Goud is gestold angstzweet

Je krijgt er vandaag de dag zo’n 25.000  euro per kilo voor.  Maar wat heb je aan goud? Feitelijk niets. Goud is gestold angstzweet. Het is de economische dood.

Maar dat is niet wat de goudverkopers ons willen doen geloven. De World Gold Council, een lobbyclub van goudmijnen, roept al jaren dat goud de perfecte belegging is. Waardevast, veilig en niet manipuleerbaar. Papiergeld wordt waardeloos als centrale banken er te veel van drukken, bankrekeningen verdwijnen als de bank omvalt, en aandelen worden waardeloos bij faillissement. Goud heeft daar geen last van. En als het echt eng wordt graaf je een klein gat in de tuin en verstop je je hele vermogen.

Alleen goud vertegenwoordigt echte waarde, weten alle goudbeleggers. Alleen goud beschermt tegen inflatie. Bankbiljetten of girorekeningen zijn alleen wat waard als we allemaal in die waarde geloven. Maar dat vertrouwen is broos. Als morgen de banken op de fles gaan, betalen we weer met goud.

Over de nadelen zijn de echte gold bugs  meestal minder breedsprakig. Dat je op goud geen cent rente ontvangt, bijvoorbeeld, terwijl je er in Nederland wel 1 ,2  procent per jaaraan vermogenswinstbelasting over moet betalen. Of dat je met goud in huis een aantrekkelijke prooi voor inbrekers wordt.

De truc om goud onderin een pak roomijs in de vriezer te bewaren kent het dievengilde inmiddels ook. Goud smelt bij 1062  graden – ongeveer de temperatuur van een oranje vlam. Na een flinke binnenbrand moet je dus op zoek naar gestolde gouddruppels.

Het belangrijkste nadeel van goud is dat de waarde ervan – net als bankbiljetten – gebaseerd is op gewoonte en vertrouwen. Dat blijkt al uit de certificaten en stempels waarmee goudverkopers de echtheid van hun metaal aantonen. Blijkbaar is het papier toch betrouwbaarder dan het goud zelf.

Uiteindelijk is de waarde van goud op niets anders gebaseerd dan het vertrouwen dat iemand anders er in de toekomst iets voor over heeft. Daarin verschilt het niet van bankbiljetten of bankrekeningen.

Geen wonder, want goud is goed beschouwd een behoorlijk nutteloos metaal. Het is zacht en zwaar en heeft daarom niet veel praktisch nut. Het roest niet, dat is een positieve kant van goud. Daarom is goud handig om een holle kies mee te vullen – hoewel daar tegenwoordig ook moderne materialen voor zijn. Het geleidt elektriciteit goed (maar niet zo goed als zilver), dus voor zeer hoogwaardige elektronische toepassingen komt goud soms van pas. Verder reflecteert goud zichtbaar en infrarood licht goed. Het wordt daarom wel als beschermlaagje op ruimtehelmen aangebracht. Om dezelfde reden worden satellieten beschermd met een zeer dun laagje goud.

Veel ander nut heeft het niet. Zelfs voor het maken van draagbare juwelen is goud niet echt geschikt. Het metaal is eigenlijk te zacht om er in pure vorm juwelen van te maken. Gouden juwelen bestaan dan ook meestal uit een legering van goud en bijvoorbeeld zilver of koper.

Waarom is dan toch zo veel vraag naar? Het antwoord is dat de goudmarkt zich voedt met de angst van miljoenen beleggers. De beste eigenschap van goud is dat het er bijna niet is. Al het goud dat in de afgelopen duizenden jaren boven de grond is gehaald, is bij elkaar niet meer dan een kubus van pakweg twintig meter hoog, breed en diep. Goud is zeer schaars. En houdbaar. Dat is precies de combinatie  waar bange mensen naar op zoek zijn. Je kunt er heel goed niets mee doen. Je kunt het wegstoppen en wachten op betere tijden.

Daarom is goud de economische dood. Vermogen dat in  goud zit kan niet worden gebruikt om te investeren, om te ondernemen, of om te genieten. Vandaar dat je ook geen rente ontvangt op spaargeld in goud. Het is morsdood kapitaal waar niemand iets aan heeft. Waardeloos