Geef ministers opslag

Het jaar van Piketty wordt in Nederland afgesloten met een toepasselijk staaltje van nivellering. De Wet Normering Bezoldiging Topfunctionarissen werd dinsdag door de Eerste Kamer aangenomen. Met ingang van 1 januari 2015 mogen werknemers bij de semi-overheid niet meer verdienen dan een minister.

Minister Ronald Plasterk van Binnenlandse Zaken kan eindelijk een succesje claimen. Zijn superprovincie kwam er niet, maar aan het zakkenvullen op kosten van de belastingbetaler heeft hij toch mooi een einde gemaakt.

Vanaf volgend jaar zullen topbestuurders in publieke functies niet meer dan de € 178.000 van een ministersalaris verdienen, schreven veel kranten en nieuwssites. Hola, hoor ik u denken, verdient een minister € 178.000? Nou nee, het echte salaris ligt een stuk lager, op € 144.000 per jaar. Alleen door daar de onkostenvergoeding en het werkgeversdeel van de pensioenbijdrage bij op te tellen, kom je op € 178.000.

Een minister verdient dus bruto € 144.000 per jaar. Na belasting blijft daar zo’n € 77.000 van over. Per maand krijgt een minister zo’n € 6500 op z’n bankrekening gestort.

Nee, dat is helemaal niet weinig. Een minister is niet zielig. Maar het is ook niet veel. Tien jaar geleden schreef de Commissie Dijkstal een rapport over de hoogte van salarissen bij de overheid. Daarin werd een vergelijking gemaakt met andere landen. Een Nederlandse minister verdient minder dan zijn collega’s uit Duitsland, Frankrijk en België. Zelfs in het egalitaire Zweden en Denemarken neemt een minister meer mee naar huis.

In 1970 verdiende een minister € 49.455 per jaar. Om de stijging van het algemeen prijspeil bij te houden, zou dat salaris nu € 216.000 moeten bedragen. Dat is € 72.000, of precies 50%, meer dan het werkelijke salaris. Ook ten opzichte van de lonen in de marktsector is het inkomen van de minister fors achtergebleven. Maar jezelf opslag geven is politieke zelfmoord, weten de ministers. Dus ze laten het maar zo.

Nee, ik vind ze nog steeds niet zielig. Het ministerschap is al lang geen levensvullende baan meer, maar eerder een tijdelijk corvee voor bestuurders die aan carrièreplanning doen. Een paar jaar leven van € 144.000, daar wordt niemand slechter van.

Maar nu Plasterk het ludiek lage ministerssalaris verheft tot norm voor de hele (semi)publieke sector, wordt het wel een probleem. Wie weinig betaalt, krijgt ook weinig kwaliteit. Wie denkt dat ziekenhuizen, musea en wetenschapsinstellingen voor minder salaris net zo veel kwaliteit kunnen inkopen, houdt zichzelf voor de gek.

De wet is aangenomen. Daar valt niets meer aan te doen. Dan moet het ministersalaris maar omhoog, om te beginnen met 30%, zoals de Commissie Dijkstal in 2004 al voorstelde. Dat is politieke harakiri, maar Plasterk heeft het er zelf naar gemaakt.

 (deze column verscheen eerder in het FD)