Nederlanders kunnen goed rekenen, maar doen er te weinig mee

Wij zijn goed met cijfers. We snappen rekensommen beter dan de Noren, zijn slimmer met wiskundige problemen dan de Duitsers en kunnen beter omgaan met complexe, getalsmatige informatie dan de Britten. Met onze rekenvaardigheden lopen we mijlenver voor op de Ieren, Italianen, Spanjaarden en — opvallend — Amerikanen. Alleen Japanners en Finnen zijn net wat handiger met getallen dan wij.

Deze fraaie score voor Nederland blijkt uit een grootschalig onderzoek onder volwassenen, waarvan de resultaten in 2013 werden gepubliceerd. ‘Programme for the International Assessment of Adult Compentencies’ (PIAAC) was de naam van dit veldonderzoek naar de vaardigheden van inwoners van 23 verschillende landen. Behalve dat men de numerieke en wiskundige vaardigheden testte, onderzocht men ook de taalkundige. Op dat gebied doet Nederland het nog iets beter. Alleen in Japan en Finland zijn volwassenen nog handiger met taal.

Het PIAAC heeft een unieke dataset met informatie over vaardigheden opgeleverd die langzamerhand zijn weg vindt in ander onderzoek. Een goed voorbeeld daarvan is te vinden in de nieuwste Employment Outlook van de Oeso, die deze zomer verscheen. Daarin wordt een verband gelegd tussen rekenvaardigheden en loonongelijkheid, die juist voor Nederland een opvallende uitkomst heeft.

Allereerst vinden de onderzoekers van de Oeso een duidelijk verband tussen de verdeling van rekenvaardigheden in een land, en die van de lonen. In landen waar de ene werknemer veel bedrevener is in het oplossen van cijfermatige problemen dan de ander, lopen de lonen ook meer uiteen. In de VS, bijvoorbeeld, laten de rekentests grote verschillen zien en zijn de lonen ongelijk verdeeld. Als de Amerikaanse verschillen in vaardigheden naar het gemiddelde van de onderzochte landen worden gebracht, dan zou de loonongelijkheid 4% kunnen afnemen, voorspellen de onderzoekers.

Dat verklaart ook waarom in Nederland de loonverschillen relatief klein zijn. Het verschil in rekenvaardigheid tussen de beste en minste 10% van de volwassen bevolking is bij ons kleiner dan in veel andere landen. Daardoor — zo luidt althans de theorie — is de concurrentie om de banen waar behendigheid met getallen en wiskunde wordt gevraagd, groter en zijn de lonen in die beroepen minder excessief.

Maar toch krijgt juist Nederland een grote opdracht mee van de Oeso. Juist in ons land is het mogelijk om de loonsongelijkheid verder terug te dringen. Daarvoor zijn geen nieuwe belastingen of toelages nodig, maar een beter werkende arbeidsmarkt. Nederland slaagt er namelijk niet goed in om de vaardigheden en banen goed te matchen.

In het PIAAC-onderzoek wordt bekeken in hoeverre werknemers hun vaardigheden gebruiken op hun werk. Je kunt wel zeer bedreven zijn in het maken van spreadsheets en het oplossen van wiskundige problemen, maar als je tijdens werktijd vooral bezig bent met vergaderen, heb je daar niet veel aan. En de werkgever evenmin. Juist in Nederland blijkt het daar vaak mis te gaan. Slechts in enkele landen (België, Italië) doen werknemers nog minder met hun vaardigheden. In Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de VS – waar de rekenvaardigheid gemiddeld lager ligt – zet men het beschikbare talent beter in. Finland heeft een hoog gemiddeld niveau én slaagt er zeer goed in dat ook tijdens werktijden te benutten. Ook in Zweden en Noorwegen zet men de vaardigheden van werknemers beter in.

Schermafbeelding 2015-08-16 om 22.15.48

Nederlanders zijn dus slim, maar vooral buiten kantooruren. Daardoor is de spoeling voor werkgevers kunstmatig dun, waardoor de loonverschillen groter zijn dan nodig. Als Nederland erin zou slagen vaardigheden en banen beter te matchen, zou de inkomensongelijkheid nog verder dalen. De Gini-coëfficiënt, een veelgebruikte ongelijkheidsmaatstaf, zou bijna 8% lager liggen. In geen van de onderzochte landen was het percentage hoger.

Wie zich zorgen maakt over de loonsongelijkheid in Nederland, hoeft dus niet direct te grijpen naar botte middelen als belasting en subsidie. Betere werving en selectie, nauwkeurig HR-beleid, optimaliseren van carrièreplanning en andere manieren om het selectieproces op de arbeidsmarkt te verbeteren, zouden wel eens veel effectiever kunnen zijn.