer dan de helft ouder dan 65 jaar of jonger dan 25 jaar is. Ze zeggen desgevraagd best wat te willen werken, maar echt noodzakelijk is het blijkbaar niet voor hen. Of deze groep de krapte op de arbeidsmarkt gaat oplossen? Ik betwijfel het.

En dan zijn er nog de deeltijders die meer uren willen werken. Maar liefst 354.000 daarvan kunnen daarmee zelfs per direct beginnen. Dat is de grootste groep binnen het onbenut arbeidspotentieel. Maar deze mensen werken dus al, en zijn niet per stuk als extra arbeidskracht aan te merken. Uit eerder CBS-onderzoek bleek dat deze groep gemiddeld 12 uur extra zou willen werken. Dat is aanzienlijk, maar voor een fte heb je dan drie werkwillige deeltijders nodig. Zo berekend komt het onbenut arbeidspotentieel van de deeltijders op ruim 100.000. Daarvan is pakweg 20% zzp’er, zo leert ander onderzoek. Dat zijn dus ondernemers die graag meer omzet zouden maken. Valt dat ook onder onbenut arbeidspotentieel?

Er is nog een probleem met dit deeltijdcijfer. Er zijn namelijk ook veel werknemers die juist minder willen werken. Maar liefst 662.000 mensen koesteren die wens. Zou je die groep dan eigenlijk niet van het onbenut arbeidspotentieel moeten aftrekken? Nee, doe maar niet, want dan blijft er helemaal niets van dat miljoen over.

(eerder in FD)

Naar netto nul dankzij verhandelbare Hiemstra-rantsoenen en een hoge CO2-prijs

Na de publicatie van het nieuwe IPCC-rapport zal weldenkend Nederland toch wel doordrongen zijn van de ernst van het klimaatprobleem. Er zijn vast nog wat struisvogels die hun kop juist dieper in het zand steken, maar het probleem is nu helder.

En de oplossing ook: de netto uitstoot moet snel naar nul. Stop met verbranden van kolen, olie en gas (in die volgorde) en zorg dat onvermijdbare uitstoot wordt opgeslagen of gecompenseerd. In 2050 moet dat doel zijn bereikt, vinden al meer landen. Maar hoe dan? Hoe komen we van nu naar netto nul in 29 jaar?

Je zou eigenlijk een mechanisme moeten hebben dat groene investeringen automatisch rendabel maakt, fossiel vanzelf uit de markt prijst en consumenten nudget richting fossielvrije bestedingen. Het goede nieuws: dat mechanisme is er. Het heet ‘prijsmechanisme’; geef CO2- uitstoot een prijs en de markt doet het werk.

Dat is echter niet de meest intuïtieve aanpak. Want waarom met prijzen de hoeveelheid uitstoot beteugelen, als je die hoeveelheid ook direct kunt aanpakken? Een begrijpelijke gedachte, die afgelopen week in het FD door weer- en klimaatexpert Gerrit Hiemstra werd uitgedragen: ‘Misschien moeten we iedereen een quotum aan fossiel opgewekte energie geven dat elk jaar minder wordt’, zei de meteoroloog. ‘Als het op is, is het op.’

Maar hoeveelheidsregulering heeft grote nadelen. Neem de meest simpele manier om het doel van nul in 2050 in beleid om te zetten: verbied gewoon de uitstoot vanaf dat jaar. Dat is duidelijk en lijkt simpel afdwingbaar. Maar zo’n verbod doet niets om de transitie naar een emissieloze economie te begeleiden. Iedereen moet snel naar nul, ongeacht kosten en baten. Het is bovendien juist niet afdwingbaar. Als het 2049 wordt en een groot deel van de maatschappij blijkt nog steeds CO2 uit te stoten, zal de politiek de deadline verlengen.

Dat laatste probleem is minder groot in het voorstel van Hiemstra. Met een jaarlijks afnemend persoonlijk rantsoen begeleid je een deel van de burgers richting nul. Maar alleen voor wie het rantsoen bindend is. Mensen met een relatief laag energieverbruik zullen lange tijd geen prikkel voelen om nog zuiniger te doen. Ongebruikt rantsoen is waardeloos. Het nuttige principe dat de meest rendabele energiebesparing het eerst wordt uitgevoerd, krijgt geen kans om te werken, want CO2 krijgt geen prijs.

Dat laatste is niet helemaal waar, want wie meer gebruikt dan het rantsoen zal moeten worden gestraft. Waarschijnlijk met een boete. Ongemerkt kunnen kwaadwillenden zo hun plicht afkopen. CO2 krijgt toch een prijs, maar alleen voor wie het systeem wil saboteren.

Maak die prijs dan liever expliciet. Dat is niet ingewikkeld: voer de Hiemstra-rantsoenen in, maar laat mensen overschotten en tekorten met elkaar verhandelen. Voorkomen van uitstoot is dan voor iedereen rendabel. In Europa doen we dat al zo voor grote verbruikers, en de ervaringen met deze emissiehandel zijn (na een moeilijke start) hoopgevend. Er is op de markt voor emissierechten wel een goede marktmeester nodig en speculatie ligt op de loer. Ook is het onbevredigend dat aanvullend klimaatbeleid in principe leidt tot een lagere CO2-prijs, en dus tot meer uitstoot elders. Maar dat probleem is met slimme interventies deels op te lossen.

Het prijsmechanisme is dus ook bij rantsoenering onmisbaar. Waarom dan niet nog een stap verder gaan en CO2-uitstoot direct belasten? Daar valt veel voor te zeggen. Een nadeel is dat je nooit zeker weet welk tarief nodig is om de doelstelling (nul in 2050) te bereiken. De kans op een te lage (of te hoge) prijs is groot. Bij emissiehandel heb je dat probleem niet.

Maar, ho even! Waarom moet het met een prijs en een belasting? Waarom slecht gedrag beprijzen, als je ook goed gedrag kunt belonen. Een uitstootreductie-subsidie doet hetzelfde en klinkt zoveel vriendelijker. Dat klopt op zich, maar het principe van ‘de vervuiler betaalt’ is voor veel mensen toch belangrijk. Bovendien: met een subsidie maak je energiegebruik in het algemeen goedkoper. Energiebesparing wordt daarmee minder noodzakelijk.

Nee, met subsidies halen we netto nul in 2050 niet. Wel met Hiemstra-rantsoenen, mits die goed verhandelbaar zijn en er een echte CO2-prijs ontstaat. En anders moet het toch gewoon met een forse CO2-belasting.

(klik voor grote versie)

FD

Lessen van corona: mijn tien (voorlopige) tegelwijsheden

Is het nog te vroeg om lessen te trekken uit de coronacrisis? Ongetwijfeld, maar ik doe het toch.

(klik voor groot)

1. Goed voorbereid maakt arrogant
Welke landen zijn het best voorbereid op een pandemie? De opstellers van de Global Health Security Index wisten het wel, eind 2019. Op nummer 1 zetten ze de VS, op 2 het VK en op de 3e plaats kwam Nederland. Maar toen corona uitbrak waren juist deze drie landen kwetsbaar. Men geloofde te lang in de eigen onfeilbaarheid en probeerde de crisismaatregelen door de bestaande structuren te persen. Het idee ‘wij kunnen dit’ bleek geen kracht, maar een zwakte.

2. Verlies van geld én leven
Een andere les: er is geen simpele afruil tussen economie en gezondheid. Zowel het idee dat we de economische schade kunnen beperken door de lockdown beperkt te houden, als het idee dat een strenge lockdown zorgt voor een diepere recessie, kan naar de vuilnisbelt. Onderzoek laat keer op keer zien dat softe maatrelen zorgen voor een heftigere uitbraak van het virus en dus voor meer economische schade. Hard ingrijpen redt levens én geld.

3. Voorkomen is echt beter dan genezen
Eliminatie van het virus of groepsimmuniteit? Sommige landen kozen voor het eerste en spijkerden het land hermetisch dicht, de meeste gingen voor optie twee en lieten het virus ‘gecontroleerd’ rondgaan, net binnen de capaciteit van de zorg. De evaluaties zijn duidelijk: de eerste groep deed het beter. Er vielen minder doden, de economie deed het beter en zelfs de ‘vrijheid’ was er uiteindelijk bij gebaat.

4. Exponentieel groeiende kosten
Vraag een econoom een keuze te maken en hij of zij pakt de rekenmachine voor een kosten-batenanalyse. Ook tijdens corona probeerden economen de kosten en de baten van de lockdown te vergelijken, maar bij een virusuitbraak heeft dat geen zin. Zonder maatregelen verspreidt zo’n virus zich exponentieel. Er komt dus altijd een moment dat de baten van de lockdown de kosten overstijgen. De vraag is: kies je dat punt bij een lage verspreiding (dus grijp je vroeg in), of wacht je tot de epidemie uit de hand is gelopen?

5. Sterke banken, korte crisis
De zwaarste recessie ooit werd in 2020 gevolgd door het sterkste herstel ooit. De coronarecessie was extreem diep, maar ook extreem kort. Een van de redenen van het snelle herstel: het was een crisis zonder bankencrisis. Dankzij hogere buffers (afgedwongen na de kredietcrisis) bleven de banken goed overeind.

6. Digitaliseer of besta niet meer
Goed internet zorgde dat Nederland kon thuiswerken en thuiswinkelen. Nu snel uitrollen van glasvezel en 5G lijkt daarom een no-brainer, maar op dat gebied loopt Nederland zeker niet voorop. En ook ons mkb blijkt volgens onderzoek weinig zin te hebben in de digitale transformatie. Tijdens corona hebben we ons lesje wel geleerd, hopelijk.

7. Jongeren genegeerd
Scholen moesten dicht om de ouders tot thuiswerken te dwingen. Mbo’ers kregen geen praktijkonderwijs. Hoger onderwijs sloot de deuren, terwijl de winkels openbleven. Werkende jongeren namen zo ongeveer de gehele stijging van de werkloosheid voor hun rekening, want hun flexcontract was minder waard dan de banen van ouderen. Jongeren mochten niets, terwijl ze zelf het minste last van het virus hadden. Als dank zetten we ze achteraan de vaccinatierij en krijgen ze de schuld van de vierde golf.

8. Tijdelijke staatssteun bestaat niet
NOW, TOGS TVL, TOZO, de overheid was net zo gul met geld als met afkortingen (al had de TOZO wel wat ruimer gemogen). Maar staatssteun is verslavend, zowel voor de ontvanger als voor de gever. De steun werd telkens verlengd en de SER wil NOW en TOZO zelfs permanent maken.

9. Geen files
We reden 16% minder in de auto en opeens stond er 100% minder file. Laat dat een les zijn voor iedereen die denkt dat een slimme spitsheffing betekent dat we ‘betaald in de file’ staan. Kleine zetjes kunnen juist groot gevolg hebben. Corona was het ultieme experiment: nu weten we zeker dat rekeningrijden werkt.

10. Alles pakt anders uit…
… ook als je daar rekening mee hield. Vrij naar de Wet van Hofstadter en tijdens corona meer waar dan ooit. Het virus heeft ons telkens verrast en de gevolgen voor de economie waren ook telkens onvoorspelbaar. Dat is misschien wel de belangrijkste les: trek niet te vroeg definitieve lessen en houd je opties open.

FD

Gevaarlijk geld

Voor een filmpje moest ik €50 pinnen en dan weet je wel hoe het gaat. Het moest over. Toen nog een keer. Een keer van dichtbij. Een keer ver af. Nog een paar keer voor de zekerheid. Zo had ik uiteindelijk acht briefjes van vijftig. Contant, chartaal, cash geld. Ik deed het al een jaar of drie zonder cash, maar opeens had ik veel doekoe.

Wat er toen gebeurde zal u verbazen, want het was in strijd met alle empirische en theoretische kennis die we hebben over het gebruik van contant geld: ik gaf de biljetten razendsnel uit. In de boekwinkel kocht ik boeken, tijdschriften en een leesbril die ik niet nodig had. Zo ging het ook in andere winkels. Ik had gratis geld te besteden. Geen centje pijn, want het was toch al afgeschreven van mijn rekening.

De Nederlandsche Bank, het Nibud, de Consumentenbond, ze willen dat contant geld gratis beschikbaar blijft voor iedereen. De ‘betaalpijn’ van echt geld is groot dus mensen geven het gedisciplineerder uit. Maar zou dat niet een generatie-ding zijn? Wie eenmaal aan digitaal geld gewend is, geeft juist cash veel te gemakkelijk uit. Contant geld is gevaarlijk. Weg ermee!

FD

Gekke gekte

Gekte op de huizenmarkt. Prijzen stijgen met bijna 20%, wie wil kopen moet overbieden en eenverdieners of starters zonder jubelton komen er helemaal niet meer tussen. Het allerergste: rijke huiseigenaren worden nog rijker, arme huurders vissen achter het net.

In het problemenrubriekje van de Volkskrant klaagt een volwassen zoon van bewust hurende ouders over het mislopen van de erfenis. Zijn vrienden lopen straks binnen op de bakstenen van pa en ma. Hij krijgt niks. ‘Ik wil mijn ouders duidelijk maken dat ik ze dit kwalijk neem.’

Dat is de echte gekte op de huizenmarkt: niet de prijsstijging, maar het idee dat beleggen in vastgoed tot zekere winsten leidt, de misvatting dat huizenprijzen altijd stijgen en dat je alleen vermogen kunt opbouwen als je een huis koopt.

Vraag het de mensen die in 1979 een huis kochten. Of praat eens met huizenkopers uit 2007. Zij stonden jarenlang op verlies en als ze moesten verkopen was er voor de kinderen geen erfenis. Op de piek van de markt lijkt winst op vastgoed een zekerheidje. Vermogensaanwas zonder risico’s. Maar als de zeepbel knapt lachen de arme huurders in hun vuistje.

FD