Uitzendwerk groeit terwijl regulier werk achterblijft. Een veeg teken?

og nooit draaiden Nederlandse uitzendkrachten zoveel uren als in het tweede kwartaal van dit jaar. Maar liefst 189 miljoen uitzenduren werden er gedraaid. Daarmee is het record uit begin 2008 uit de boeken.

Is de sterke opleving in de uitzendbranche een duidelijke aanwijzing voor het algemene herstel op de Nederlandse arbeidsmarkt? Komt het nu met de totale werkloosheid en werkgelegenheid ook vanzelf goed? Antwoord op die vragen valt niet zomaar te geven.

Allereerst omdat het belang van uitzendwerk al jaren stijgt. In 1995 lag het aantal gewerkte uitzenduren nog rond de 90 miljoen per maand. Gedurende de twintig jaar daarna is dat meer dan verdubbeld. Tijdens recessies viel het aantal uitzenduren fors terug, maar tijdens herstel werd dat verlies meer dan goed gemaakt. Gemiddeld kwamen er ieder jaar sinds 1995 op jaarbasis 3,8% meer uitzenduren bij.

 

Langere trend

Het aantal reguliere werkuren (alle gewerkte uren behalve uitzenduren) stegen gemiddeld ook, maar slechts met 0,6%. Gevolg is dat het aandeel van uitzendwerk in het totale aantal gewerkte uren in Nederland de afgelopen twee decennia opliep van 4,5% in 1995 naar de huidige recordstand van 6,5%. In de grafiek bij dit artikel is te zien dat de snelheid waarmee het aandeel van uitzendwerk op dit moment toeneemt niet duidelijk afwijkt van eerdere perioden met aantrekkende conjunctuur. In de tweede helft van de jaren negentig en tussen 2004 en 2008, nam het belang van uitzendwerk ongeveer net zo snel toe.

Dat suggereert dat het niet zozeer de schrik van de krediet- en eurocrisis is die Nederlandse bedrijven nu vol doet inzetten op uitzendwerk, maar eerder de langere trend van flexibilisering van de arbeidsmarkt die al in de jaren negentig werd ingezet. Markten en technologie veranderen sneller, zodat bedrijven steeds meer behoefte hebben aan flexibel inzetbaar personeel.

Trendbreuk

Als het economische herstel verder doorzet, zou uiteindelijk ook de reguliere arbeidsmarkt weer vaart moeten krijgen. Maar zover is het nu nog niet. Het aantal regulier gewerkte uren lag ook in het tweede kwartaal van 2015 nog onder het niveau van een jaar eerder. De krimp van ruim een half procent was ongeveer gelijk aan die in het eerste kwartaal. Voor jaar-op-jaar groei van regulier werk moeten we terug naar eind 2011. Er is al dertien kwartalen op rij sprake van krimp.

Het aantal uitzenduren begon al in het laatste kwartaal van 2013 weer stevig te groeien. Krimp was er slechts in vier van de afgelopen twintig kwartalen. Dit verschil tussen uitzendwerk en regulier werkt is behoorlijk extreem, en lijkt daarom te duiden op een trendbreuk. Kan de werkgelegenheid in Nederland alleen nog maar stijgen via uitzendbaantjes?

Ergste achter de rug?

Dat zou een griezelige conclusie zijn. Maar gelukkig is het nog veel te vroeg voor een oordeel. Vergeleken met eerdere recessies lijkt er nog niet veel aan de hand. Na de recessie van 2003, die volgde op de dotcomcrisis en de aanslagen van 9/11, duurde het maar liefst elf kwartalen voordat het aantal reguliere werkuren weer begon te groeien. Op dit moment zitten we pas zes kwartalen na het einde van de laatste recessie. De economie ging eind 2013 weer te groeien, het is nu dus nog te vroeg voor grote zorgen over de aanhoudende krimp van regulier werk.

Na het einde van de recessie van 2003 duurde het drie kwartalen voordat het aantal uitzenduren weer toenam. Dat ziet er nu beter uit. Toen de economie na de eurocrisis weer ging groeien, zat er ook direct weer groei in het uitzendwerk. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat het reguliere werk ook sneller herstelt dan in 2003.

Maar zo wonderbaarlijk als het herstel na de kredietcrisis van 2009, zal het nu niet worden. Binnen enkele kwartalen begon toen zowel het reguliere als het uitzendwerk weer te groeien. Bedrijven dachten toen dat het ergste achter de rug was. Die fout maakt men vast niet nog een keer.