EINDEJAARSFEUILLETON 2015: Disruptie!

Nieuwe technologie bedreigt alle sectoren. Wie niet meegaat, is gezien. Dat beseft ook de kersverse directeur-grootaandeelhouder van De Vries Flensmoeren BV. Maar hij besluit er wat aan te doen.

Deel 1: Smart Industry

(Illustraties: Erik Varekamp)

Als ik hem zie bewegen, weet ik dat ik hem wil hebben. Sierlijk en voorzichtig, maar ook doelgericht en snel. Precisie en brute kracht in perfect harmonie. Ik ben op slag verliefd. Deze palletiseerrobot is voor mij!

Of beter: voor mijn bedrijf. Voorheen het bedrijf van mijn vader. De Vries Flensmoeren BV, staat er op de gevel. De oorspronkelijke naamgever is er sinds kort niet meer; ik heb de zaak vrij plotseling moeten overnemen. Al veertig jaar maakt De Vries Flensmoeren de beste flensmoeren van Europa. Nee, van de wereld. We maken ze verzinkt, van roestvrijstaal, van messing en zelfs van kunststof. Allemaal keurig ISO-gecertificeerd, en van alle mogelijke Duitse keurmerken voorzien.

Maar kwaliteit lijkt al minder te gelden op de huidige wereldmarkt. Aziatische concurrenten maken matige moeren, die zo’n factor vijf goedkoper zijn. We verliezen snel marktaandeel. Eerlijk gezegd zijn we op deze manier binnen een half jaar failliet. De kas is leeg.

Daarom heb ik besloten dat we het roer radicaal omgooien. Ik neem de week tussen kerst en nieuwjaar vrij, om te zoeken naar de nieuwste technologie en een revolutionair nieuw businessmodel. De zaak laat ik in de tussentijd in de goede handen van Peter, vaders oude verkoper: hondstrouw, maar ook onverdraaglijk conservatief. Hij vindt mijn zoektocht verspilde moeite, en heeft me hoofdschuddend uitgezwaaid.

Maar ik weet dat we geen keuze hebben. Onze flensmoerenfabriek moet een ‘smart factory’ worden, volledig gerobotiseerd, geautomatiseerd en een integraal onderdeel van het ‘internet der dingen’. Dat is me tijdens een recente sectorbijeenkomst nog eens goed ingewreven door die vriendelijke mevrouw van werkgeversorganisatie FME. De fabriek van morgen is een ‘network centric production system’ zei ze. Ze vertelde dat we allemaal mee moeten doen met de ‘value chain participation’.

Toen ze ons opriep om toch vooral radicale nieuwe productproposities, te ontwikkelen, ging het me even duizelen. Maar gelukkig legde de enthousiaste spreekster het uit: we moeten allemaal een UPPS gaan ‘designen’; een ‘Ultra Personalized Product en Service’.

“UPPS, UPPS, UPPS”, scandeerde ik, samen met honderd andere directeuren van kleine Nederlandse metaalbedrijfjes. We schreeuwden tot onze kelen schor waren en onze hersens duizelden van de fantastische toekomst die we nu voor het eerst voor ons zagen. Een toekomst waarin we onze administratie doen in ‘secure connected data gardens’ en we onze kennis delen via ‘online knowledge crowd surfing’!

Die nacht sliep ik niet. Ik moet een robot kopen! Ik moet een robot kopen! Het maalde urenlang door mijn hoofd. De Vries Flensmoeren is straks een network centric smart factory met value chain participation. En al onze flensmoeren worden UPPS!

Daarom loop ik nu op de immense vloer van de Automatica-beurs in München. Overal zwaaien grote en kleine robotarmen. Ze grijpen, pakken, tillen, stapelen, lassen, frezen, assembleren met een precisie en snelheid waar geen mens aan kan tippen.

Daar staan de indrukwekkende oranje robots van het Duitse Kuka Robotics. ‘Schneller. Höher. Weiter’, lees ik op palletiseerrobot KR240. Ik koop er een. Nee, ik koop er meteen twee! Dan hoeven we nooit meer zelf dozen met moeren te stapelen. Ze gaan morgen per krat naar Peter. Die zal ze direct aan het werk zetten.

Want ikzelf moet door op mijn reis. Ik moet op zoek naar geld. De KR240 is snel, hoog en ver, maar vooral schrikbarend duur.

 

Deel 2: Fintech

‘Naar de bank? Ben je gestoord?’ De financieel adviseur lacht me hartelijk uit. Hij is zojuist aan komen rijden in een nachtblauwe Tesla. ‘Modelletje S P90 Ludicrous’, legt hij uit. ‘Trekt belachelijk snel op. Als ik het pedaal intrap, liggen je ingewanden op de achterbank.’ Hij lacht om z’n grap. ‘Een geweldig disruptief wagentje. Zelfrijdend, en ook nog goed voor je duurzame imago. Man, je moet er ook een nemen!’

Ik knik maar. Hij weet toch dat mijn geld bijna op is? Met de recente aanschaf van twee Duitse robots heeft de kas van De Vries Flensmoeren de bodem bereikt. Ik wil geen Tesla, ik wil financiering. Maar daarvoor moet ik blijkbaar niet bij de bank zijn.

‘De bank is dood’, legt de adviseur uit. Hij noemt zichzelf trouwens geen adviseur maar ‘Disruptive Finmediator’. ‘Zeg maar DF’. Hij vervolgt: ‘De bank is een nutteloze tussenpersoon, die snijden we er tussen uit. ‘We gaan jouw geld helemaal P2P ophalen, we gaan crowdfunden!’

Hij duwt me in z’n elektrische wagen en we racen zonder handen naar de Cabellero-fabriek in Den Haag. ‘Dutch Fintech Hacketon‘, lees ik op een banier bij de ingang van de oude sigarettenfabriek. Binnen is een grote ruimte met de muren van kaal cementwerk en een vloer van kapot beton. Ik struikel over de dikke stroomkabels die naar tafels vol computers leiden.

‘Hi’, zegt een twintiger met een enorme baard als ik bij een tafel blijf staan. ‘Wij zijn Qnub. Wij zijn geen bank. Wij zijn een digital payment solution. Heb je onze app al gedownload? Dan kun je voortaan betalen met emoji’s.’

Ik wil vragen wat een emoji is, maar DF trekt me mee. Hij loopt naar een studio in de hoek, waar naast een groen scherm en een camera, een verveeld meisje staat. ‘BitFundr.com’, lees ik op haar T-shirt.

‘Hier gaan we bitcoins ophalen’, zegt DF. Het enige echte geld. Al het andere geld is een piramidespel. Ik heb daar laatst een toneelstuk over gezien, dus het is zo.

“Maar waarom zou iemand mij bitcoins geven?” sputter ik tegen.

‘Door je filmpje’, antwoordt de DF. ‘Je krijgt bitcoins als je een aansprekende video maakt. Zo werkt crowdfunding. Jaarcijfers, onderpand, due diligence — het is allemaal niet nodig, als je maar een leuk filmpje hebt.’

Die middag werken we aan mijn video. Ik moet een trui met capuchon aan, kijk vanuit een virtuele huiskamer opgewekt de camera in en spreek mijn tekst:

‘We hebben het allemaal wel eens meegemaakt: iets wat vast hoort te zitten, gaat toch los. Je stuur schiet van je fiets. Een wiel valt van je auto. Ik heb jarenlang nagedacht over een oplossing. Dit is ‘m: de Flensmoer. ’s Werelds eerste moer die echt blijft zitten!’

Dan volgen een paar minuten met beelden van willekeurige Amerikaanse mensen, op een fiets en in een auto, die elkaar gelukzalig aankijken. ‘Stockmateriaal’, legt DF uit. ‘Gebruikt iedereen.’ Een uur later staat het filmpje op de site van BitFundr.

‘Project: iFlens. Goal: 50.000 BTC. Backers: 0’, lees ik ’s avonds op mijn hotelkamer. “Wacht maar tot dit viral gaat!”, had DF me toe geroepen, vlak voor hij in zijn Tesla stapte.

Ik bel naar Peter maar krijg zijn voicemail. Waar is hij? Draait mijn flensmoerenfabriek nog wel? ‘Binnenkort is er weer geld’, spreek ik in. ‘Echt geld. Echte bitcoins.’

Deel 3: Het start-up congres

Ik ben oud. Ik ben voorbij. Ik ben helemaal niet klaar voor deze eeuw. De reden? Ik heb al een bedrijf. Dat is een groot nadeel, want binnenkort wordt mijn bedrijf gedisrupt door een start-up die met twee laptops en een app, mijn hele business vermoordt.

‘Denk aan Uber, denk aan Airbnb’, buldert de bevlogen spreker op het podium. ‘Zonder zelf een taxi te bezitten, maakte Uber alle taxicentrales overbodig. En zonder een hotel op de balans, werd Airbnb de schrik van iedere hotelketen. Dat gaat jullie ook overkomen! Voor je het weet ben je totaal irrelevant.’

De zaal siddert en ik huiver mee. Het is voor bestaande bedrijven geen pretje, deze ‘Startup Orgy’. (Ja, de naam van het congres verbaasde mij ook.) Maar dit is echt de ‘place to be’. Ik ben hier omdat mijn bedrijf niet alleen nieuwe technologie (robots!), nieuw geld (bitcoins!) maar vooral een nieuw businessmodel nodig heeft.

‘Elk bedrijf moet de start-upcultuur omarmen’, las ik in de folder van het congres. ‘Elk bedrijf moet zichzelf continu challengen, in een constante en oneindige flux. Want start-up is geen fase, start-up is een mentaliteit.’

Geen idee wat dat allemaal betekent voor De Vries Flensmoeren, dus schrijf ik aandachtig mee met de keynotesprekers van de dag. Eerst hebben we geluisterd naar de speciale ambassadeur van de StartupDelta: mevrouw Neelie Kroes. Zij wil een start-uphub en een start-upvisum en vooral veel start-upincubators, voor een beter start-up-ecosysteem in de Nederland. En daarna, zo legt ze uit, moeten alle start-ups zo snel mogelijk scale-ups worden en dan doorgroeien naar unicorn.

Het duizelt mij. Wat is in vredesnaam een unicorn? Ik vraag het mijn buurman die een goed gecoiffeerde hipsterbaard draagt, dus het antwoord weet. Een unicorn, zo blijkt, is een verlieslatend bedrijf, zonder veel omzet of personeel, dat in een razend tempo het geld van investeerders verbrandt, maar juist daardoor een marktwaarde heeft van meer dan een miljard dollar. Ik snap er niets van, maar knik mijn buurman begrijpend toe.

Na Kroes volgt de bevlogen spreker die ons bulderend waarschuwt voor Uber en Airbnb. Ik probeer mij een digitale aanbieder van flensmoeren voor te stellen die, zonder fabriek of voorraden, mijn bedrijf disrupt. Maar er vormt zich geen beeld.

‘Denk je dat jouw bedrijf, jouw sector immuun is voor de totale disruptie?’ brult de spreker. Ik zit direct rechtop. Heeft hij het tegen mij? Nee, hij praat nog steeds tegen de hele zaal. ‘Als je dat denkt, dan heb je pas echt een probleem. Want alles verandert. De wereld explodeert van digitaal potentieel. De wereld transformeert. De wereld is in beta.’

Het grote scherm achter hem, waarop tot nu toe, in vrij willekeurige volgorde, beelden van robots, 3D-printers, drones, zelfdenkende koelkasten en kamerthermostaten met internetaansluiting werden vertoond, wordt nu helemaal zwart. Dan verschijnt er langzaam, in bloedrode hoofdletters: THE WORLD IS IN BETA.

De spreker schreeuwt ons nu op staccatotoon toe: ‘De! Wereld! Is! In! Bèta!’ Hij blijft de woorden herhalen. Er gaat een hallucinerende werking van uit. De zaal – ik ook – wordt meegezogen, en scandeert de woorden minutenlang mee.

En opeens, half in trance, weet ik wat ik moet doen. Ik zal De Vries Flensmoeren in stukken breken. In twintig nieuwe start-ups, die elkaar constant challengen en disrupten. Ik word mijn eigen uitdager! Ik omarm de start-upcultuur!

Deel 4: Slot

Mijn roes duurt tot diep in de nacht. De Vries Flensmoeren gaat zichzelf disrupten door het bedrijf in twintig start-ups op te breken. Geniaal! In mijn hotel teken ik de eerste schetsen voor het nieuwe businessmodel en mail ze naar Peter. Kan hij alvast beginnen met het in stukken hakken van het bedrijf. Later vandaag, als ik terug ben, zal ik hem verder instrueren.

Maar eerst heb ik nog een laatste vraag te beantwoorden. Ik heb nu robots, ik heb bitcoins (althans, die gaan binnenkort binnenstromen) en een start-upcultuur. Maar ik weet nog niet wat onze fabriek moet produceren. Daar wil ik vanochtend achter zien te komen, als ik een bezoek breng aan Singularity University Nederland.

De jongeman die ik daar spreek heeft een klein snorretje en een nog kleiner sikje. Z’n hoofd is volkomen haarloos. ‘Nee’, zegt hij, nadat ik hem hebt verteld over mijn bedrijf. ‘Jij maakt geen flensmoeren.’ Hij laat een betekenisvolle pauze vallen en vervolgt: ‘Jij zorgt dat mensen dingen aan elkaar vast kunnen maken. Dat is geen product. Dat is een dienst. Jij moet geen moeren verkopen, maar bevestiging verhuren. De dienst is het product!’

Dat is het laatste stukje van de puzzel. Ik zie de toekomst van De Vries Flensmoeren nu haarscherp voor me: tientallen start-ups disrupten elkaar binnen een Network Centric Production System, waarin gecrowdfunde robots dienstverlenende flensmoeren produceren, die de klant niet koopt, maar huurt.

Opgetogen rij ik terug naar de zaak. Missie volbracht. De failliete boedel van mijn vader is gered. Onderweg krijg ik nog een ingeving. Ik mail aan Peter: ‘We moeten afscheid nemen van oude klanten. Die gaan zelf ook gedisrupt worden. Voor hen is geen toekomst. Zoek nieuwe klanten die ook beseffen dat De Wereld in Bèta is.’

Er valt lichte sneeuw als ik twee uur later het terrein van De Vries Flensmoeren b.v. op draai. Toch is er veel volk buiten. Ik zie mensen in blauwe overalls, met blije gezichten. Er hangen vlaggen en slingers. De fanfare uit het dorp speelt en ik zie zelfs wat vroeg vuurwerk. Op een spandoek lees ik ‘De Vries Flensmoeren is gered!’ en word warm van binnen. Inderdaad: ik heb mijn bedrijf gered.

Als ik uitstap, vliegt Penny van de receptie me meteen om de nek. ‘Wat heerlijk, hè meneer, dat we gered zijn. Nou, ik heb ‘m geknepen hoor!’ Ik wil haar uitleggen dat er nog veel offers gebracht moeten worden, als ze vervolgt: ‘Dat heeft Peter toch maar mooi geflikt.’

Peter? Hoezo Peter? Dan kijk ik achter haar en zie waar het spandoek aan vast is gemaakt: twee grote kratten die buiten voor de fabriek staan. ‘Kuka KR240’ staat er in grote letter op gestempeld. Mijn robots! Heeft niemand ze uitgepakt en aan het werk gezet? Er loopt een man onder het spandoek door. Hij komt door de sneeuw op mij af met zijn hand uitgestoken. Peter!

‘Het is gelukt’, zegt hij. ‘De order is binnen. De komende tien jaar is De Vries Flensmoeren de enige leverancier van de grootste machinebouwer in Duitsland. Ze kozen ons omdat wij ouderwetse kwaliteit leveren. De beste flensmoeren van de wereld.’

Ik zwijg.

Peter zegt: ‘Sorry, trouwens dat ik afgelopen week slecht bereikbaar was. Ik was steeds is Duitsland voor de contractbespreking.’

En dan: ‘Maar hoe was uw reis?’

‘Ach’, zeg ik. ‘Niets bijzonders.’