Het nieuwe pensioengat: in 2040 komen we een kwart miljoen mensen tekort

Het pensioenakkoord is getekend, maar de polder kan nog lang niet met vakantie. Er zijn nog veel losse eindjes waar werkgevers, werknemers en andere belanghebbenden zich de komende tijd over moeten buigen. Het grote vergaderen begint pas nu.

Zo moet aan de cao-tafel bepaald worden hoe de nieuwe regeling voor zware beroepen eruit gaat zien. Een speciale stuurgroep gaat uitvogelen hoe 40-plussers voor de afschaffing van de doorsneepremie gecompenseerd gaan worden. De Stichting van de Arbeid mag zich gaan buigen over het probleem van de ‘witte vlekken’, werknemers met te weinig pensioenopbouw. En ook voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen is nader overleg nodig. Zet de kannen koffie maar klaar in de vergaderzaaltjes, want dit kan allemaal nog best even duren.

En dan ontbreekt er volgens mij zelfs nog een overleg. De polder moet snel gaan praten over een gevolg van het pensioenakkoord, waarvoor tot nu toe nauwelijks aandacht is geweest: de daling van het potentiële arbeidsaanbod. Dat probleem is weer springlevend en verdient aandacht van sociale partners en de politiek.

Vrees voor toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt was altijd een van de betere redenen om de AOW-leeftijd flink op te krikken. In de discussies ging het vooral om de betaalbaarheid van de AOW, maar de ‘werkbaarheid’, was minstens zo belangrijk. Door de vergrijzing daalt het aantal mensen in de werkzame leeftijd de komende decennia. Langer doorwerken is een van de manieren om hier mee om te gaan en te voorkomen dat de Nederlandse economie vastloopt in langdurige en structurele arbeidsschaarste.

De grafieken hieronder laten zien hoe hard de stijging van de AOW-leeftijd nodig is. Ze zijn gebaseerd op eigen berekeningen met als input de recentste bevolkingsprognose van het CBS en de verwachtingen over de toekomstige AOW-leeftijd die het Ministerie van Sociale Zaken onlangs naar buiten bracht.

Wat zou er gebeuren als de AOW-leeftijd vanaf 2019 niet meer zou stijgen? Dan zou het aantal Nederlanders in de werkzame leeftijd (ik neem daarvoor: iedereen tussen 20 jaar en de AOW-leeftijd) de komende decennia fors dalen. Anno 2019 zijn er iets meer dan 10,4 miljoen mensen in Nederland in die leeftijdsgroep. Zouden we de AOW-leeftijd vastzetten op de huidige 66 jaar en vier maanden, dan krimpt dit potentiële arbeidsaanbod naar minder dan 10 miljoen in 2035. Vijf jaar later zal het aantal mensen in de werkzame leeftijd zelfs 600.000 lager liggen dan nu. In de tweede helft van de eeuw neemt het tekort weer iets af.

Wie wil dat de AOW-leeftijd niet verder stijgt, moet dus een oplossing vinden voor deze structurele daling van de potentiële beroepsbevolking. De arbeidsmarkt is nu al zo krap, terwijl de daling nog niet eens begonnen is. Dat lijkt dus onbegonnen werk.

Vandaar dat tijdens Rutte II de snelheid waarmee de AOW-leeftijd oploopt, juist flink werd opgevoerd. Volgens dat tempo zou de potentiële beroepsbevolking tussen pakweg 2035 en 2050 nog wel dalen, maar nooit serieus onder het niveau van 2019 komen. Stagnatie was niet te voorkomen, regelrechte krimp wel.

Maar in het pensioenakkoord neemt men weer gas terug. De AOW-leeftijd gaat nog wel omhoog met de levensverwachting, maar niet meer zo ‘hysterisch’, in de woorden van de premier. Het gevolg is dat het aantal mensen tussen 20 jaar en de AOW-leeftijd toch weer gaat dalen. In 2040 is de potentiële beroepsbevolking een kwart miljoen kleiner van nu. Pas in 2050 zijn we weer op het niveau van 2019.

 

Werk aan de winkel dus voor een nieuwe Stuurgroep Krimpende Beroepsbevolking. Hoe gaat Nederland met deze nu onvermijdelijke arbeidskrapte om? Komen er grote investeringssubsidies voor bedrijven die robotiseren en automatiseren? Gaan we vol in de aanval op de deeltijdcultuur? Moeten de grenzen open voor een kwart miljoen nieuwe arbeidsmigranten? Het lijken me behoorlijk belangrijke vragen. In elk geval minstens zo belangrijk als de premiecompensatie van 40-plussers en de witte vlekken in de pensioendeelname.

(FD)