Jan Tinbergen en de klimaattafels

Onze eerste econoom was meteen ook de beste. Jan Tinbergen (1903-1994) leerde de wereld rekenen met macro-economische modellen, stond aan de basis van de econometrie, stichtte het Centraal Planbureau en won in 1969 de allereerste Nobelprijs voor de Economie. Knappe poldereconoom die hem dat nog nadoet.

Behalve een Nobelprijs kreeg Tinbergen ook z’n eigen economische wet: de Tinbergenregel. Die regel stelt: wie economisch beleid wil voeren heeft net zo veel beleidsinstrumenten als doelstellingen nodig. Of anders geformuleerd: wie minder instrumenten heeft dan doelstellingen, zal moeten kiezen welk doel het belangrijkste is. De Tinbergenregel laat bijvoorbeeld zien dat de centrale bank (met alleen het monetaire instrument) niet tegelijkertijd lage inflatie en hoge economische groei kan nastreven. Voor lage inflatie is hoge rente nodig, maar voor hoge groei juist lage rente. Twee doelstellingen nastreven met slechts één instrument zal nooit lukken.

Het is een briljante theorie. Maar misschien heeft Nederland wel te veel geluisterd naar Tinbergen. We zien nu overal een tekort aan instrumenten, ook waar er een overschot is. Dat is in elk geval de enige manier waarop ik de discussie over klimaatbeleid begrijp.

Nederland heeft in Parijs afgesproken om de opwarming van de aarde onder de twee graden te houden. Op dit moment wordt aan zogenaamde ‘klimaattafels’ gebrainstormd over het beleid dat bij die belofte hoort. Iedereen van het gas, de zee vol windmolens, het land vol zonnepanelen, alle huizen geïsoleerd en ieder een elektrische auto.

Maar wie moet dat gaan betalen? De lage inkomens natuurlijk! Arme huishoudens wonen in oude huizen, rijden in oude autootjes en kunnen nu de energiebelasting al niet betalen. Rijk Nederland laat gewoon de spouwmuur vol purren, koopt een Tesla en is in een keer Parijs-proof.

De energietransitie leidt tot nieuwe armoede en nieuwe inkomensongelijkheid, vrezen zowel columnisten op rechts (zie René Cuperus deze week in de Volkskrant, waar hij klimaat de ‘nieuwe klassenstrijd’ noemt), als ngo’s op links (zie Milieudefensie, die actief ijvert voor klimaatbeleid dat de lage inkomens spaart). Alsof de Nederlandse overheid maar één instrument heeft waarmee zowel de inkomensongelijkheid als de klimaatverandering bestreden moet worden. Alsof de Tinbergenregel hier bindend zou zijn.

Het tegendeel is waar: we kunnen in Nederland hard klimaatbeleid voeren én tegelijkertijd een eerlijke inkomensverdeling nastreven. Er zijn instrumenten genoeg — subsidies, uitkeringen, toeslagen — om de inkomensverdeling te kiezen die men wenst, ook als het klimaatbeleid arm meer treft dan rijk.

Los aan de klimaattafels het klimaatprobleem op. En daarna met andere instrumenten de eventueel ontstane inkomensongelijkheid. Ook Tinbergen zou dat een goed idee vinden.

(FD)