Eindejaarsfeuilleton 2011: De Blokhut

In 2011 schreef ik mijn eerste Eindejaarsfeuilleton voor het FD. Dit jaar mag ik voor de zevende maal even helemaal los op het nieuws en de onzin van afgelopen jaar. Heerlijk om te doen, want hoe vaak krijg je de kans als journalist om volslagen fictie in de krant te krijgen? 

Voor wie het leuk vindt, zet ik de komende dagen mijn oude feuilletons op deze blog. Hieronder de eerste uit 2011. De eurocrisis was volle hevigheid uitgebarsten en leek door het totale gebrek aan politieke daadkracht van de Europese leiders, nauwelijks oplosbaar. De Europese Centrale Bank stond nog aan de zijlijn. Het “Whatever it takes” van Mario Draghi had nog niet geklonken. De situatie zag er hopeloos uit. 

 

De Blokhut (Eindejaarsfeuilleton FD 2011)

Deel 1: Naar de Poolcirkel

Wat is erger, de kou of de honger? De kou trekt uit de houten vloer waarop ik zit, steeds verder mijn lijf in. De honger zit van binnen en knaagt aan mijn ingewanden. Ik ben niet de enige die er zo bij zit, in deze blokhut die al meer als een doodskist voelt.

Om mij heen zitten zestien mannen en vrouwen. Allen even hongerig en koud. Nou ja, de Italiaan zal het nog kouder hebben, in zijn dunne maatpak. Zijn laatste maaltijd was minstens drie dagen geleden. Te horen aan haar zware gesnurk kan mijn grote Duitse vriendin de kou en honger nog wel lijden.

Maar ik kan niet slapen. Wat doen we hier, zeventien armzalige Europeanen? Wie heeft dit bedacht? Het antwoord is pijnlijk: ik was het zelf die de rampzalige expeditie op touw zette. Samen met de redactie van deze krant. Als ik mijn ogen sluit ben ik weer terug op die redactievergadering ergens begin december…

“We nodigen uit ieder euroland een burger uit voor een bijeenkomst over de toekomst van Europa”, stel ik enthousiast voor. De rest van de vergadering vindt het een prachtig idee. We kiezen een afgelegen plek buiten het eurogebied: een blokhut in de sneeuw van Noorwegen, net onder de poolcirkel.

Daar zullen we, buiten bereik van telefoon of internet, over de euro praten en onze Europese idealen herontdekken. Na een oproep op twitter hebben we de zestien Engelssprekende vrijwilligers zo bijeen. Ik ga zelf mee namens Nederland.

Het is geen gratis reisje. Vervoer wordt geregeld, maar de deelnemers moeten zelf voor eten zorgen. Bovendien zal iedereen specialiteiten uit zijn of haar land meenemen, om op oudejaarsavond met een groot diner het tienjarig bestaan van de eurobiljetten en -munten te vieren.

Er gaat een lange brief uit met instructies over voedsel, kleding en schoeisel. Alle deelnemers moeten schriftelijk beloven zich aan de strenge regels te houden.

Met kerst treffen we elkaar op het vliegveld van Oslo. Vandaar gaat het per bus de poolnacht in. We zijn bijna compleet. Alleen de Griekse deelnemer is niet komen opdagen.

Ik kijk rond in de bus en zie een divers gezelschap. De keurig geklede Italiaan is naast de mooie Spaanse gaan zitten. De kolossale Duitse dame, gekleed als een advertentie voor bergsportartikelen, met donzen jas, gevoerde broek en enorme bergschoenen, zit naast de magere Slowaak.

Achterin zie ik de vrolijke Ier praten met de jonge vrouw uit Slovenië. Voorin de bus staat de kleine Fransman. Hij is druk in gesprek met de chauffeur. Uit zijn Engels met dik accent maak ik op dat hij een kortere weg naar de blokhut weet. De norse chauffeur negeert zijn aanwijzingen.

Ik zit zelf naast een zwijgende Fin in volledig winteruniform. Hij heeft zijn warme muts en dikke wanten aangehouden. De krant heeft mij ook in degelijke winterkleding gestoken. Gelukkig maar, want de laatste tien kilometer naar de blokhut zullen we te voet afleggen. Door de sneeuw.

Ik kijk om naar de Italiaan in zijn maatpak, en zie aan zijn voeten dunne zomerschoentjes. Geen sokken. Zou hij de instructies niet hebben gelezen?

 

De Blokhut

Deel 2: De Duitse hutkoffer

De eerste kilometers die we te voet afleggen, kunnen we het spoor van een sneeuwscooter nog volgen. Daardoor schieten we flink op. De Ier zet er stevig de pas in en loopt voorop. In zijn kielzog de rappe Italiaan, die opgewekt rondjes cirkelt om de mooie Spaanse. Ze dragen allebei een kleine schoudertas. De Portugees probeert aansluiting te krijgen bij de kopgroep. In zijn hand een plastic tas van het vliegveld.

Ik loop er een flink stuk achter. Mijn enorme rugzak is zwaar en mijn bergschoenen zakken weg in de sneeuw. Ik richt mij op de Fin en de Oostenrijker vlak voor mij. Zij hebben meer sneeuwervaring en dragen hun minstens even grote rugzak met meer gemak.

Achter mij loopt de Duitse dame. Zij sleept een gigantische hutkoffer met zich mee, die haar pas flink vertraagt. De Fransman doet een charmante poging haar te helpen. De kopgroep verdwijnt al verder uit het zicht.

De laatste kilometers naar de blokhut zijn een ware martelgang. Voor de kopgroep omdat ze met hun dunne zomerschoentjes door een halve meter sneeuw moeten ploegen — de sneeuwscooter nam hier een andere weg. Voor de zwaarbepakte achterblijvers omdat die tot voorbij hun knieën in de verse sneeuw wegzakken.

Uiteindelijk bereiken we de hut. De Sloveense heeft in een mum van tijd het haardvuur aan. De Italiaan laat zijn voeten ontdooien. Iedereen zakt tevreden weg in de stoelen en banken rond het vuur. Tijd om te eten!

De Fransoos wil wel koken. Allemaal leveren we wat van onze meegebrachte proviand in. De hutkoffer van de Duitse blijkt tjokvol Duitse worsten te zitten, waarvan we er een paar roosteren boven het vuur. De Ier pakt een dozijn ‘Crubeens’ uit zijn tas, de traditionele gekookte varkenspoten, die de meesten van ons beleefd afslaan.

De Portugees heeft nauwelijks eten meegenomen. Alleen een paar repen chocolade, die hij op het vliegveld kocht. Vreemd, denk ik. Heeft hij dan niet gelezen dat we hier voor ons eigen eten moeten zorgen? De Italiaan brengt een kilo pasta in. Ik krijg de indruk dat er niet veel meer in zijn tas zit. En de Spaanse draagt een half brood bij. Ik zie wat scheve gezichten, maar als de Fransman zijn meegebrachte flessen wijn opentrekt, is dat snel voorbij. Het is laat als we de slaapzolder opzoeken.

De volgende ochtend wacht ons een verrassing: gebrul van een sneeuwscooter en dan een klop op de deur. De Griek is toch gekomen! Hij had de vlucht gemist, maar heeft zich in het volgende vliegtuig weten te praten.

Beneden aan de berg heeft hij net zo lang bij een Noor gezeurd tot die hem naar de hut bracht. Dat is een beetje vals spelen, maar we heten hem toch van harte welkom.

Maar waar is zijn bagage en proviand? “Mijn spullen staan nog beneden”, legt de Griek uit. “Ik heb zo veel lekker eten meegenomen, dat kon niet in één keer mee. Ik laat het snel brengen.”

Dat is mooi, want ik heb inmiddels onze voedselvoorraad geïnventariseerd, en het is veel minder dan gedacht.

 

De Blokhut

Deel 3: Honger

Hoe weinig eten we eigenlijk hebben, blijkt die avond al. De Fransman gaat weer koken en wil de hutkoffer met Duitse worsten openen. Maar die zit opeens op slot. “Eerst maar eens horen hoe jullie het voedseltekort willen oplossen”, zegt de Duitse dame kortaf. “Pas dan gaat het slot er weer af.”

Haar woorden leiden tot opgewonden rumoer. Er ontstaat direct een fikse ruzie over wie er zijn voorraad moet afstaan voor de maaltijd. De Ier biedt gul zijn gekookte varkenspoten aan, maar de groep slaat dat aanbod af. Verder komt niemand over de brug. We gaan hongerig en boos naar bed, met de afspraak om morgen over het probleem te vergaderen.

Niemand slaapt goed die nacht. Vanwege de honger, maar ook omdat er continu gefluister opstijgt uit het bed van de Duitse. Het klinkt als druk overleg, maar met wie praat ze? ’

’s Ochtends is haar bed leeg en als we beneden komen, zit ze samen met de Fransoos aan tafel. “We zijn er uit”, kondigen ze tevreden aan. “Zo gaan we het doen.”

Dan volgt een ingewikkelde uitleg over rechten en plichten, schuld en boete. Uiteindelijk komt hun plan hierop neer: iedereen met voedsel zal daarvan een klein beetje in een speciale trommel doen, die beheerd wordt door een van de aanwezigen. (De Luxemburger biedt zich meteen aan als vrijwilliger.)

Wie hongerig is en zelf geen eten meer heeft, mag iets uit deze noodtrommel pakken. Maar alleen als hij of zij eerst buiten minstens een mand hout hakt of sprokkelt voor het vuur. Voor wat hoort wat.

“Tjonge, wat overdreven,” moppert de Portugees. De Italiaan en de Spaanse zien het ook niet zitten. Maar de Duitse dame houdt voet bij stuk. Even later loopt een groepje dun geklede Zuid-Europeanen met zaag en bijl de poolnacht in. De Ier blijft zitten, maar als we hem vertellen dat varkenspoot echt geen voedsel is, hobbelt hij toch achter de anderen aan. De Griek zegt lachend dat zijn enorme voedselvoorraad elk moment gebracht kan worden. Maar daar trappen we niet in. Ook hij wordt de snijdende kou in gestuurd.

Er wordt die dag in twee groepen gegeten. Aan mijn kant van de tafel ruilen we Duitse worst voor Hollandse kaas, Franse wijn voor Oostenrijkse chocolade en Finse zalm voor Sloveense ham. Aan het andere eind zit een groepje verkleumde houthakkers achter een armzalig plakje worst en een snippertje vis. ’s Nachts rommelen hun magen zo hard dat de anderen er wakker van worden. Het is niet bevorderlijk voor de sfeer op de slaapzolder en er vallen harde woorden.

De stemming daalt naar het nulpunt als de volgende ochtend blijkt dat een van de houthakkers de deur niet goed heeft dichtgedaan. Er zijn beesten in de blokhut geweest! Waarschijnlijk ratten, want de deur van de voorraadkast staat op een kier en de kaas, vis, ham en al het andere voedsel is aangevreten. Ze hebben zelfs een gat weten te knagen in de hutkoffer, en zijn er met een flink deel van de worst vandoor gegaan.

Buiten is inmiddels een stevige sneeuwstorm opgestoken.

 

De Blokhut

 Deel 4: Het Einde

Nu heeft bijna iedereen honger. De Duitse dame knabbelt bij wijze van ontbijt wat op een aangevreten worst. Ik peuzel van de restjes van mijn edammer kaasje. De Fin heeft nog een laatste stukje zalm gevonden. De rest kijkt watertandend toe. Er is maar één oplossing: vergaderen!

Dit wordt een belangrijke vergadering, weet iedereen. De Vergadering der Vergaderingen. Maar het draait uit op een teleurstelling. De hongerigen eisen een deel op van onze restjes. Wij weigeren met argumenten als: ‘Ja, dat zou een mooie boel zijn!’ en: ‘Dan nemen jullie de volgende keer weer geen eten mee!’

Dan komt de Ier met een plan. Tijdens een zoektocht naar hout heeft hij in de verte een lichtje gezien. Is het misschien een andere blokhut? Hij stelt een expeditie voor.

De Expeditie van de Dun Gekleden, schampert de Duitse als even later een groepje vrijwilligers de Ier naar buiten volgt, de donkere sneeuwstorm in. Maar de Fransoos heeft medelijden en leent zijn jas uit.

Na een barre tocht van meer dan een uur vinden de hongerigen de bron van het licht. Het is een grote blokhut die wordt bewoond door een Italiaan uit Frankfurt. Hij kocht het stulpje onlangs van een Franse pensionado. De Ier kijkt door een ruitje en ziet een grote tafel boordevol met eten: dikke plakken spek, hompen reuzel, enorme kazen. Aan het plafond hangen gerookte hammen, glanzend van het vet.

Ze kloppen aan. Een vriendelijke en gesoigneerde heer doet open. Hij luistert beleefd naar hun smeekbede om voedsel. Maar helaas, hij kan niets voor ze doen.

“Ik heb een overdaad aan eten in huis, maar het is allemaal ongezond voedsel”, legt hij vaderlijk uit. “Het is veel te vet. U zou er dik en vadsig van worden. Uw aderen zouden dichtslibben. Ga maar terug naar uw eigen hut. Af en toe een dagje vasten is gezond.” Hij slaat de deur dicht.

De terugweg is een helletocht, dwars door de striemende sneeuw, met bevroren vingers en tenen. De Griek wil opgeven. “Ik wil niet terug naar de hut”, schreeuwt hij. “Laat mij alleen naar het dal lopen. Ik red me wel.”

Maar de anderen slepen hem mee. Pas de volgende ochtend bereiken ze totaal verkleumd de blokhut. Daar blijken die nacht de ratten wederom te hebben toegeslagen. Er is geen kruimel eten meer over.

We hebben allemaal honger en niemand van de zeventien heeft nog energie om hout te hakken. ‘s Avonds dooft de kachel en neemt de nietsontziende kou de macht over in onze blokhut.

Het is inmiddels 30 december. Zeventien euroburgers wachten op het onvermijdelijke einde. Ons experiment is faliekant mislukt. Kwam het door de slechte afspraken? Of probeerden we iets wat niet kan: echte samenwerking smeden tussen Europeanen. Ik heb hongerdromen van enorme Amerikaanse hamburgers en bakken vol Chinees afhaaleten. Maar Amerikanen en Chinezen hebben hier niets te zoeken. Dit is het einde. We gaan er aan.

“Ik zie in de verte die Italiaan uit Frankfurt aankomen”, fluistert de Ier, die met zijn laatste krachten uit het raam tuurt. “Met een slee vol spek en ham.” De arme vent, hij ijlt.